GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN  PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Gebed der Oogen.

Daar zijn in Gods Boek eenige uitdrukkingen over het gebed', die op ©en verschil in den to'e^ si and van den bidder wijzen.

Er is sprake van het opheffen der handen. Dat is een gebed'-in-den-vorm, hetzij pubhek lietzij in de afzondering uitgesprolien. Een aanbidding waarbij gelegenheid bestond tot propadeuse, wij hebben haar aangekondigd: laat ons bidden!

In de tweede plaats is er sprake van het opheffen der stem. Een heerlijk vooiTecht — een groot gevaar! Laat uw woorden weinige zijn! waarschuwde ons de Heiland. Wij doen nog te dikwijls alsof er stond: laat uw woorden véle zijn. Vele gebeden gelijken op een redevoering, op een preek-met-punten of op een süchlelijke oefening. Heft uw handen op & n verheft uw stem! Maar laten het uwe handen zijn, mijn broeder, uw ruwe werkhaiiden, uw gretige kinderhanden en niet de gesoigneerde handjes-in-glacé. Laat het uw eigen stem zijn, die gij opheft tot God en niet een of ander vreemd, gemaakt geluid. Jakobus schreef eens: uit denzèlfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dat kón hij schrijven, omdat hij óns niet gekend heeft, wij hebben daar verschülende stemmen voor. Wij zullen daar in de evangelisatie erg voor oppassen en wij zullen er in onze gezinnen en vergaderingen erg voor oppassen. Bidden is niet vr o o m-worden, bidden dat is juist uit onze vroomheid uitgaan en als een onnoozel, hulpeloos wezentje staan voor den hoogen God'. Daarom is mij dé derde uitdrukking zoo lief, welke de Schrift zoo gedurig gebruikt: het opheffen der oogen. Niet altijd' is er de gelegenheid om de handen op te heffen. Niet steeds is er zelfs de mogelijkheid om de s, tem op te heffen. Tijdens den arbeid of in gezelschap kunnen wij zoo dringend behoefte hebben aan gemeenschap met onzen Vader, terwijl wij toch niet meer kunnen doen dan de oogen opheffen tot Hem, Die in den hemel zit. Ik denk, dat het niet onze slechtste gebeden zijn, die wij op d'eze wijze opzenden.

O, als die angstige oogen van ons de bergen zoeken, vanwaar onze hulpe komen zal, als die m-schrik-vergroote pupillen den hemel zoeken, waar Hij gezeten is, onze Voorspraali en onze eenige Hope — dan zien de menschen niets aan ons, maar dan zegt de Heere: ziet hij bidt!

Ik weet niet of gij weleens in groot levensgevaar hebt verkeerd. Of uw voeten wel eens gestaan hebben op de drempelen van den dood. Kunt gij u herinneren hoe gij u in die oogenblikken hebt gevoeld? Erg simpel, nietwaar, heel erg simpel. Gij geleekt toen niet veel op wat men een vroom mensch noemt. Gij waart in die oogenblikken niet veel waard, niet eerwaard', noch weleerwaard. „Men moet niet van het lieve dood-zijn ijzen!" is een regel uit een versje. Dat is waarschijnlijk gemaakt achter een schrijftafel en de gouden Swan pende het rustig neer. De poëet keurde zijn regel en knikte tevreden: dat is een móóie zin. Toen heeft hij een slokje thee genomen. Met eenige verandering kon het ook een zin zijn uit een preek of uit' een traktaatje, een zoetvloeiende regel uit een lied: hoe zacht zien wij de vromen! Maar toen er nog slechts een wrakke plank was lusschen u en den dood, toen de motor van uw hart dreigde stil te staan, toen hebt gij zulke zinnen niet bedacht, is het niet zoo? Gij hebt geen handen opgeheven, er was geen tijd toe. Gij hebt uw stem niet opgeheven, gij hadt toen geen woorden. Gij hebt gedaan wat die mannen en vrouwen gedaan hebben, van wie de Schrift zegt: „zij hieven hun oogen op!" Meer niet! Er was niemand, die zeide: wat is hij vroom! Gij waart er zelf naderhand' ook eenigszins verlegen mede, dat gij het er niet beter had afgebracht in de ure des gevaars. De toga was u zoo plotseling afgegleden, gij stond daar voor den Allerhoogste als een simpel schepsel, gij hadt slechts dit ééne: Ik hef mijn oogen op!

Het was genoeg, broeder! Het was voor Gód genoeg.

O, zóó wil die lieve Vader u méér zien, opdat Hij u Zijn welbehagen kan bewijzen.

Eens zullen wij sterven. Slechts bij hooge uitzondering sterven de menschen sprekend. Meestal is er niet veel van ons overgebleven als wij den drempel der eeuwigheid overschrijden gaan. Wij kunnen geen handen meer opheffen, ze liggen machteloos temeder. Wij kunnen geen stem meer opheffen, de spraak is ons vergaan. Maar wij heffen onze oogen op tot Hem, Die in den hemel zit en wij zien. Uitgegaan uit onze vroomheid', gaan wij het Land van Immanuël bimienl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN  PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's