GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De klagende moeder in Israël.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De klagende moeder in Israël.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo zegt de Heere: „Er is eene stem gehoord in Rama, eene klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over hare kinderen; zij weigert zich te laten troosten over hare kinderen, omdat zij niet zijn.Zoo zegt de Heere: Bedwing uwe stem van geween, en uwe oogen van tranen: want er is loon voor uwen arbeid, spreekt de Heere; want zij zullen uit des vijands land wederkomen.En er is verwachting voor uwe nakomelingen, spreekt de Heere; want uwe kinderen zullen wederkomen tot hunne landpale. Jeremia 31 ; 15-17.

Rachel, de geliefde vrouw van den patriarch Jakob, heeft in de Heilige Schrift tweeërlei beteekenis: een historische en een symbolische. En in beide vertoont zij hetzelfde type als het beeld der klagende moeder, die weent over haar kinderen.

Zoo wordt zij ons geteekend in de geschiedenis, zóó ook treedt zij op in de profetie.

Heel haar hart gaat er naar uit om moeder te zijn, doch die moedervreugde wordt haar lang onthouden. Daarom gaat zij als Hanna weenend en klagend haar weg.

En als straks, na Jozef, Benjamin wordt geboren, is zij weder de klagende en weenende gestalte, die schreit over haar kinderen, welke door haar sterven de moederlijke liefde en moederlijke zorgen moeten ontberen. Zij is de vrouw, die in haar leven en in haar sterven weent. En de oorzaak van haar smart trekt zich altijd saam op het kind.

Eerst klaagt Rachel er over, dat zij' geen kinderen heeft. En als deze later haar worden geschonken, weent zij, wijl het haar niet vergund wórdt, zélf hen groot te brengen.

Als de klagende moeder treedt Rachel ook door de profetie in de eeuwen op.

Duizend jaren na Rachels verscheiden toch spreekt de Heere door den profeet Jeremia: „Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over hare kinderen; zij weigert zich te laten troosten over hare kindeiren, omdat zij niet zijn".

De profeet noemt Rama, wijl dit juist op de grens lag van de beide rijken Juda en Israël. Daar stort zij haar bittere klacht uit, die in het gansciie gebied der beide rijken wordt gehoord. Zij vergaat van weedom des harten, als de stam van Benja^ min wordt uitgemoord; zij krimpt van smart ineen, als de stoet van gevangenen, na Jeruzalem's verwoesting, te Rama halt houdt, om met nóg anderen vermeerderd te worden en dan in ballingschap te gaan.

Vele eeuwen later treffen wij de weeklagende moeder weer aan, als Herodes, om den Christus te treffen, de kinderkens te B'ethlehem laat vermoorden. Altijd de klagende moeder, omdat haar kinderen telkens in den dood worden geworpen.

Doch naast de diepe smartkreten der klagende moeder in Israël, vernemen wij bij den profeet Jeremia heerlijke troostwoorden, waarmede de Heere haar opricht.

Zoo zegt Jehova: „Bedwing uw stem van geween, en uw oogen van tranen, want er is loon VOOT uw arbeid en er is verwachting voor uw nakomelingen".

Als de Heere Zijn raad o-ver Israël volvoerd zal hebben, zal Hij Rachels zielverterende smartearbeid beloonen, door haar zoo' diep betreurde kinderen te doen wederkeeren. Al schijnen zij allen in den put des doods weg te zinken, toch is er verwachting voor haar nakomelingen. Uit den dood zal het leven voortkomen en wederopstanding uit het graf der ballingschap. Die zwarte doodsdeur, waar beur kinderen door moesten, zal tóch blijken te zijn de poorte tot het leven. En dat alleen door Gods almachtige genade en onkreukbare trouw.

Rachel, de weeklagende moeder over haar kinderen, is het treffend beeld van de gemeente van Christus zelve, wier roeping het is, over haar omdolende en afvallige kinderen weenend de bittere weeklacht te doen uitgaan, met inspanning van al de kracht harer diep bedroefde ziel, opdat zij het hooren mochten en in verootmoediging wederkeeren tot de plaats vanwaar zij zoo jammerlijk zijn afgedwaald.

En vooT deze smart is in de Kerk des Heereo. van ónzen tijd, helaas! overvloedige reden.

Wordt het getal der afvallige zonen en dochteren van Christelijken huize niet al grooter? Zijn er niet in elke gemeente jonge menschen, bij wie de band aan Gods Woord en aan Christus' Kerk, zoo hij al niet gebroken is, toch heeft opgehouden te binden ? Menigeen durft minachten en zelfs bespotten, wat huil ouders heilig en dierbaar is.

Rachel beweende hare kinderen, omdat zij niet meer in hun eigen omgeving, maar in de handen des vijands zich bevonden. Over hoevelen heeft de Kerk ook thans niet te treuren, omdat zij niet zijn, waar ze behoorden te wezen!

Hoe menige moeder treurt in het bijzonder als zij in de samenkomst is, bij de gedachte, dat haiaT dochter, in plaats van óók daar te wezen, in een wereldsche omgeving verkeert. Bij hoevele ouders schrijnt de smart door de ziel, dat hun zoon met een gedoopt voorhoofd openlijk het pad der zonde heeft gekozen, tot smaad voor de Kerk en tot laster van 's Heeren Naam.

Toen een moeder eens schreiende haar smart daarover uitte, kreeg zij het luchtige antwoord : „Och mensch, wij nemen het leven alleen maar wat ruimer en gemakkelijker op dan u!"

Alsof de 'ordinantiën des Heeren van elastiek waren, dat men naar eigen believen kan rekken en krimpen.

Dat toch de Gemeente bij de gedachte aan haar vele kinderen, die de leer hunner moeder met de theorieën des ongeloofs durfden verwisselen; die, inplaats van bij het Kruis van Golgotha te buigen, onder de revolutie-vaandels zich schaarden; dat toch de Gemeente met de ouders, die daarover in rouw gaan, mede treure en bidde. Dat zij toch niet aflate al den dag tot den Heere te roepen, of Hij ze in het hart mocht grijpen, opdat zij als de verloren zoon, tot zichzelf komen en wederkeeren tot do plaats vanwaar ze zijn afgedwaald.

De historie van de klagende moeder in Israël werpt ons de vraag in het hart en op het geweten Oif er in de Kerk wel ernstige arbeid des gebeds is voor den troon der genade met onze jongelingen en joaigedochters, • die in de wildernis der wereld dolen?

Dat toch géén ouder zegge: , , Als ze groot geworden zijn, kan men ze niet meer bij de hand nemen, gelijk een moeder dat doet met haar kleine kind". Of: „Zij zijn nu eenmaal volwassen. Zij moeten het nu zélf maar weten. Ik kan toch niet met kracht en geweld tegen hen te keer gaan, dan haal ik den duivel zélf er nog bij in huis."

Neen, gij kunt ze niet bekeeren, maar gij móógt ze niet lijdelijk overgeven en loslaten.

De ouders en met hen de Kerk behooren ze teeder en erristig op, de ziel gebonden te voelen: biddend en pleitend bij dén God des Verbonds voor hen intredend. Daar mag zegen op worden verwacht.

„Want er is loon op uw arbeid", zegt de Heere. Zeker, indien er voor de afdwalend© en afvallig© doopleden bestendiger en vuriger gebeden werd, er zou verwachting voor hen zijn. Want de Heere is een Hoorder des gebeds. En Hij gedenkt aan Zijn Verbond. Het woord des Heeren tot de klagende moeder in Israël gesproken, is van kracht voor de Kerk, die weent en bidt voor haar afvallige zonen en dochters : „Bedwing uw stem van geween en uw oogen van tranen, want er is loon voor uw arbeid, en er is verwachting voor uw nakomelingen". Een loon, dat alleen uit genade en op 's Heeren tijd wordt geschonken. Nooit mag worden gezegd: „ik kan voor hen niet meer bidden". Een ouder moet voor hen bij den Heere aanhouden tot de laatste ure toe. Menigmaal is het gezien, dat de „vindenstijd" eerst kwam na het versoheiden van vader en moeder. Toen beliefde het den Heere door Zijn almachtige kracht en ondoorgrondelijke barmhartigheid, Ben-oni, het kind der smart, in een Benjamin, een kind des geluks, te veranderen.

Zeker, er is nog verwachting, zoo 'wij in het bidden en werken maar niet vertragen. Bestaat niet een groot deel van de vrucht en den zegen op het Evangelisatie-werk in de terechtbrenging van afgedwaalde zonen en dochters van Christelijken huize? .

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De klagende moeder in Israël.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's