GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar zijn de negen?

Eens klopte het souvereine evangelie aan den steen van een spelonk, waarin tien melaatsche mannen wachtten op den dood. Tot in hun quarantaine drong de jubel des volks door: Jezus van Nazareth gaat voorbij!

De meusch is een sociaal wezen, dat blijkt in deze geschiedenis. De tien melaatschen hadden zich tot e.en groep vereenigd rond een of ander kopstuk. Slechts wekt het onze verbazing, dat er een Samaritaan onder hen was, immers, de Joden houden geen gemeenscliap met de Samaritanen! Maar de ellende verbroedert! Wel komt het mij voor, dat deze vreemdeling een meeloopertje is geweest. Als ze daar in de spelonk theologische gesprekken hielden, vroegen zij hem misschien goeilijk; Snap je het een beetje? Bescheiden klonk zijn antwoord: ik doe mijn best het te begrijpen, maar het gaat mij wel wat diep.

Maar terwijl de nood hen vereenigde, werkte de hoop splitsend. Ieder had zijn droom: „als ik weer beter ben!" Maar in dat zonnige toekomstbeeld gingen hun wegen uit elkaar. Allereerst zou het wel heel wonderlijk zijn, als zij allen beter werden, één van de tien dat was al heel veel bij zulk een ernstige ziekte. Ten tweede, elk zou weer gaan naar zijn eigen huis, zooals afzwaaiende soldalen en ontslagen patiënten elkaar nog even groeten: Bonjour! en daarna doen of zij elkaar nooit gekend hebben. Of, zoo er na de genezing nog eens bij een vroeger lotgenoot een visite zoti worden gemaakt, ja, er mogelijk een reünie van genezen melaatschen zou worden gehouden, daar zou in elk geval de Samaritaan niet bij zijn. Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen!

Het souvereine evangelie kwam en riep ze. Tien van de tien! Het vroeg niet: Zijn jullie allemaal Joden? Want Gods evangelie is niet gelijk aan het onze, dat vaak een heele voorgeschiedenis heeft: Als u dit heeft en zoo bent, dan... Als een jubel, die allen insloot, klonk het in hun halfverteerde ooren: Jezus van Nazareth gaat voorbij!

Toen hebben ze geloofd: tien van de tien! Het is waar, als zij er aan gedacht hadden om te theologiseeren, dan zouden zij denkelijk wel gevraagd hebben: wat voor geloof is dit nu eigenlijk, dat mij naar Jezus drijft? Alleen de Samaritaan zou daar te dom voor geweest zijn, de stumper zal wel geen onderscheid geweten hebben tusschen het ware geloof en de vormen van schijngeloof, die wij op ons duimpje kennen.

Daarom kende hij ook niet de vele vormen van twijfel, die ons hart kunnen pijnigen, zijn simpele ziel hield één naam vast, waaruit blijde hoop hem tegenblonk, de naam: Jezus!

De Heiland heeft hen naar den priester gezonden en op den weg naar dien priester hen genezen; tien van de tien! Na het bezoek aan dien Godsman zijn zij uiteengegaan. Misschien is het kopstuk nog even gehuldigd voor zijn voortreffelijke leiding, zulks is onder de menschen gebruikelijk. Alleen de Samaritaan is uitgegaan om Jezus te danken.

Hij schijnt de anderen niet gemist te hebben, want als een zingende pelgrim ging hij langs den weg, lovend den God van Israël! Ook de anderen hebben hem niet gemist, want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. Zoo is hij bij den Heiland gekomen, één van de tien!

Als de vreemdeling dankend de voeten van den Meester omvat, ontsnapt den Heiland een smartelijke zucht van verwondering. Waar zijn de negen? De Heiland verwachtte er tien van de tien!

Wij hebben een ander evangelie. Bij het doopvont zouden wij wel willen waarschuwen: Dominee, zeg toch vooral met nadruk, dat niet tien van de tien gedoopte kinderen behouden worden! Bij de openbare belijdenis zouden wij den prediker wel op de lippen willen leggen: Gelooft gij Gods Verbondsbelofte? Ja? Nu ik ook, maar onder groote reserves! Haal er de Samaritanen uit, dominee en evangelist, haal er de Samaritanen uit!

Maar Jezus sprak in droevige verbazing: Waar zijn de negen?

Neen, ik werp geen steen op deze mannen, daarvoor gelijken zij teveel op mij en op u. Waarschijnlijk waren zij druk bezig te spreken over de verlossing, mogehjk wel in de synagoge. Want geen zonde tegen de genade ligt ons nader dan die verlossing en den Verlosser van elkaar te scheiden in een soort retrospectief evangehe, waarvoor wij nooit genoeg op onze hoede kunnen zijn.

Nog in een ander opzicht gelijken zij ons. Wat kunnen wij toch gemakkelijk de banden doorhakken, die God gelegd heeft. Onze verlossing beschouwen als iels dat alleen onszelf aangaat. Zonder een vonkje begeerte dat ook onze naaste voor Christus gewonnen worde.

Waar zijn de negen? Hier, Lieve Heere, hier zit zoo'n ondankbare hond! Hier zit zoo'n onmededoogend mensch! Maar ik stamel aan Uw voeten:

ezus, Meester, ontferm U onzer!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's