OPVOEDINGTEN
„De grenzen van de bevoegdbeid der Overbeld."
Over dit onderwerp werd opi de Schoolraadvergadering in de Paaschweek gehandeld. Prof. Rutgers zou ér over refereeren, maar deze was verlunderd en werd vervangen door Prof. Waterink.
Eigenlijk is het onderwerp wat beperkter dan boven is geformuleerd, 't Ging namelijk over die bevoegdheid op didactisch gebied'. In hoeven-e mag de Overheid zich ook bemoeien met het leerplan van de bijzondere school? Deze vraag had zich den laatsten tijd toegespitst, doordat de inspectie in de Noordelijke Hoofdinspectie een leidraad voor enkele vakken had gegeven, die aan de verschillende scholen had toegezonden en besprekingen hield over de daarin aangegeven wenken.
Daartegen waren bezwaren gerezen. Sommigen meenden, dat de inspectie hierin te ver ging. Deze had wel toezicht te oefenen, moest van de opg©^ dan© ervaringen wel rapport uitbrengen, maar mocht verder geen initiatief nemen. Dat zou de vrijheid vajti het onderwijs te veel inperken.
Bij de onderwijsbegrooling is deze zaak ook reeds aan de orde gekomen en d© Minister maakte duidelijk, dat de taak van de Rijksinspectie tocM wel wat verder gaat dan die van zwijgend getuige Ie zijn.
230 Prof. Waterink haalde in zijn betoog aan wat Dr Kuyper vroeger daarover gezegd had. Ook kon hij Prof. Rutgers nog sprekendte invoeren, die zich met belrekking tot de onderliavige kwestie ook had uitgelaten in denzelfden geest, dat n.l. de Overheid wel degelijk een taak heeft in zake het peil van het onderwijs. De Overheid, hij gebruikte dit woord liever dan het woord Staat, moet waleen, dat de cultuur van onze natie niet daalt beneden het peil van de ons omrüigende volken. Ons volk zou in den wedloop achter raken, wanneer de Overheid niet zorgde, dat ons onderwijs in al zijn geledingen de jonge menschen behoorlijk toerustte met kennis en vaardigheid. Daarom aanvaarden wij ook, dat de Overheid het onderwijs grootendeels betaalt en daaraan haar voorwaarden verbindt. Tot richtige naleving van die voorwaarden gebruikt ze haar organen, in dit geval de inspectie. Deze kan daarbij geen ledig toeschouwer zijn, maar komt met haar raadgevingen en in geval van wetsovertreding met dwingende maatregelen.
Dit is onder ons altijd aanvaard, als een noodzakelijke vorm van Overheidsbemoeiing in zake onderwijs. Prof. Waterink achtte het geven van bet leerplan of van den leidraad, hij had nog liever ©en anderen naam, nu niet een ding van zoo geweldige beteekenis. Als die leidraad, zoo zei hij, zulk een grooten invloed uitoefent, dan is dat onze eigen schuld', omdat wij dan zelf niet gezorgd hebben, dat we met de kwesties, die hier aan de orde komen, klaar zijn, vooral in verband met onze beginselen.
Ik geloof, dat hier de vinger wel opt een wonde wordt gelegd. Onze eigen methodiek komt maar zeer langzaam op. Er is in eigen kring te weinig belangstelling voor deze dingen. Als de vereeniging voor Chr. Paedagogiek vergadert, zitten we met een dertig man. Nog erger: een eigen Paedagogisch Tijdschrift kunnen we maar met groote moeite in het leven houden. Wie het nuchter bekijkt, moet toch zeggen, dat een onderwijzer ook uit den leidraad, zooals die door de inspectie gegeven iSj het goede kan nemen. Hijj gaat die natuurlijk niet klalckeloos overnemen. Maar dat is ook heelemaal de bedoeling niet, naar de eigen verklaring van de inspectie, 't Is mijn overtuiging, dat wie zijn zelfstandigheid daarbij verliest, ze zeker al kwijt is, wanneer er een inspecteur in zijn school of in zijn klas verscliijnt, die met kennis van zaleen zijn werk bekijkt.
Van een opleggen van boven af, waardoor de vrijheid van den onderwijzer in het gedrang zou komen, mag hier geen sprake zijn. Dat weet de inspectie ook wel. Deze begrijpt best, dat, wanneer ze gaat voorschrijveft, er niets van tereehtkomt. Maar wien de bloei van het onderwijs ter halrtö gaat, zal van alle kanten zoeken naar middelen, dat onderwijs beter te maken. En waar er zoo vaak geklaagd wordt over de blijvende resultaten, daar moet men toCh graag de deskundigen in consult nemen, vrijblijvend.
Of er dan geen gevaren zijn? Die zag Prof. Waterink ook wel. Maar die kunnen we niet overwinnen door weg te kruipen. We mogen ook geen oogenblik vergeten, dat de Bijzondere School het grootste deel van de kmderen onzes volks heeft te onderwijzen. We moeten daarom staan aan de spits van onze volksontwikkeling. Overal leggen wij onze ooren te luisteren. We doen onze winst met alles wat we maar kunnen gebruiken. Het is inderdaad een lust om in het onderwijs te dienen. Overal ritselt het leven. Het grootste gevaar dreigt ons van de menschen, die de zaken maar willen houden, zooals ze nu eenr maal zijn. We moeten voort. Met behoud van vrijheid en zelfstandigheid doen wij onze winst met de studie en de ervaring ook van anderen. Ik zou het dezen keer zoo willen zeggen:
„Weest bij' en hebt ruggegraat."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939
De Reformatie | 8 Pagina's