GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Emiie (1762) en haar Auteur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Emiie (1762) en haar Auteur.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Rousseau was een gansch ander mensch dan Locke. Tengevolge van zijn eigen-aardig temperament en van zijn gebrek aan opvoeding werd de eerste door de wisselende winden des levens heenen weer geworpen als een schip zonder roer. Innerlijke weerstand had hij weinig. Prafctisch kon hij niets bereiken, daarvoor zocht hij vergoeding in buitensporige beschouwingen. Locke bleef in alles dezelfde, de evenredige, die in mannelijke bezonnenheid alle politieke en kerkelijke stormen het hoofd bood. De omgang met de aanzienlijken maakte hém niet ijdel noch slaafsch. De vervolgingen, die hij te dragen had, verbitterden hèm niet. Hij bleef er naar streven zijn krachten ten goede voor zijn land en volk te gebruiken. Rousseau ontketende door zijn „Contrat Social", zijn Héloïse" en zijn „Emile" de hartstochten der revolutie, maar deed zelf voor het Frankrijk, waarvoor hij schreef, niets.

Over zijn leven en karakter gaan we nu verder iets zeggen, als ten minste van karakter bij een overgevoeligen dubbelmensch gesproken kan worden. Het leven van dezen Savoyeeschen Franschman wentelt om twee middelpimten. De eerste helft, in vogelvlucht de vorige week gezien, is m iGenève en omliggende dorpen afgespeeld. De tweede wordt in Parijs en de plaatsen er om heen geleefd.

In 1742, als dertigjarige, komt hij in Parijs. Zijn relaties brengen hem in kennis met de revolutionnairen: Diderot, D'Alembert, Grimm. Zich geheel bij hen aansluiten kan hij niet. Rousseau heeft nimmer zijn geloof, rustend op zijn gevoel en intuïtie, verloren. Hoe de anderen er over denkem, blijke uit één gezegde van zijn vriend Grimm. In grimmige spot schampert deze over de Drieëenheid: Rousseau illustreer ze maar door drie maitressen tegelijk te nemen. Dat op dergelijke vreesehjke verachting een halve eeuw later niettemin een geestelijke opleving, als het Réveil deed ontwaken, kon volgen, geeft hoop zelfs voor onze tijd. Gods genade vermag veel.

Rousseau geeft zich in Parijs aan de muziek en werkt voor opera en tooneel. Hij zoekt de kennisimaking met invloedrijke dames, in wier salons hij in aanraking kon komen met allerlei personen, die in de wereld van wetenschap en kunst beteekenis hadden. God zet aldus, ter waarschuwing, op zijn weg ook een jong Spaansch edelman Altuna, vroom en vroolijk, rein en plichtgetrouw. Maar diens invloed is slechts kort van duur. Niet Altuna, maar Diderot's krachtige, enthousiaste persoonlijkheid drijft Rousseau. Deze zet hem aan 't beantwoorden der prijsvragen, om aan de in hem levende ideeën vorm te geven. Er is beweerd, dat Rousseau als antwoord op de prijsvraag van Dyon in 1749 de gunstige invloed der Kunsten en Wetenschappen op de zeden beschrijven wilde, doch dat hij op Diderots raad het tegengestelde deed, als meer naam gevend en meer, indruk makend. Hoe het zij, Rousseau kwam onder de indruk van laatstgenoemd inzicht, wat bij een temperament als het zijne, levend op gevoel en indrukken, zeer goed mogelijk is. Voortaan ziet hij zijn weg voor zich. Hij acht zich geroepen tegen het verderf van de zijns inziens oorspronkelijke goedheid der menschelijke natuur op te treden. In eigen leven zal hij zijn streven demonstreeren. De fijne, dure zijden kousen trekt hij uit, zijn degen legt hij af, ook de lange pruik. Hij verkoopt zelfs zijn uurwerk. Het jaargeld, dat Lodewijk XV hem toekent, wijst hij van de hand. De som gelds, die Madame de Pompadour, zoogenaamd voor het afschrijven van muziek zendt, ontvangt ze van hem terug. Hij komt in zijn gewilde eenvoud zóóver, dat hij in een lang Armenisch gewaad, als profeet der somberheid, door Parijs wandelt en veel opzien wekt.

Van zijn vrienden, de Encyclopaedisten, vervreemdt hij aldus. Voor de Encyclopaedie zelf schreef hij artikelen over de muziek. Toch is hij in diepste grond van andere richting dan zij. Zij achten de onwetendheid, Rousseau acht de veelen schijnwetendheid der dagen de oorzaak van verdriet en ellende. Van de personen was hij in geen geval de mindere in geest, en zijn verhouding tot hen is altijd meer die van afhankelijkheid dan van vriendschap geweest. Hij zelf is van de vervreemding de oorzaak. Hij handelt niet en nimmer naar de regel, dat toenadering en genegenheid van beide kanten moet komen. Hij zoekt, gedreven door een steeds groeiend wantrouwen, ja door menschenschuwheid, ja vervolgingswaanzin de eenzaamheid, en hij lijdt er onder zoo te vereenzamen. Thérèse was voor hem een goede vrouw, maar juist nu gevoelt hij, dat ze zijn levensgezellin niet kan wezen in den zin, dat ze zijn levensvervulling is. Haar familie is hem een blok aan het been, plukt hem, benadeelt hem door haar praatjes. Ook deze verwijdert hij van zich. Een uitkomst is het, dat Mme d'Epinay hem de Eremitage als woning aanbiedt. Hier kan hij rustig werken, in de schoone

bosschen die het huis omringen, wandelen en peinzen. Het bezoek en de omgang met de aanzienlijken des lands stelt hij op hooge prijs, doch vindt dat ze hem verwaarloozen. Mme d'Epinay vindt hem eerst een beer, later een moreele dwerg op stelten, een tooneelspeler. Ze verdraagt hem lang. Maar het gaat niet langer. Zijn verliefdheid voor haar schoonzuster, een gehuwde vrouw, geeft groote opschudding. In de winter vap. 1757 moet hij op stel en sprong de Eremitage verlaten. Al weer toont Rousseau zich een adelaar, in zijn buit vastgejaagd. Die buit kan hij niet meenemen de lucht in. Er van loskomen kan hij ook niet. Die buit is zijn loszinnig, tuchteloos leven, is Thérèse en haar familie.

De Maarschalk de Luxembourg, bewoner van het slot te Montmorency, dicht bij de Eremitage, breidt zijn beschermende hand over den daklooze uit. Bij een beambte van den vorst van Condé in een tuinhuis vindt hij een woning. Daar en op het slot is de Emile ontstaan. Jaren lang had hij immers met de arbeid der opvoeding zich in gedachten bezig gehouden. De Mably te Lyon had hij als gouverneur der kinderen gediend. Voor hem had hij een plan ontvouwd. Het, was echter weinig meer dan een omwerking van Locke's gedachten. Zoo nu en dan spreekt hij met zijn vriendinnen over de aard van de kinderen en hun opvoeding. Ook schrijft hij er wel over, maar zijn hart is er niet bij. Eerst als een lieve jonge dame er hem om vraagt, loopt hij warm en zoo verschijnt, na twintig jaren nadenkens en drie jaren werkens, in 1762 het hoofdwerk van zijn leven, wat hij ten slotte ook zijn beste werk acht. Tegelijk openbaart zich echter ook de opkomst van zijn vervolgingswaanzin. De druk van het boek verloopt niet vlot, wat gezien de revolutionnaire inhoud, vooral in religieus opzicht, niemand kan verwonderen. Rousseau meent echter, dat de Jezuïeten er tegen samenspanden en van plan waren zijn werk te vervalschen. De heele wereld zag hij van nu af vaak in complot tegen zich vereenigd. Hij wil zich nog verder terugtrekken. Maar juist dan, acht jaar lang, moet hij, overal verbannen, van plaats tot plaats, buiten Frankrijk zwerven. Wel blijkt, dat men hem liever niet gevangen nam. Hij had machtige beschermers en was de lieveling van het volk. In 1770 durft hij weer in Parijs zich vestigen. Hij is nu, na een liaison van 23 jaar, met Thérèse voor God, de natuur en twee getuigen gehuwd. Zijn Bekentenissen zijn inmiddels geschreven. In de cercles der hoogere standen leest hij gedeelten er van voor. Op verzoek van Mme d'Epinay maakt de politie er een eind aan. Bij de bestaande politieke, democratische spanning kan er niet dan kwaad uit ontstaan, dat het leven der hoogere standen aldus aan de kaak wordt gesteld. Bovendien worden allerlei personen van adel er door geblameerd. In deze auto-biographie richt Rousseau, om zich zelf te verheerlijken, met niets sparende, rauwe openhartigheid een scherpe aanklacht tegen allen met wie hij te doen heeft gehad. Terecht is gewezen op het verschil van deze Confessiones met die van den kerkvader Augustinus. De laatste legt de geheime roerselen van zijn zondig zinnen en streven bloot VOOT het alwetend oog Gods, met diep berouw en doorgaande bede om vergeving. Hij denkt daarbij aan geen menschen. Rousseau vertelt zijn slechüieden onbeschaamd aan de menschheid en wel zóó, dat zijn hoogmoed door iedere reet van zijn mantel gluurt en ieder er in leest, de oratorische vraag, of hij, Rousseau, niet een buitengewoon merkwaardig en interessant mensch is geweest. Zoo heeft Augustinus ten goede, Rousseau ook in dezen ten kwade gewerkt.

In Parijs leeft hij alweer van het overschrijven van muziek. Hij maakt altijd door fouten. Maar de aanzienlijken aanvaarden de copie, om zoo met den „beroemden arbeider" in aanraking te komen en betalen er goed voor. Zijn ontspanning vindt hij in de natuur. Hij studeerde wat botanie, om op zijn wandeHngen des te meer te kunnen genieten.

Maar zijn kwaal van ouds, een blaaslijden, wordt erger. Ook Thérèse raakt aan het sukkelen en zoo zond hij in 1777 een smeekschrift de wereld in om verzorging op zijn ouden dag. De Markies de Girardin noodigde hem uit om op een eilandje van zijn bezitting Ermenonville bij Saint Denis een woning te betrekken. Zijn geesteskrankheid nam inmiddels gaandeweg toe. De zondige gedeeldheid van zijn bestaan, de leugenachtige tegenspraak tusschen zijn denken en schrijven eener-, zijn leven andererzijds wilde hij niet erkennen. Zoo vormde zich een verdrongen complez, dat zich een uitweg baande in Rousseau's meening, dat hij met de wereld óm hem in een gedeeldheid leefde, zoo erg, dat zijn leven nergens zeker was. Na zes weken op Ermenonville te hebben gewoond, de tweede Juli 1778, overleed hij onverwacht. Om dit plotse^ ling einde weefden vermoedens allerlei geheim. Hij zou zich vergiftigd hebben. Doctoren hadden de wonde aan zijn hoofd als een schotwond herkend. Zijn vrienden, die niet konden ontkennen, dat de laatste jaren van Rousseau's leven door zware buien van groote melancholie waren verdonkerd, hielden vol dat een beroerte de oorzaak van zijn dood was geweest, een meening, die meer en meer veld gewonnen heeft.

De emotiezucht van zijn sentimenteele tijd begroef hem in een heldere zomernacht bij mane­ schijn in het eenzame park van Ermenonville, O'p het populiereneiland. In 1794 werd het overschot bijgezet in het Pantheon, naast dat van Voltaire. Ongeloof naast ongeloof, de strijder tegen z.g. onwetendheid naast dien tegen z.g. schijngeleerdheid. Zijn graftombe aldaar toont zijn vuist, die de zware deuren van de moderne tijd op een kier heeft geduwd en de fakkel der verlichting naar buiten steekt. Er zijn veel dooden in hun herinmeringsteekenen gevleid.

STRIKWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Emiie (1762) en haar Auteur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's