De groei der Gereformeerde Jeugdbeweging.

Ongeveer drie jaar geleden gaf ik in .dit blad een overzicht van den stand der Geref. jJeugdbeweging en het lijkt me niet ondienstig, nu we drie jaar verder zijn, na te gaan , of er in deze beweging nog groei zit, waar die wel is en waar niet, van een en ander de oorzaken , na te gaan en zoo mogelijk aanwijzingen te geven, die tot verbetering kunnen leiden.

Ik hoop, dat de verschillende Bonden in hun diverse rayons winst met deze gegevens zullen doen. I

Wie echter den stand der jeugdbeweging wil nagaan moet daarbij den stand van het kerkelijk leven niet vergeten.

Immers hangt de bloei en ontwikkeling van de één ten nauwste samen met den groei van het andere.

Een opgewekt vereenigingsleven is symptoom van een bloeiend kerkelijk leven. De opvoedende jeugdbonden zijn van het hoogste belang voor de kerk en geluklsig gaan de vooraanstaande mannen en vrouwen in onze kerkelijke wereld meer en meer de waarde beseffen van de principiëele schohng der doopleden.

Laat ik dan eerst mogen beginnen met den groei van onze kerken gedurende de laatste drie jaren. De totaalcijfers van alle leden (belijdende - jdoopleden) waren:

1928:545218.

1931:569145. Toename in 3 jaar 23927. Gemiddeld per jaar IV2 pCt.

1934:594520. Toename in 3 jaar 25375. Gemiddeld per jaar IV2 pCt.

Deze cijfers zijn verblijdend. Ze wijzen op een rustige, gestadige ontwikkeling als gevolg van intense bearbeiding onder den zegen des Heeren.

Wat nu het aantal doop leden betreft zoo bedroeg dit in 1928:289062 of 53 pCt. in 1931:295081 of bijna 52 pCt. in 1934:302277 of bijna 51 pCt.

We mogen deze percentages wel even goed bekijken.

Friesland . Groningen . Drente . . Overljsel . . Gelderland . Utrecht . . N.-Holland . Z.-Holland . Zeeland . K.-Brabant en Limburg Totaal. . . Jung. 1931 4099 3467 1495 2105 1691 1161 2112 4765 973 660 22528 Ver. 1934 4325 3734 1674 2436 1747 1096 2183 5108 llï, 3 699 24135 Meisjes Ver. 1981 2495 2059 925 1189 1258 895 1766 3865 667 564 15683 1934 3334 2767 1258 1619 1653 1098 2244 4830 9-3 642 20388 KnapenVerg. 1931 1208 36 •) 922 57 404 185 744 30 729 18 371 1086 3217 122 665 16 372 10182 1934 1250 79 1043 66 435 53 745 65 883 25 402 13 4 56 3263 62 ms 27 404 10804 Mei Ver 1931 385 23 431 67 179 70 338 374 2-3 6ü6 2241 275 179 5440 sjes 1934 465 29 575 98 353 482 27 596 3':0 669 8 2484 4.2 244 6864 Totaal 1931 8246 7003 3258 4406 4070 2700 5569 14210 2596 1775 53833 1934 9482 8283 3773 5374 4904 2936 6474 15829 31-7 1989 62191 Toename 1236 = 15% 1280 = 17% 515 = 16 % 968 = 22 % 834 = 20 % 236= 9% 905=16% 1619=11% 551 = 22 % 214=12% 8358 = 15% Van hel maximum aantal zijn lid 1931 55% 50% 54% 49% 48% 42% 40% 49% 50% 49% 49% 1934 55^ 55^ 59% 56% 52% 43/ 45% 47% m4 51% 52% MaxiniiX aant. m 1931 15000 14000 6000 9000 8500 6400 14000 29000 5200 3600 110700 m ld m 1 n m m m 33» M

Ze wijzen op een gestadig kleiner wordej aantal doopleden, althans percentsgewijs.

Zeggen ze ook iets van het kleiner wordi, der gezinnen? Als er elke drie jaar 1 pCt. afgM wordt dit verschijnsel op den duur verontrustejj

Het eigenaardige is nu echter, dat de prM piëele opvoeding dier doopleden intensieverj geworden. Dit zal u blijken bij nauwkeurige - vej gelijking van de gegevens 1931 en 1934.

Laat ik eerst nog mogen vertellen hoe ik totj| geschatte percentages ben gekomen.

Met Dr Dijk kunnen we veihg aannemen > 1/3 der doopleden „catechisatie-fahig" is.

Wanneer we nu bedenken dat ook belijdei leden zeer dikwijls nog lang lid van de Joni lingsvereeniging of Meisjesvereeniging blijven, ' nen we gerust zeggen, dat 2/5 der doopleden 1 der jeugdorganisatie kon zijn.

Op het staatje aan den voet van deze pa is nu aangegeven, hoe de toestand is in vergejl king met 1931.

We willen nu deze gegevens eens nader bekijt

Allereerst valt het ons op, dat de vier lijke provincies een zeer goed figuur maken,

In Holland en Utrecht, waar het groote-stj den-vraagstuk zeer urgent is, zijn de zaken wat minder florissant. Zij blijven alle drie 01 de helft. Zelfs is Zuid-Holland door de toen van doopleden in percenten 2 achteruitgeloopi

Het kleine Zeeland spant de kroon. We zJ hier hoe goed het is, dat de drie bonden samel werken. In Zeeland is een soort van Unie geslotef Samen voert men daar propaganda, samen geJ men een blad uit en de eene Bond houdt voori durend contact met de andere.

Wat de Bonden afzonderlijk betreft, de volgenl opmerkingen.

De kleinste groei is bij de J. V. Dat is oJ geen wonder. We hebben hier te doen met uitgegroeide organisatie, die meer consolideert ( uitbouwt. Bovendien ondervindt de J. V. schal van allerlei vereenigingen, die tegenwoordig paddestoelen uit den grond rijzen. Ik denk hieti niet alleen aan gymnastiek-en zangvereeniM maar vooral aan de politieke of semi-politieke o ganisaties, die afbreuk doen aan het allen digste, de algemeen-principiêele vorming. Op zic| zeU mogen die vereenigingen goed bedoeld zijn, » zijn een gevaar voor onze jeugdorganisaties« ieder ouder, ieder jongeling moet altijd goed ij het oog houden, dat het lidmaatschap van de i gemeen-vormende organisaties primair is enl het andere toegift, die er alleen aan toe te voegi| is, als het leven het toelaat.

D© „groote meisjes"-vereenigingen groeien ii(j hard. Zelfs zijn de cijfers nóg gunstiger dani de lijst, aangezien de laatste gegevens nog bekend zijn. Ik schat het aantal leden op stens 21000 momenteel. En nog zijn we er nil De tijd komt waarop de M. V. gelijk met de J, zal zijn en gezien de grootere trouw bij meisje in het volbrengen van haar taak. zie i zelfs een toekomstig overvleugelen.

Wat de 12—16-jarigen betreft, ook hier is flin! groei. De meisjes vooral gaan hier vooruit.' dat moet ook. Ik herhaal hier de klacht van ( jaar geleden: Geef ons leiders en vooral leidsterl Gelukkig — we gaan hard vooruit. Welk een veil heffend gezicht was het op de jongste jaarverjj dering van den Bond voor Geref. Jeugdorganisaf zooveel jonge vrouwen te zien, die God willJ dienen in dit heerlijk werk. Ik herinner me n(| jaarvergaderingen met 40, 50 man. Nu waren 1 met meer dan 250 leiders en leidsters bijeen. In dezen Bond ritselt het van leven. Eer 11 einde van 1934 komt hopen we de uitgebouw| organisatie te bezitten.

Dan zullen de provincies of gedeelten daart hun districtsorganisaties hebben, waardoor beter de kaart overzien kan worden en plaats! lijk intensiever gewerkt. Dan komen de llnge samensprekingen tusschen leiders, leidster] en ouders, de cursussen voor jeugdleiding en^ toogdagen onzer jongens en meisjes.

Hoe mogen we den Heere danken dat dit w1

dagelijks groeit en op het zoo pas gestichte Bondsireau telkens en telkens nieuwe vergaderingen geboekt worden.

Laat ieder, die dit leest, nagaan of bij hem of lar ter plaatse de zaak met onze knapen en elsjes in orde is en zoo niet, pogingen in het erk te stellen, een en ander zoo gauw mogelijk )or elkaar te hebben.

Evenals drie jaar geleden willen we ons overcht beëindigen met de vier groote steden.

j.y, 1931 1931 K. V, M. V. •) Totaal Maximum aantal 1931 1934 1931 1931 1931 1934 1931 1931 Percenten sterdam terdam n Haag •echt dilO 1304 1398 5200 4500 2562 2690 7300 7000 1131 4400 651 1500 31% 38% 30% 40% tKT^ meisiesvergadering 12-15 jaar.

Wat zeggen ons deze cijfers?

In 't algemeen dit: dat het aantal doopleden loral te Amsterdam, Rotterdam en Utrecht onstbarend is afgenomen, en dat overigens de •werking intensiever is geworden. Wat Amsterm betreft, zijn dé jongelingen zelfs vrij veel ihteruitgeboerd. Wil deze stad zich handhaven vooruitgaan, dan zal de gemeente des Heejen m zwaren strijd met den modernen stadsgeest bben te voeren. Gelukkig groeien de meisjes er tal en winnen het zelfs vrij ver van Den Hjaag. mmer dat de kleine meisjes een poover figuur aken. Ook de K. V. kon véél beter. Den Haag Rotterdam winnen het hier, hoewel in alle ie steden het werk onder de jeugdigen van 16 jaar achteruitgaat. En dit mag toch niet! Voorwaar de taak van predikanten, ouderlingen ook van de gemeenteleden is in dezen tijd in groote stad dubbel zwaar.

Ja, de gegevens roepen ons toe: Ge zijt er nog g niet! Zeker, we zijn dankbaar, dat we als lerefornieerden aan de spits mogen staan, zelfs ven Rome uit, dat niet alleen de zedelijke rang, maar ook de kerkelijke dwang kent. We erkennen Gods goede hand over ons.

Maar dit make ons niet zelfgenoegzaam.

Nergens ruste men voor het cijfer 60 piCt. als linimum bereikt is. Ja._ we strijden voor de 100 ICt, al weten we, dat we dat cijfer nooit halen 'Uen. '

Het is nu de tijd voor opbouw en geestelijke ; erking.

Mogen in het bijzonder onze predikanten dit setfen. Als het ooit een tijd was, waarin eindeik alle haarkloverij op zij gezet moest worden, is-.het nu. _ ., . . j, —: .. . ^

Hoe veel beter kan de tijd niet besteed worden |an de bearbeiding der gemeenteleden, der doopden speciaal.

In deze tijden van debacle en oeconomische 'opeloosheid is het behoud van Nederland geigen In de prindpiëel-sterke jeugd, die niet kapot-[eslagen wordt, door welke crisis ook, omdat ze innerlijke crisis overwonnen heeft.

Als onze Cliristelijk-Gereformeerde broeders deze gen eens goed overdachten, dan zou de eeneid al heel gauw gevonden zijn.

Maar ik vrees, dat we wel zoolang aan de heige huisjes zullen vasthouden, tot we naar Ik aar toe geslagen worden.

1) Ongeorganiseerde verg. = dubbelcijfers.

') Meisjesvergaderingen omvatten 12—16-iarige meisjes.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen