GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de N.S.B. Christelijk? (XIIL)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de N.S.B. Christelijk? (XIIL)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

discretie-ge­ De „loepassing" op de dachte. Wijn en zakken.

Gingen we den vorigen keer kort na, welke „toepassing" de N. S. B. op de continuïteitsgedachle maakte, thans moet hetzelfde geschieden met betrekking tot de „discretie", die men naast de continuïteit als den anderen verschijningsvorm der „ontwikkeling" (evolutie) stelt. We zagen verleden week, dat men het historisch gewordene niet negeeren wil (in theorie). Men wil datgene, wat „in den degelijken nederlandschen volksgeest" gelegen is, en wat deze aan voortreffelijks heeft gepraesteerd op het gebied van handel en nijverheid, van staatkunde en oorlogvoering, van wetenschap, kunst, religie en wijsbegeerte, hoog houden. En alzoo den Dietschen geest, de „macht van onzen eigen, diepen Dietschen geest" doen „gelden" (Dietsch; vgl. Arisch!) Dat is allemaal vanwege de continuïteitsgedachte van verleden week.

Alleen maar: nu is daar ook nog de discretie. De ontwikkeling „vertoont" „zooveel" (zoowel? ) „eenzelvigheid (continuïteit) als onderscheid (discretie)", zoo luidt de filosofische stelling. En nu de toepassing: „We negeeren het historisch gewordene geenszins, MAAR als bepaalde vormen (I K. S.) zoo afgesleten zijn, dat zij het gezonde (! K. S.) staatsieven onmogelijk maken, dat zij als kankergezwellen den zieken (!) staat tot den dood toe dreigen te vergiftigen, dan zetten wij (!) het mes erin; dan eischt de staatsidee (I), dat wij de discretie der (lees: van den) ontwikkelingsgang accentueeren (!), het kwaad als kwaad erkennen en het grondig (!). uitroeien. Eerbied voor het historisch gewordene, voor de nationale traditie, mag niet verhinderen, dat we niet alleen nieuwen wijn in oude zakken, maar als het noodig is nieuwen wijn in NIEUWE zakken gieten!" (III, 9).

Tot zoover de officiëele N. S. B.-wijsheid.

Nu valt het niet moeilijk, in te zien, dat dit alles niet christelijk is.

We beginnen — om dat te bewijzen — met iets, dat wel aan den buitenkant ligt, en toch in het raam van het heele betoog beteekenis heeft. We bedoelen de uitlating over wijn en zakken. Het Hoofdkwartier wil „als het noodig is", nieuwen wijn in NIEUWE zakken gieten. Maar overigens ook erg graag „nieuwen wijn in OUDE zakken". Vanwege de continuïteit, wel te verstaan.

Maar Christus zegt, dat geen enkel „verstandig mensch dit laatste doet. „Men doet geenen nieuwen wijn in oude zakken; anders zoo bersten de zakken, en de wijn wordt uitgestort, en de zakken worden verdorven; maar men doet nieuwen wijn in nieuwe zakken, en beide te zamen worden behouden." (Matth. 9:17 vgl. Marcus 2:22).

Een kleinigheid?

Ja, en toch niet heelemaal. Want hier blijkt al weer, dat de N. S. B.-leiding op dit kardinale punt zich vergenoegt met leeg geredeneer in de ruimte. Dat bleek ons verleden week, toen het over die continuïteit liep en men ons naar huis stuurde met de gemoedelijke, maar niets zeggende verzekering: wij zullen niet uit niets onzen nieuwen staat opbouwen. En het herhaalt zich hier, nu het loopt over die discretie. Men doet aan de „conservatieven" — zoover ze niet al te zwaar denken — de „concessie", dat men den nieuwen wijn toch wel heel vaak in de oude zakken doen zal. En ze denken daarmee ons te troosten. Maar de troost is al weer een onwezenlijk gebaar, een slag in de lucht; alleen wie den bijbel niet kent, kan ons er mee paaien. Niemand doet nieuwen wijn in oude zakken. Niemand; — dat is het konkreetaanschouwelijke onderwijs van onzen hoogsten profeet en leeraar. „Nieuwe w ij n werkt, gist, oude zakken zijn daartegen niet bestand, het leer is droog en hard, zet niet meer uit, doch barst... Laat men niet probeeren het oude wat op te knappen door er de prediking van Jezus mee te verbinden" (Prof. Grosheide, Komm. Mattheüs, 1922, bl. 114).

Dat hier tusschen de N. S. B.-brochure en de christelijke leer echter een tenslotte wezenlijke kloof .gaapt, wordt nog te meer duidelijk, als men nagaat, in welk verband Christus deze woorden over de verhouding tusschen oud en nieuw heeft gesproken. Het gaat in de geciteerde plaats over de beteekenis, die Christus' nieuwtestamentisch wet-vervuUend werk tegenover de bedorven „continuïteits"-leuzen der slechts in schijn wetsgetrouwe, in wezen echter wet-verkrachtende schriftgeleerden had. „Er werken nieuwe krachten in de prediking van Jezus"; en „wat Hij hier (nu) berispt" (de N. S. B. praat het goed) „is het systeem, het weldoordacht" (in casu op de basis eener valsche evolutie-theorie en continuïteitsleer) „het nieuwe willen verbinden met het oude". (Grosheide, t.a.p.) Verleden week zei ik: „wie „het oude" bewaren wil op de wijs der N. S. B. (b.v. met een beroep op „Arische", of ook „Dietsche" traditie), die neemt ook de zonde mee in zijn conserveeren; want hij verzuimt naar de wet te vragen. En daaraan denken we in dit verband opnieuw. „Er werken nieuwe krachten in Jezus' prediking". Ja zeker; nieuwe krachten tegenover de zwakheid, tegenover den dood, van de verbasterde en verbasterende wets-verknoeiers, die men kent onder den naam farizeën en schriftgeleerden. Maar, al mogen er nieuwe krachten werken (tegenover falsificeerende menschen) in Jezus' onderwijs, er „werken" geen nieuwe, geen andere, geen uit zijn „eigen" „gezag" geautoriseerde wetten in Zijn prediking. Integendeel; hij grijpt juist naar de oude wet, de ééne w e't, . terug. Naar de WET. De menschen hebben deze krachteloos gemaakt, a) door niet er uit te halen, wat daarin opgesloten lag, b) door er rechtstreeks tegen in te gaan, met valsche menschen-inzettingen. En daartegenover doet nu Jezus twee dinen : a) de wet vervullen, b) de wetsprediking, de wets-uitlegging, de wets-opvatting zuiveren.

338 Maar telkens grijpt hij in zijn nieuwe kr a elite n terug op de oude wetten.

En daarom kon Christus geen genoegen nemen met de goedmoedig-lijkende zand in de oogen strooiende toezegging van beurtelings oude en nieuwe zakken te zullen gebruiken voor in alle gevallen nieuwen wijn. Toen Hij den nieuwen wijn bracht, eischte Hij, maakte Hij ook nieuwe zakken. Want aan de oude zakken proefde Hij den ouden geest, hij was veel te verschrikkelijk, dan dat Hij nieuwen wijn beurtelings in oude en nieuwe zakken zou hebben gegoten. Hij kende de w e E, het geopenbaarde Woord. Want Hij bracht geen idee-filosofie, doch j, verklaarde" God.

Zoo blijft de staat'sleer der N. S. B. tegenover Hem staan. In de opstelling van haar continuïteitsdiscretie-schema blijft ze naar beide zijden onchristelijk, wijl ze noch den wijn, noch de zakken keuren kan op degelijkheid en deugdelijkheid of het tegendeel ervan. Weer moet de conclusie luiden: zij onderwerpt zich der wet Gods niet, want zij kan ook niet.

En daarom vertrouwen we aan haar élite-clubje van dictatoren niet de hooge taak toe, voor ons te beslissen, wat gezonde en wat zieke staats-„vormen" zijn; wij ontkennen, dat deze medicijnmeesters, die zelf zoo door en door ziek zijn, kunnen beslissen, waar kankergezwellen zitten en waar niel, in het lichaam van den staat. En wij zijn er doodsbenauwd voor, dat deze heeren ergens „het mes erin zullen zetten"; ze maken ongelukken, want hun diagnose is al even verkeerd als j hun therapie.

Ze noemen hun operaties-met-het-mes: een aecentueeren van de discretie van den ontwikkelingsgang. Dat is natuurlijk ook al weer evolutionistisch gedacht; en het klinkt meteen suikerzoet; men zou haast gaan gelooven, dat de heeren dictatoren alleen maar de logica der feiten volgen. Maar intusschen leert de practijk (Duitschland-Italië-Oostenrijk) dat ze de logica der feiten heelemaal niet volgen; we nemen nu eens dat onhebbelijke woord („logica der feiten") in den mond. En voorts haten wij dat woord: de discretie aecentueeren. Want, afgedacht nu nog van den evolutionistischen rompslomp-, die in deze terminologie meekomt, het móét allen werkelijk gereformeerden bij ook maar een heel klein beetje nadenken duidelijk zijn, dat dit „aecentueeren der discretie" onder idee-filosofen van het hegeliaansche type heel wat anders is dan het naar de wet Gods r e f o r m e e r e n onder belijdende christenen van calvinistisch slag. Het eene heet een volgen van den ontwikkehngsgang der „Idee" (en onder deze theoretische vlag dekt men de lading der revolutionaire praxis). Het andere is een gehoorzaam zijn, wederom aan den bekeeringsoproep van den levenden God, als Wetgever van hemel en aarde.

Dit heen-en-weer van coiftinuïteit en discretie, en als gevolg daarvan het heen-en-weer van trouw aan het bestaande èn accentueering der discretie lijkt me een beetje al te veel op Hegel-Bolland. Hollands colleges hebben ook heel erg vaak dat mooie N. S. B.-zinnetje over de samenleving, die ons uit de dierlijkheid tot de vergeestelijkte persoonlijkheid zal moeten verheffen. Men leze maar eens — er zou veel meer te vinden zijn — diens Wijsbegeerte van den Godsdienst, naar dictaten etc. bewerkt door G. W. Wolthuis, 22, 24, 25, 221. Maar dan vindt men straks meer parallellen. „De natuur van hel leven... is het leven zonder verheffing, doch het waarlijk menschelijke is het geestelijke, al loopt de mensch ook voortdurend gevaar weer in te zinken, omdat alles wat liefelijk is en wèl luidt, gedoemd is te vergaan... Omgekeerd is dan de geest tot dienstbaarheid van het lagere zooals thans sterk uitkomt aan het vereenigingsleven... Door 't afsterven van het hoogere voert thans het lagere opnieuw den boventoon. Die geest van het lagere is op zijn hoogst een geest van staatkunde; in den staat komt het lagere in den mensch tot hoogere ontwikkehng, om het hoogere zelf mogelijk te maken Het onzienlijke der Idee wordt in den staat voelbaar, maar hij is het hoogere van het gelijkvloersche, en dus voorbeschikt om voortdurend weer door het slijk te worden gehaald. Na onontbeerlijkheid komt de verderflijkheid: denken we" hierbij aan zaken als vrijheid van drukpers, recht van vereeniging en volksonderwijs. Hoe begeerenswaard deze in de 18e eeuw geweest zijn, reeds Schopenhauer vreesde, dat de gevaren der vrijheid van drukpers grooter zouden zijn dan haar nut" (22, 23) „Zoo zien we nu tegenwoordig aan het werk de straffelooze misdadigheid der boosaardige gezwellen genaamd vak-- vereenigingen, kankergezwellen om egoïsme te verwerkelijken zonder te denken aan samenwerking voor de vereeniging der vereenigingen: den staat. ... De staat is een duidelijke zienlijkheid, die we goedwilligheid hebben te betoonen als een middel om ons boven de dierlijkheid te verheffen, ook al aanschouwen we om ons heen veel onrecht" ... (23/4) „Zoolang men nog aan rechtvaardigheid gelooft, is men aan de waarheid niet toe". „Want ook de rechtvaardigheid laat zich verstandelijk kapot redeneeren, omdat de geest der samenleving zich niet in dit, en in geen apartje laat vangen.... De goede geest dezer wereld is niet van boosheid verlaten. En o mg e k e e r d !" (220) „Nietzsche had

moeten bedenken, dat de besten onzer onmogelijk zouden zijn buiten de samenleving om. Zij toch vergeestelijkt onze dierlijkheid, al belemmert zij ook weder de vergeestelijking, zoodat er een tijd moet komen, dat de menscli zich zuinig met de samenleving bemoeit; op den duur moet men haar verzaken" (221).

We zullen hier maar ophouden met citeeren; de het mes in kankergezwellen zettende élite komt hier al om den hoek gluren.

Maar als we dergelijke dingen lezen, is het toch wel om medelijden te hebben met enkele in de N. S. B. nog huizende gereformeerden, die nog niet er achter zijn, dat zij van een leidsche collegekamer uit geregeerd worden.

Ze hooren de kankergezwellen zich wijzen. O.m. de vakvereenigingen. Ze zien meteen, dat in de beoordeeling der vakvereenigingen wel de continuiteits-discretie-leer een woord spreken mag (vandaag zijn ze goed, morgen moet het mes erin), maar dat, omdat het geopenbaarde Woord, de wet, niet in rekening komt, niet onderscheiden wordt tusschen christelijke en niet-christelijke.

Welnu — laat hen dan nog eens lezen, wat de N, S. B. wil: het groepsbelang moet ondergeschikt gemaakt worden aan het staatsbelang (III, 24); de groepen zijn als organen van de maatschappij tevens staatsorganen; de oercellen van de economische organisatie vormen de wettelijk erkende vakvereenigingen; ' : I 1 in elk district wordt in een bepaald vak (b.v. textielbedrijven) SLECHTS EEN vakvereeniging van werknemers, en één van werkgevers erkend (25).

Het christendom, de wet, het Woord hebben hier niets meer te vertellen. En de élite, die de samenleving overzien en naar eigen inzicht zich tot haar dan wel van haar keeren, zullen dan beslissen, wanneer die vakvereenigingen continuiteitsnut doen, dan wel als kankergezwellen het discretie acoentueerende mes zullen te verdragen hebben.

Jawel; maar het is toch wel wat bar, als in ons vrije Nederland ons verteld wordt, dat deze Hegel-Bolland-wijsheid nu den dietschen geest vertoont.

Dietsche geest?

Import van buiten! Heidensche filosofie! Anders niet.

„Polemiek" van de N.S.B.

Iemand zendt mij een mededeeling omtrent wat in een besloten N. S. B.-vergadering zou gezegd zijn in antwoord op de bewering, ook hier vermeld, dal de heer Mussert zou behooren tot de vrijmetselaren. Ik zou deze mededeeling gaarne doorgeven, maar ze is geschied in een besloten vergadering. Reeds dit maakt publicatie onmogelijk. Zoodra deze mocht geschied zijn, hoop ik, dat een lezer ze mij toezendt. Ik zal ze dan hier vermelden, natuurlijk. Overigens gevoel ik ook daarom geen lust, om te vertellen, wat op die besloten vergadering zou beweerd zijn, omdat dezelfde brief me ook berichtte, wat in die vergadering zou gezegd zijn over de motieven van mijn bestrijding der N. S. B. Indien de briefschrijver zuiver weergeeft wat er gezegd is, raakt de laslerlijk-insinueerende bev^ering kant noch wal, en kan men dus veilig van alles, wat daar gezegd is, onderstellen, dat het als dwaasheid en leugen te brandmerken is. We zullen dus afwachten, of er iets gepubliceerd wordt; over besloten vergaderingen weten we niets met zekerheid.

K. S.

Nog eens: „polemiek"' der N.S.B.

Eenige weken geleden beloofde ik, te voldoen aan het verzoek van een lezer, te antwoorden op wat „Volk en Vaderland" had opgemerkt „tegen" mij. Aan die belofte voldoende, verwijs ik naar Persschouw.

K. S.

Aangekondigd is een Orgeldag op Woensdag 8 Augustus 1934, in de Groote of Michaëlskerk te Zwolle te houden. Eerst komt er een „Historische Middag-Conferentie" (2.30 u. in de Groote Kerk te Zwolle). Het programma vermeldt:

Nederlandsche Orgelkunst en - historie.

1. Opening en „Waartoe Orgeldagen? " door den heer Jan Zwart, orgelist te Amsterdam).

2. „De Strijd rond het „Ghebruik en Onghebruik van 'tOrghel", door dhr S. Zwart te Zaandam.

3. „Kansel en Orgel", door den Weleerw. heer Ds W. ten Rouwelaar, Herst. Ev. Luth. Pted. te Zwolle.

4. „De Luister van den gelijken Noot in ons Kerkgezang" (met toelichting aan het Orgel der Groote Kerk) door den heer Jan Zwart. Daarna volgt een „Nederlandsche Orgelavond" om 8 uur in dezelfde kerk, door den heer Jan Zwart. Ptrogramma: Orgelwerken (Koraalbewerkingen en Fantasie-stukken) van Nederl. Componisten.

De toegang is, zoowel des middags als des avonds vrij.

Uit belangstelling voor de kerkmuziek herinneren we aan dezen dag.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

Is de N.S.B. Christelijk? (XIIL)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's