GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De sociale etblek van Brunner.

III.

(1. Het subject. B.)

8. Van het subject uit Bruimeris sociaLe. etbieik kan echter nog meer gezegd

Zooals we reeds zagen, bestaat, volgens hem, ons metisch-z, ijn uit het beeld' Gods, dit beeld Gods op z^jM-beurt uit onze verantwooirdeliiildieidl, en is deze verantwoordeljyk'beid weeir identiek met den stand, dien wfi tegenovier God innemen i), namelijk' dat wftj eenierzijids door Hem in liefde aangesprok'en worden ©n aldus in het Woord Gods zyn, en aan d'en anderen kant op grond hiervan Hem in Melde antwoorden.

Door de zonde zijn wij echter uit onzen rechten stand tegenover God uitgevallen. Onze verantwoordelijkheid werkt verkeerd. Wij scheuren ons van Hem los, en nemen daardoor' ook een verkeerde houding in tegenover onzen naaste. En W/j weten dit ook van onszelf in ons geweten. Wiant het geweten is eigenljjk niets anders dan de mensohi zelf, die in het centrum v, an zjjn bestaan voelit, dat het met zijn verantwoordelijkheid rdet in orde is en tot bewustzijn komt van een wet, die voor hem een vierloren mogelijkheid gewolrdien is. 2)

Doch nu is dit het wonder, dat datzielfde Wool-d', waarin w; ij geschapen werden en waaruit wij uitvielen, tot ons terugkeert. Nu niet lalis Sdhieplpüigswoord, maar als roep. tot terugkeer, als belofte van redding 'en vervulKng, als ©en Woord, dat de straf voor ons opheft en ons verlossingl bereiden wil. ^) Het komt th, ans ook tot ons als mensch, in de gestalte van Jezus Cliristus. *) God spreekt ons weer van zeer nabij', als mensdh, aan in liefde. Hij verzekert ons, dat Hij ons uit geinade weer in den redhten stand tegenover Zich^ zelf wil plaatsen. En wanneer wij nu dit Woord geloo'ven of daarop ja zeggen, voltrekt zich de omkeer^). Door het geloof komt de verzoening tot stand Wjj vinden onze oorspronkelijk© plaats legenover en bij God terug") Terwijl wij boet© en berouw toonen, tot zondekennis en schuldbelijdenis komen'), terwijl wij — wat Ihetzelfde is — ons verleden herroepen, door onze eigen gekozen zeJfstandiglieid op te geven en vrij te worden van de wet s), keeren Wij tot onzen oorsprong terug 3). W|ij wagen het, om ons met Christus te vereenzelvigen, omdat Hij Zich vereenzelvigt met ons. Niet ik meer le^ef, maar Christus leeft in mij (Gal. 2:20).

In de acte des geloofs voltrekt zich' düs tweeiërlei. Eenerzijds geraken wij hierdoor geheel buiten onszelf, omdat wij onze verkeerde positie Verlaten, en tot en in het Woord terug keeren, waarin w; ij geschapen zijn. Nostra theologia ponit nos extra nos. (Onze theologie plaatst ons buiten ons zelf.)!"). En aan den an'deren kant komen wij op grond hiervian tot ons zelf terug. Wiant door weer in God te zijn, zijn wij ook weer bij ons zelf. De tweespalt is opgeheven"}. En als noodzakelijk gevolg zijn wij ook weer bij lOnzen naaste. Het eerst afgekeeïdle en gesloten hart opent zich voor hem. Evenals een moeder niet anders doen kan, dan bij het bed van haair* zieke kind wezen, zoo ook kunnen wij ons niet meer aan onze medemenschen onttrekken i^). Het geloof is restitutio imaginis, herstel van het beeld Gods, en daarmee herstel van verantwoordelijkbeid en dus herstel van onze houding tegienoveir God en menschenis).

De christen is Ö!ÜS, volgens Bï"unneir, wel echt een mensch, die heelem, aal van standplaats is veranderd. Hij is niet „selbHstimdig" maar „gottstandig". Hij staat niet in zichzelf^ maar in God Hij leeft niet meer V|an God weg. Ook niet in wetüschen zin naar God toe. Maar hij leeft van God uit. Hij heeft God , als 't ware in den rug. Bij , alles wat hij verricht, behoeft hij niet eerst tot Goid' te gaan, maar miag h^j bij God vandaan 'komen. Zijn nieuwe leven is een leven in den indicaüef, niet in den imperatief; niet in de ge^biedende, , maar in de aantoonend© wijs. Het is niet een wettisch naar God toestreven, maar een geloo'vig van God uit zijn. Het goede is datgene, , wat God doet en niet wat de mensch doeti*). Deze Gott-standigkeit is ware Selbstandigkcit 1»).

Brunner gebruikt hierhij ook wel de uitdrukking van verbond'. Maar dit moet b(ij ons geen verkeerde gedachte wekken. Want hij' bedoelt hiermee niet, dat God in een verzoende, vriendschappelijk© verhouding altijd met ons mieeleeft. Dodh onder verbond verstaat Brunner, dat God Zijn rechten niet , als een Minde natuurmacht op ons laat gelden, maar ons dan pas Zjijn eischi stelt, wanneer Hjij ons ©eirst In genade heeft aangesproken. Ons goed-zijn m, ag het antwoord wezen op het voorafgegane goed-z, ijn Gods jegens ons. Onze gehoorzaamheid wordt ons niet afgedwongen, maar rust op de dankhalre lerkentenis van wat God voor ons is en van wat Hjj voor ons| doet i'').

9. Hieruit vloeit van zelf voort, dat het subject uit Brunners sociale ethiek vrij is van alle moraUteit en wettischheid. Moraal is het siUToga& t en het volstrekte misverstjand van verantwoordelijkheid i'). Het moreele is nog het boozeis). Wettischheid beteekent onvrijheid i^). Goed is laïïeen het gebonden-zijn , aan God len aan niets anders in de wereld2»). Het goede dat ik' doen m oi©t, is het goed© niet. Want moeten is knechtschap^ en knechtschap is zonde. Zoolang ik het goede doen moet, is 'dit bewijs, dat ik het niet kan. W.ant als ik het werkelijk kan, moet ik het nieiti meer. Vrijheid bestaat alleen in de liefde, nooit tegenover ©en moeten. Zoodira de miensah volledig ziet en kent, hoe boos hij! is, is hij 't niet meer 21).

10. Dat de christen heelemaal van God vdt leven mag, is Brumier heiüge ernst. Hij' ziet hierini zelfs het meest wezeiilijk onderscheid tusischen de christelijke religie en het heidendom. 22) Hij - wil van plichten, behalve dan die tegenover den naaste, niet weten. Tegenover God of onszelf hebben wij ze niet. Elk© cultus, waarin wij rechtstreeks iets aan God geven of voor Hem uitridMen, heeft afgedaan. D© Sabbath, als speciaal aan God gewijde dag, is in het Nieuwe Testament afgeschaft. Hij: kan op jijn best nog maar als oErdemiaatpegel en paedagogisch tuchtmiddel 'dienst doen. ^^) Ons gebed' heeft slechts zin en waarde als nieuwe actualiseering van dat geloof, dat de liefde insluit 21) Vorming en ontplooiing van onze eigen persiO'onlijkheid is een Grieksch, maalr geen christeiÜijk' ideaal. Oefening in deugden als zielfbeheersching en zelfverloochening heeft slechts indirect© zedelijke beteekenis, in zoover zij ons in staat stelt, 'des te beter ons werk ; aan de gemeensohap te doen en onzen dienst aan den naaste te vervullen. Wie overwinnen wil, mo'et vechten geleeird hebben. 2^) Het christelijk leven is ©en leven in de liefd©.

Doch daar God als Schepper de bron der hefde is, zelf daarom geen Hef de noO'dig heeft en dus ook van 'den mensch geen hefde ontvangen kan, laat Hij, die als Schepper Zijn menscbenikindeireni mint, ons 'Onze liefde op 'onz'e medemienscben ofverdragen. ^s) De tweede tafel der wet is niets anders dan een nadere verklaring van de eerste. Wie GrO'd dienen •wü, moet Hem aan Zijn volk dienen. Wie vroom wil zijn, moet liefde en b.armhartigbeid beoefenen en zich solidair met anderer nood maken. Er bestaat geen hefde tot Goid, di© aanj den mensch voorbijgaat, en geen hefde tot den mensch, di© aan God voorbij gaat. Want God wil koning over ons zijn in Zijn rijk. Zijn wil is altij'd sociale wil, volkswil, - wil tot gemeenschap. Daarom is er geen andere gO'dsdienst dan die, welkfe dienst aan den naaste is. God hef te hetoben is hetzelfde als onzen medemensch hef te hebben. Rehgie gaat op in zedelijkheid'. 2? ) Gods klèsis (roeping) sticht altijd ekklèsia of gemeenschap, ^s) Dan eerst ben ik het subject, dat God van mij hebben, wil, wanneer ©r tusschen mijn naaste en mij niet meer een iets, een idee, een wet, een program of wat ook staat, maar ik hem werkelijk als mensch, als medemensch, als persoon en broeder aanneem, tot zijn existentie, zooals deze is en zooals Go'd haar mij geeft, ja zeg^^), ©n ik mij ald'us van mijn eigen ik naar zijn ik toekeer en mij zoO' overgeef aan de gemeensdhap. Slechts in het zijn in de gemeenscliap sterft mijn oude ik. so)

11. Zelfs gaat Brunner nog een stap verder. Op de vraag, of er zulk een mensch bestaat, die nieta anders dan zijn naaste de hefde be'wijst, antwoordt hij ja en neen tegelijk.

Aan 'den eenen kant ontkent hij dit. Ook de mensch, die christen heet, zondigt nog. Hij is ook ©en ongeloovige en leeft in afval van Christu4

340 Hij is simul Justus et peccator, Jreelitvaairciligie en' zondaar tegelijk, si)

Doch indien er enkel ontkennend moest geanitwoord, zouden wij loutör van ©em ideaal, ©n daairmee onzin gesproken hebben. Want ©en ideaal is wet, en leven bij ©en ideaal is naar God' heen ©n niet van Hem uit leven. En daarom zegt Birunner anderzijds niet minder: zeker, zulk ©en mensdh is er, namelijk ovefal, waar er geloof is. „Abexi Glauben gibt „es" nicht, sondem Glauben gibt „•er" (K. Barth)." Het geloof is niet ©en bezit, maar een daad Gods aan onis. ^2)

Strikt genomen staat het dus zoo, dat, daalr Goid alleen goed en de mensch zondaar is, het ©igjenlijke subject van ons goede, sociale liandelen alleen door God en Zijn Geest gevormd wordt. ^^) En de mensch kan alleen subject zijn, in zooverre hij waarlijk mensch, een nieuwe persoon, is. Mits wij maar goed vasthouden, dat deze nieuwe mensch nooit als een altijd aanwezige grootheid bestaat. Evenmin bestaat er een nieuwe ievemsikiem of een hebbelijkheid of deugd des geioofs, waardoor wij doorloopend nieuwe menschen zouden kunnen zijn. BurgerUjke deugden kan men voortdurend bezitten; dodi geloof kunnen wij slechts telkens opnieuw verkr, ijgen. ^^) Het is de ihoogste actualiteit; het is de ©enige vol-persooD, lijke daad. ^^) Het subject van het goede sociale handelen of de nieuwe mensch, bestaat alleen in de actualiteit van het geloof, wanneer God ons in Mefde aanspreekt, beslag op ons legt, en wij ons laten nemen en in het doen Gods laten invoegen, en aldus in de gehoorzaamheid des geloofs en in liefde antwoorden op Gods "liefde. De nieuwe mensch moet telkens aangedaan, en daa is er ook het vereischte subject, se)

12. Volledigheidshalve moet lüerhij nog opgemerkt, dat Brunner bij alles wat hij over het subject zegt, uitgaat van den grondregel, dat de mensch niet uit zichzelf, maar aReen uit God te kennen is. Hij kan slechts vanuit het Woord Gods verslaan en begrepen wordfen. s') Men moet zijn standplaats in de openbaring of het Woord Gods hebben, om over den mensch, om wien het (hier' als subject in ide ethiek gaat, een behoorlijk woord te kunmen spreken'S). Zelfs moet m^en op het ïnoment van de geloofsbeslissing verkedren, oom het te kunnen doen. Maar van deze actueel© geloofsdaad is dan toch de kennis van den werkeilijken mensch een integreerend bestanddeel, s^)


1) Der Mensch im Widerspruch, 505.

2) Das Gebot und die Ordnungen 2, 140—142.

3) Der Mensch im Widerspruch, 507. 4) Das Wort Gottes und der moderne Mensch, 29.

5) t.a.p., 30.

6) Der Mensch im Widerspruch, 513.

7) t.a.p., 502.

8) t.a.p., 508.

9) t.a.p., 502.

10) t.a.p., 509.

11) Das Gebot und die Ordnungen, 145.

12) Der Mensch im Widerspruch, 514.

13) t.a.p., 505.

14) Das Gebot und die Ordnungen, 63—64.

15) t.a.p., 161.

16) t.a.p., 40.

17) Der Mensch im Widerspruch, 39—40.

18) Das Gebot und die Ordnungen, 58.

19) t.a.p., 60.

20) t.a.p., 44.

21) t.a.p., 61.

22) t.a.p., 40.

23) t.a.p., 294—295.

24) t.a.p., 297—298.

25) t.a.p., 300—302.

26) Das Wort Gottes und der moderne Mensch, 19.

27) Das Gebot und die Ordnungen, 40—43.

28) t.a.p., 161, 284.

29) t.a.p., 60, 114.

30) t.a.p., 160

31) Der Mensch jm Widerspruch, 512.

32) Das Gebot und die Ordnungen, 66—67,

33) t.a.p., 136.

34) t.a.p., 168.

35) t.a.p., 144. - , ' , ; ,

36) t.a.p., 41, 145.

37) Das Wort Gottes und der moderne Mensch, 14.

38) Der Mensch im Widerspruch, 52.

39) t.a.p., 499—501.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's