GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heiland onzer bekeering.

„Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven".

Deze liefelijke woorden treffen ons dubbel omdat zij het slot vormen van een hoogst ernstig Schriftgedeelte over de bekeering. Zoo pas nog heeft de stem van den Heiland getrild van heiligen toom toen Hij Zijn Wee u uitsprak over Chorazin en Bethsaïda. Nu roept zij, bewogen door een alles omvattende liefde, allen tot Zich. Wat ons zoo onweerstaanbaar in deze woorden aantrekt is, dat zij zoo écht-menschelijk zijn. De Heiland spreekt niet van angst, wroeging, niet van zelfverwijt of zelfbeschuldiging. Hij roept niet: Komt allen, die gekneld ligt in banden van den dood! Neen, de roepstem is veel iniimer: Komt allen die vermoeid en belast zijt!

Vermoeidheid is dat min of meer vage gevoel, dat alle menschen wel kennen. Iets dat men dagelijks zieL en ervaart. Een klacht van eiken dag, ook van den sterfdag. Een van onze laatste woorden is meestal: ik ben moe, o zoo moe... Maar zoo algemeen vermoeidheid in ons leven voorkomt, zoo lastig is het Ie zeggen, waar zij eigenlijk in bestaat. Feitelijk is zij: de groote onbekende! Het is zoo'n onverklaarbaar gevoel: het gaat niet langer, ik kan er niet meer tegenop! Daarom is zij ook moeilijk te genezen, zij is geen wonde die men kan verbinden, geen breuk welke men kan spalken. Een verslagen geest, wie zal dien opheffen?

Welnu, die vermoeidheid kiest de Heiland als beeld, wanneer Hij over de bekeering tot God gaat spreken. Hij roept maar niet de menschen, die zich op de borst slaan om de gewetenspijn te verdooven. Niet slechts de menschen, die door diepe wegen gegaan zijn en die kennis hebben aan de onderscheiden artikelen en stukken der ellende. Neen, Zijn noodiging is veel ruimer. Hij roept allen die vermoeid en beladen zijn. Allen, die ook maar dat vage gevoel hebben: het gaat niet, ik ben daar geen mensch voor! Allen, bij wie het nog maar zoo algemeen is, nog maar zoo'n beginnelje is, die allen róépt de lieve Heiland: Komt! Ik zeide reeds; deze uitnoodiging klinkt zoo weinig theologisch, zoo weinig kerkelijk, het is zoo'n échtmenschelijk woord. Een woord van bewogenheid, gesproken door een alles omvattende liefde. Een woord, dat trekt en lokt, waaronder wij niet uit kunnen komen.

Komt tot Mij, zegt de Heiland. Wij moeten niet lezen en verklaren en beleven, alsof hier stond: Komt tot de kerk, komt tot het geloof, ko'mt tot het christendom. Niet uw christendom, maar uw Christus, niet uw bekeering, maar de Heiland uwer bekeering, niet uw geloof, maar de God der belofte behouden u! Ach, hoevele van onze godsdienstige zinnen beginnen met het woordje ik. Wat dat ikje denkt en voelt, ondervindt en meemaakt, daar raakt men nooit over uitgepraat, noch over uitgeschreven. Maar de Heere God en de trouwe Heiland nemen in onzen godsdienst maar een klein plekje in. Daarom wijst de Heiland op wat er geschied zou zijn in de heidensche steden Tyrus en Sidon, ja, in het gruwelijke Sodom, wanneer Hij dtiar Zijn hemelsche woorden gesproken en Zijn hemelsche daden verricht had. Zij zouden zich bekeerd hebben! Waarom zij en de steden van Galilea niet? Wel, ik denk, dat de menschen in die heidensche steden zouden gevraagd hebben: Wie zegt dat en wie doet dat? Zij zouden gejubeld hebben: Jezus! Jezus! Jezus! Maar de Israëlieten vroegen: Wat beleekent dit en wat is dat? Wel, zeiden zij, dat is bekeering en daar heb je allerlei soorten en trappen in. Zij zagen op de gave, maar zij zagen den Gever voorbij! Dat is ook het gevaar dat óns bedreigt. Het'christendom heeft nog nooit iemand in den hemel gebracht en nog nooit iemand gelukkig gemaakt! Alleen door Jezus Christus Zelf worden wij behouden.

Wat belooft de Heiland nu aan de vermoeiden en beladenen, die Hij tot Zich roept? Ik zal u rust geven! Weer zoo'n écht-menschelijk, zoo'n gewóón woord, dat ons aanstonds toespreekt. Jezus zegt niet: Komt tot Mij en Ik zal u godsdienst geven, geloof geven, bekeering geven. Dat moge er alles inzitten of uit voortvloeien, maar dat slaat hier toch niet vóórop. Vóórop staat die innerlijke ontspamiing, die heerlijke vrede, dat gevoel dat een kind heeft, dat, op vlucht voor een nijdig mensch of een booze hond, zijn hijgend hartje vleit aan de borst van zijn vader. Wij mogen wel dikke strepen zetten onder dat woordje rust. Want wij zien het anders. Hoe hebben wij dien weg der bekeering niet uitgeschilderd als een eindelooze woestijnreize! Als iemand tot den Heiand komt, zouden wij hem wel willen toevoegen: Vriend, nu is het voorgoed met uw rust gedaan! O, dat evangelie van óns verschilt hemelsbreed an het evangelie van Gód! Jezus zegt: Ik zal u ust geven. Als wij ons dat niet allereerst door ezus geven laten, dan komt er van onze bc-

keering niets terecht en van ons christelijk leven niets terecht! Wij denken vaak dat wij een verdienstelijk werk doen als wij elkaar onrustig maken, maar Jezus noodigt tot de rust.

Maar is dat dan geen valsche gerustheid? Mag ik rusten als het daar van binnen niet klaar is en niet af is? Wel, zou dat niet afhangen van de vraag, waar en waai-in wij rusten? Wie slaapt in den top van een mast, wie slaapt in het kasteel van den vijand, die geniet een valsche gerustheid. Maar als het kind rust aan het hart van zijn Vader, een zondaar aan de voeten van zijn Verlosser, zoudt gij dat een valsche gerustheid durven noemen? Die mensch kan nislen, want zijn Heiland riep hem.

Want dat is geloof, als ik mijn geloof niet meer zie. Dat is bekeering, a!s ik van mijn bekcering niet meer weet. Als ik niets en niemand zie, dan Jezus alleen!

Zoo heeft de verloren zoon gerust aan het hart van zijn Vader. Zeker, hij had het ook anders begrepen. Vader, ik zal hard voor u werken en alzoo goedmaken wat ilc bedorven heb. Maar de Vader viel hem om zijn hals en kuste hem en sprak; vandaag is het sabbath!

De moordenaar aan het kruis heeft gekreund: Heere, denk aan mij! In zijn verwarde voorstelling was er misschien een mogelijkheid van bekeering na den dood, van een proefpad dat de mensch zou hebben af te leggen om zijn euveldaden te boelen. Maar de Heiland sprak: Heden voor u rust in het Paradijs!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's