GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Karakter.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Karakter.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Het karakter wordt voor een deel uit ons kennen en denken opgebouwd. Reeds deze twee ondergaan in den overgangsleeftijd allerlei veranderingen.

Ten eerste is het nu de periode, dat het kennen in hO'Oger zin in actie komt. Ons innerlijk leven trekt naar de wereld buiten ons heen en begint deze denkend-kennend te ontdekken en al verder te veroveren. De heele wereld verandert voor ons van gedaante. Wij zien haar, zooals wij haar voor dezen nog nooit hadden gezien. Wij leven dan — en ziet hier toch ook nog het kind in ons — in d^ naïeve veronderstelling, dat wat vooir ons nieuw is, het ook in de werkelijkheid is en dit althans voor onze omgeving behoort te wezen. Vandaar in deai regel het hoog© zelfgevoel bij jongere menschen. Zij overschatten de beteekenis van hun eigen ontdekkingen; en zien daarom de Anderen en vooral de ouderen voor dom en dwaas, bekrompen en achterlijk aain.

Deze minder vriendelijke houding tegenover d© voorafgaande generatie wordt begunstigd door een tweede verandering. Terwijl het kennen van het kind zich meer als waarneming op de voorwerpen afzonderlijk richt, zoekt het denken van den puber meer het algemeene. Hij begint te abstraheeren en. te combineeren. Hfj gaat vragen naar het waartoe en waarom der dingen. Hij heeft bovendien zijn onbepaald kindervertrouwen afgelegd en beoordeelt menschen en gebruiken naar de maatstaven, die hij goed acht. Niemand of niets wordt hiervan uitgezonderd. Van voorzichtigheid en behoedzaamheid in het oordeel geen sprake. Verzachtende omstandigheden komen niet in aanmerking.

Radicaal wordt het vonnis gestreken. Voeg daarbij, dat het denken van den puber werkelijk niet zoo. eerlijk en consequent is, als hij zelf meent, doch gedrenkt is met zijn nog onbeheerschte gevoel, en gij zult verstaan, dat de jeugd nu niet bepaald de meest rechtvaardige en barmhartige rechtbank genoemd kan worden. Zij leven meer, zij 'took te goeder trouw, op hun sympathieën en antipathieën, dan op een objectieve, beginselvast© beoordeeling. Met den een dwepen zij bovenmatig.

Maar anderen worden even alisoluut, zonder eenigen vorm van proces, als minderwaardig op den mesthoop geworpen, 't Is de periode van „veel kritiek, maar weinig kritischen zin".

Nog een derde verandering voltrekt zich in het ken-en denkleven. Terwijl d© ontwikkeling van het mechanische geheugen zich tegen 't ©ind van d© puberteit gaat afsluiten, begint die van de fantasie thans eerst recht door te zetten. De puber maakt zich langzamerhand van zijn kindsheid los en richt zich nu uitsluitend op d© toekomst. Wel is waar is ook bij het jongere kind de fantasie sterk ontwikkeld. Desniettemin is er een belangrijk verschil. Het kind fantaseert het klein© wereldje, waarin het zelf leeft, tot een andere, en in den regel in die van de groote menschen om. Maar d© puber heeft met de wereld en zijn omgeving afgerekend. Hij bouwt zich een geheel nieuwe wereld, waarin z ij n droomen en z ij n idealen verwezenhjkt zullen zijn.

Gegeven deze feiten, laat het zich verstaan, dat het heel wat kosten zal, eerdat zich aan deze zijde het karakter behoorlijk heeft g©vormd.

Onze eerste roeping, als ouderen, is, dat wij billijker en nülder over de jeugd oordeelen, dan zij het over ons doet. Hun kritiek gelde voor ons zelf niet in haar volle zwaarte. Als zij m©t htm bezwaren los komen, laten vrij hen dan niet terstond met een veroordeelend vonnis te lijf gaan, doch bij onszelf er mee rekenen, dat zij nog kinderen zijn en intusschen hen zelf als volwassenen en met vollen ernst behandelen. Het zou overbodig geacht mogen worden, deze haast tot gemeenplaats geworden opmerking te maken, indien men het niet af en toe, ook iia de pers en d© kerkelijke vergaderingen nog ontmoette, dat men niet voldoende onderscheidt, of iets door jonge menschen, dan wel door ouderen is geschreven of gedaan.

Indien het ten tweede waar is, dat jonge menschen zoo sterk op hun sympathieën en antipatliieën leven en deswege hun helden en verworpenen hebben, laten wij dan ook met deze eigenaardigheid rekenen. Met al hun kritikasterij zijn zij aan den anderen kant toch ook weer niet zoo onbillijk in hun eischen. Zij vragen van ons het war© en echte, het groote en besliste en dooren-door gave. Zij vragen dit vooral als ze met christenen te doen hebbai; en mogen ze dit niet vragen? De kritiek der jeugd, met al haar eenzijdigheden en onbillijkheden, heeft desniettemin ©en boodschap aan ons, die wij wel ter harte mogen nemen. Wij moeten deze niet kortweg naast ons neerleggen, maar er na.ar staan om ons christelijk geloof in onze omgeving derwijs uit te leven, dat wij hun helden en idealen kunnen zijn.

Met deze liefde tot helden-vereering zullen we ook rekenen in de keuze van onze lectuur. Laten wij hun in handen geven reisbeschrijvingen van beroemde ontdekkers, biografieën van mannen en vrouwen, die, hetzij in het koninkrijk Gods in engeren zin, hetzij in wetenschap of kunst of op eenig ander terrein, werkelijk groot zijn geweest. Maar hun blijve onthouden die lectuur, die hun toch al zoo onwerkelijke zieleleven naar nog grooter onwerkelijkheden en zelfs onmogelijkheden heen voert. En laten wij van hen bannen vooral die romans, die het slecht© als groot ©n g©niaal voor oogen stellen. Het valt niet na t© rekenen, hoezeer de criminaliteit onder de jeugd juist door zulke lectuur toegenomen is.

Ten derde moet de fantasie in de rechte banen geleid. In deze fantasie schuilt zoowel een hel als een hemel. Wie in het toch reeds zoo opstandige, onwerkelijk-idealistische hart der jongeren onheilig zaad werpt, vindt een ontvankelijken bodem. Er is niet veel toe nooSig, om van hen revolutionairen en misdadigers t© maken. Maar veel moeilijker is het, om dit onwerkelijke, droomende idealisme, in een reëel en heilig om te scheppen. Het komt er op aan, om vooral in deze periode in hun ziel idealen in te dragen, waarvoor het waard is, dat een mensch leeft en waarvoor hij, als 't moet, zelfs sterven wïl.

En een idealist is, naar de eerste beteekenis van het woord, een ziener. Hij heeft iets visionairs, iets van een profeet aan zich. Een idealist is de kunstenaar, die in het onbehouwen marmerblok reeds het statige standbeeld ziet en die nu met de weerbarstige steen zóó lang worstelt, totdat hij dit beeld eruit gekregen heeft. Een idealist was daarom Mozes, die in het verachte slaventroepje in Egypte, nochtans koningskinderen, het heilige volk van Jehova ontdekte en di© daarom tot het uiterste worstelde en bad, totdat hij dit koningsvolk te voorschijn gebracht had. Een idealist was daarom Paulus, die in de geestelijk-zedelijk© wereldruïne van zijn tijd een nieuwen tempel, de katholieke wereldkerk zag rijzen, en di© nu zee en water, stad en land afging, totdat deze ook werkelijk was gesticht.

Laten daarom onze jonge menschen idealisten zijn. Hebt uw idealen, waarvoor het waard is om in ijver te ontbranden. Aanvaardt een beginsel, dat verheft en inspireert. Ziet niet alleen met kritische oogen en een onverschillige ziel ons heden aan, maar geeft uw kracht en uw leven er voor om ons uit dit onvolkomen heden verder te br©ng©n.

Intusschen verlaten wij met dit idealism© den. bodem der werkelijkheid niet. Versta ik het goed, dan hoor ik hier verscheiden vragen rijzen. Kan ik mijzelf wel in mijn denken tot een karakter opvoeden? Valt de stroom mijner voorstellingen, de loop van mijn gedachten, de vlucht van mijn verbeelding, onder de heerschappij van mijn wil? Ik verafschuw soms den gang van mijn denken. Kan ik het verhelpen, dat zulk© gedachten, goede maar ook kwade, onverwacht en onbegeerd, bij mij opkomen; dat bepaalde voorstellingen, zelfs onder mijn bidden, in nüj oprijzen; dat soortgelijke droomen telkens weerkeeren, om mijn geest te verontrusten en te verontreinigen?

Om deze vragen te beantwoorden, moeten wij goed onderscheiden. Er bestaat, wat Windelband genoemd heeft, zoowel een denken als een nachdenken, zoowel een onwillekeurig als een gewild denken. En wij zijn het er terstond O'Ver eens, dat dit laatste, opzettelijke denken, staat onder onzen wil. Wij weten het allen: wij kunnen onze aandacht op bepaalde dingen richten of er van aftrekken; uit ons geheugen allerlei beelden en woorden oproepen of deze terugdringen, ©nz.

En ook het eerste, onopzettelijke denken valt niet geheel buiten de heerschappij van onzen vriL Als gij last hebt van onreine droojnen, sluit dan des avonds onder Gods oog een verbond met uzelf. Neemt u zelf beslist voor, om onmiddellijk te ontwaken, wanneer een dergelijke droom in u opkomt. Wie werkelijk wil, kan ook in dit opzicht veel. En als overdag storende gedachten bij u opkomen, heft u' dan terstond op. Breidelt onmiddellijk uw verbeelding. Geeft uw fantasie niet één oogenblik vrij spel. Laat de zonde niet toe, om ook maar één keer de paden van uw hart af te loopen. Heft u zonder eenige aarzeling op en verdrijft het verkeerde, hetzij door een gebed, een schietgebed, hetzij door een krachtig© herinnering aan uw Heiland, hetzij door de herhaling van een of ander woord of gebod der Schrift.

Misleidt voorts uzelf niet. Die verkeerde gedachten schieten niet zoomaar van boven af op u neer. Zij komen van onderen op. Zij zaten al in uw hart. En zij zaten daarom al in uw hart, omdat gij ze vroeger daarin, zelfs met zekere liefde, ' toegelaten en opgenomen hebt. Gij moet daarom niet alles tot u laten ingaan, wat zich uit de wereld bij u aan biedt. Zegt vaarwel de omgeving, verlaat het gezelschap, vermijdt het gesprelc, laat liggen de lectuur, waaruit een woord of gedachte bij u kunnen binnen dringen, die op het oogenblik van het hooren of zien u niet bizonder bewegen, maar die later een zaad blijken, dat in uw hart open breekt en zijn verdorven vrucht levert. Wij wandelen niet als neutralen over de wereld. Wanneer bepaalde gedachten en beelden telkens bij ons opkomen is het ook, wijl vrij, toen ze aan ons voorbij gingen, ons gemoed en hart er voor geopend hebben en ons gevoel er sympathiek tegenover stond. Eenigszins paradoxaal uitgedrukt: wij zien d© dingen, niet zooals zij, maar zooals wij zijn.

Want Eén is er geweest, die met open oogen de wereld rondging en toch zichzelf onbesmet bewaarde. Niet omdat Hij een Stoïcijn was, die zichzelf onaandoenlijk gemaakt had. Wie heeft er zoo fijn en teer en diep gevoeld als Jezus onze Heere? Maar tusschen Zijn geopend hart en deze wereld was nooit overeenstemming. Zijn innerlijk reageerde wel, maar altoos in afwijzing.

En daarom, wie zich in zijn denken tot een christelijk karalüter vormen wil, moet dieper afdalen. Uit het hoofd tot het hart, uit de wereld van het denken tot het gemoed. Geheel overeenkomstig het ook uit zielkundig oogpunt zoo juiste bekende psalmvers: Doorgrond m', en ken mijta hart, o HeerI Is 't geen ik denk niet tot Uw eer? Beproef m', en zie, of mijn gemoed Iets. kwaads, jets onbehoorlijks voed'.

E. D. KRAAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Karakter.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's