GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Trilogie voltooid.

Trygve Gulbranssen: De weg tot elkander. — Zuid-HoUandsche Uitg.-Mij, Den Haag.

Hoewel volgens de viitgevers elk deel als een op zich zelf staanden roman kan gelezen worden, zal ongetwijfeld niemand, die de beide vorige deelen gelezen heeft, het derde ongelezen laten. En ook zal niemand, die het derde deel in handen kreeg, het daarbij laten, maar hij zal ook „En eeuwig zhigen de bosschen", en „Winden waaien om de rotsen" lezen en herlezen. Want deze trilogie vormt saam één grootsch epos van menschelijken strijd en overwinning.

Aan het slot van het tweede deel lijkt het, alsof de oude Dag den waren weg gevonden heeft, in het gebed. Telkens weer heeft God hem doen gevoelen, dat hij, de sterke man, niet door eigen werk, hoe voortreffelijk dat ook mocht zijn in het oog der menschen, den vrede met God kon verwerven. Al zijn daden is hij gaan beschouwen als aflaat, als middel om zelf de begane zonden uit te wisschen en zich rein tegenover God te stellen. Maai- op een harde wijze heeft hij moeten leeren, dat die weg niet tot God leidt.

In plaals van snelle toenadering tot elkaar, geeft het derde deel aanvankelijk grootere verwijdering dan ooit ïe voren. De oude Dag ontwijkt zijn schoondochter Adelheid', hij spreekt niet meer met haar over geestelijke dingen, maar gaat alleen zijn weg. Hij vertoeft lang in de bosschen, bezoekt verre hoeven en gaat de menschen daar helpen in him strijd om het bestaan.

De jonge Dag schijnt zijn oude zwerversleven weer te hebben opgevat, en de ontloken liefde tot zijn vrouw lijkt weer verdwenen. Eenzaam is Adelheid op de groote hoeve achtergebleven. Haar kinderen gaan, tegen haar zin, met hun grootvader de bosschen in. Hij wil hen al vroeg klaar maken voor hun latere taak en vertrouwd maken met hun toekomstig arbeidsterreln.

De komst van den majoor geeft wat afwisseling, maar brengt ook groote ellende en verwijdering. Adelheid heeft steeds afschuw van haar vader gehad, nu brengt de verloopen dronkaard schande over haar en haar huis. Volslagen ontreddering, bij mterljjken voorspoed, is het beeld dat ons getoond wordt.

Wanneer de wegen zoover uit elkaar zijn gaain loopen, dat hereeniging onmogelijk lijkt, komt toch op een volkomen zuiver zich ontwikkelende wijze de toenadering. De kentering wordt romantisohj doch zielkundig juist beschreven. Het schot in den nacht, waardoor de majoor tracht een einde te maken aan zijn rampzalig leven, wordt het begin •van de verzoening. Want de schrijver laat niet zoo gemakkelijk zijn personen met het leven breken. Zij moeten leeren het te aanvaarden.

De oude Dag voelt aller schuld tegenover den majoor. Minachting was zijn, misschien verdiend, deel geweest. Doch niemand had getracht door liefde dezen naaste te winnen. Een der fraaiste stukken uit deze drie deelen is deze geschiedenis Van het sterfbed van den majoor. Zonder eenig oordeel over anderen uit te spreken, gaat de oude Dag, die door het leven tot een groot mensch geworden is, zonder veel woorden, recht op zijn doel af.

Hij dwingt Adelheid door zijn overredingskracht, juist nu haar vader de grootste schande over haar gebracht heeft, als schuldige zelf naar dezen toe te gaan. Haar gebrek aan liefde heeft haar vader den verkeerden weg opgedreven, haar late berouw verlicht zijn laatste uren. Maar ook zelf moet de majoor boeten. Zijn eenige trots is zijn eervolle krijgsmanslooptoaan geweest en nu, vlak voor zijn sterven, verzoend met zijn dochter, verwijt Dag hem bedaard, dat hij een slecht krijgsmian is geweest. Altijd heeft hij immers den moeilijksten sti-ijd ontweken: dien tegen zijn slechte natuur. En het is weer Dag die hem dwingt den zwaarsten weg te gaan, door den orthodoxen predikant te roepen bij zijn sterfbed, een familielid, die al zijn slechtheden weet, en wiens strengheid er geen zal voorbijzien. Zonder zijwegen in te slaan, moet de majoor den strijd recht van voren uitvechten. In dit gedeelte toont de schrijver zich in wonderbare grootheid. Zelden of nooit is in den nieuweren tijd een zoO' sterk karakter als dat van den ouden Dag, zoO' zuiver psychologisch ontleed. De diepste diepte van het hart wordt hier feilloos gepeild.

Pas als verschillende wegen ©enigszins naar elkander zich ombuigen, verantwoordt Dag zijn houding tegenover Adelheid. Wieer spreekt hij met haai", en vertelt zijn inzicht, dat niet het gebed alleen den mensch tot God kan brengen. Ook daarin is nog zooveel eigenbaat. De ware liefde tot God moet zich ook uiten in de daad tot den naaste. Volkomen zelfverioocihening moet er zijn. „Dan begrijpen we dat het slechts God is die ons gereed maken kan voor de eeuwigheid".

Naar dezen regel heeft Dag geleefd, toen Adelheid meende dat hij slechts aan zich zelf dacht. Toch weet Dag zijn groote fout, zijn zwakheid. Voor zijn zoon is hij bijna niets geweest. Ontroerend fijn teekent de schrijver den tocht van Dag naar zijn zoon in de bosschen. Dagen lang zwerft hij om hem heen, zonder hem te naderen. Als hij eindelijk bij diens vuur gaat zitten, zijn het weinige woorden die hij durft spreken. Geen Übermensch is hij, maar een gewoon mensch, met zijn zwakheden. Want als de vader naar huis terugkeert, met de ziekte onder de leden, die zijn lichaam zal sloopen, is hij niet met zijn eigen zoon in het reine gekomen. De sterke man heeft telkens gefaald, en toch heeft hij den strijd tegen den dood, die wreed dat mooie leven vernielt, gewonnen. Hij heeft den weg naar God gevonden. Zijn laatste woorden: „Geen weg voert buitenom-Christus", getuigen van zijn volkomen overgave. Geen aflaat maar het kruis brengt hem verzoening.

Nog zijn alle moeilijkheden niet opgelost. De scheiding tusschen den jongen Dag en Adelheid wordt zelfs vergroot door donkere jalouzie. Plotseling neemt hij uit haar handen het beheer der hoeven over. Hardheid voor armen en haast roekelooze mildheid voor den rijken Holder verontrusten Adelheid.

De oude tante Eleonore neemt de taak van dten ouden Dag over. Met gestrenge wijsheid wijst zij den goeden weg. Adelheid moet haar schuld zien en zich buigen. Een moeilijke avond brengt echter man en vrouw weer tot elkaar. Toch kan zij zijn doen niet begrijpen, zijn zorgeloosheid voor geld. Dan moet de man zijn vrouw herinneren aan de woorden van zijn vader, dat er in onze daden zooveel eigenbaat verborgen zit. In de zware tijden, na de revolutie en het Napoleontisch bewind, hebben zij geen zorgen gekend, terwijl anderen hard moeten werken voor het dagelijksch brood. Liefde kan die zorgen verlichten. Adelheid voelt het ten deele en gaat zich wijden aan anderen. Dieper heeft Dag het beseft en van zijn vader heeft hij het karakter, om niet door woorden te zeggen, maar in daden te toonen wat plicht is. Hij gaat naar den procurator en bespreekt met hem zijn plan, om alle schuldenai-en hun schulden kwijt te schelden. Zijn zoons zullen de beide groote landgoederen ei^en en dus onbezorgd kunnen leven, als ze willen werken.

Op den terugkeer verdrinkt Dag, als hij tracht oen jongen te redden. Adelheid kan zich onttrekken aan zijn laats ten wil, want de stukken zijn nog ongeteekend. Maar weer stelt tante Eleonore den eisoh van absolute gehoorzaamheid. Zij moet vrij zijn van geld-bezetenheid, zooals de oude en jonge Dag het waren. Zij moet teekenen het testament door deze beide mannen opgesteld. Dit tractaat van liefde tot den naaste, door den vader geformuleerd, door den zoon opgesteld, door de vrouw geteekend. De weg tot elkander.

Als de storm straks opsteekt, kunnen de bosschen dien weerstaan. Veilige rust heerscht hier en over de wereld, als de mensch leert met ©en levend hart tot zijn medemensch te komen.

Er dreigt een zuiver humanistische gezindheid in dit laatste stuk, de beteekenis van Dags overwinning te verkleinen. Het kruis, de weg tot God door Christus, staat wel symbolisch op het graf van den ouden Dag, als bewijs van het leven vóór, en in en na den dood, maar het geeft geen kracht meer in het leven van het jongere geslacht.

Te snel is het laatste gedeelte in zijn afloop. De ontwaking, de bloei en het sterven van den jongen Dag worden in weinige hoofdstukken beschreven. De geest van zijn vader beheerscht ook nog dit deel. Wil de schrijver aantoonen, dat zijn kinderen slechts begrepen zijn zijde, die naar de menschen gekeerd was, en dat zijn innerlijke strijd eu uiteindelijke overwinning door overgave door hen niet begrepen zijn? Pas op zijn sterfbed, met zijn laatste woorden, wijst hij den waren weg tot God. Adelheid heeft hem niet begrepen, zij kwam niet verder dan de overlevering van haar grootvader, den bisschop. De jonge Dag heeft zijn getuigenis niet gehoord. Zij kunnen niets anders dan het zichtbare deel van zijn werk voltooien.

* Hoewel de ontwikkelingsgang weUicht anders is, dan velen hadden gedacht, is dit deel toch de kroon op het werk. Men moet lang zoeken om een karakter als dat van Dag, zoo boeiend en zoo ragzuiver, beschreven te vinden. Hier wordt alles gegeven, wat men van een kunstwerk mag vragen; machtige psychologie, prachtige natuurbeschrijving, eenvoudige, maar zeer spannende compositie.

De vertaling en de uitvoering maken deze mieesterwerken ook tot prachtuitgaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's