GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iets over onzen kerkgang.

Gód is altijd en in alles de Eerste. Ook in onzen kerkgang. Hij roept ons naar Zijn Huis, vergadert Zijn volk en verzorgt Zijn Gemeente. Hij WORDT niet slechts gepredikt, meer of minder zuiver, maar Hij predikt Zelf. De Heere Cliristus is de eigenlijke predikant, ouderling en diaken. Hij is de lioogste Leeraar, de groote Herder der Schapen, de Ontfermer Die de wonden balsemt en heelt allo smart.

God is helaas voor ons meestal de Tweede, ook in onzen kerkgang. Daarom gaan wij dikwijls niet „ter kerk", maar „ter dominee". Vooral in de grootere steden is het „loopen" van oudsher inheemsch. Men heeft een sterke voorkeur voor de prediking van een bepaalden predikant. Het eigenaardige van het loopen is, dat het den horizon niet verruimt — allhans in de meeste gevallen niet — maar dat het die versmalt. Men kan eigenlijk niets en niemand meer waardeeren dan den éénen, veelgeliefden leeraar. Een man uit duizend lieb ik gevonden! Soms is er dan onder de anderen nog wel een noodhulpie. Gezegd noodhulpie kan wel geen biefstuk bakken nocli ribstuk bereiden, maar hij Icookt een dragelijk bordje havermout, ook zijn flensjes zijn niet te versmaden! Dat dit wel een zeer groot kerkelijk defaitisme verraadt, daarvoor zijn de oogen gesloten, waaruit ik met droefheid constateer dat men dan van het onderwijs van zulk een man uit duizend niet zooveel vrucht heeft getrokken als men ter goeder trouw heeft gemeend.

Ik heb natuurlijk niet liet oog op degenen, die heel uitzonderlijk om een bijzondere reden eens bij een bepaalden dominee kerken. Zooals iemand eens opmerkte: „men mag wel een keer uit dineeren gaan, doch de regel is dat men thuis eet." Iemand zal echter opmerken, dat er loopers èn loopers zijn. Als iemand nu eens niet loopt uit nieuwsgierigheid, niet uit dweepzucht, maar om den opbouw van zijn geestelijk leven te zoeken? Moeten wij dien dan daarin tegenhouden?

Wacht eens even! Wie is de eerste in den opbouw van ons geestelijk leven, de Ileere of wij? 'Dat is de vraag die hier beslissend is. Als ik de eerste ben, dan heb ik aan het subjectivisme vrij baan gegeven. Ik loop naar den dominee, die verbondmatig predikt, die theocenlrisch preekt — heerlijk als het zoo is, heerlijk! Maar wat zal ik dan zeggen tegen den broeder of zuster die stelselmatig een meer verbondmatige of meer theocentrische prediking ontloopt en dat ook motiveert met het zoeken van den opbouw van zijn geestelijk even?

Daar komt iels anders bij. God de Heere, Die de Eerste is, ook in onzen kerkgang, heeft gewild, dat de .opbouw van mijn geestelijk leven in een onlosmakelijk verband zal staan met den opbouw van het gemeentelijk leven. Mijn geestelijk leven kan niet bloeien buiten, maar alleen i n de concrete verhoudingen waarin de Heere mij geplaatst heeft. Daarom zelte Hij mij in de kerkbank naast mijn broeder die traag is van begrip, naast mijn zuster die zwak is in de toepassing. Ik heb in mijn kerkgang mijn ambt Ie vervullen, namelijk de Kerk des Heeren tot openbaring te brengen in de buurt waarin ik woon. Dat hebben de broeders en zusters te doen op onze dorpjes. Die pakken niet de fiets, noch stappen in de autobus, maar zij komen samen in een kerk als een brandspuithuisje. Zie ze daar zitten, met tien of met twintig! Een ouderling leest een preek (hij leest niet eens goed, hij leest ay in stede van ei!). !Maar God de Heere geeft een genadeloon op de kerkelijke gehoorzaamheid: na jaren verrijst er in het dorp een vriendelijk bedehuis. God heeft daar Zijns Naams gedachtenis gesticht! Wat zou er van de kerk in ons vaderland zijn geworden, als de Heere hen den opbouw van liun geestelijk leven niet had leeren zoeken in verband met den opbouw van het gemeentelijk leven? Wat zal er van de kerk des Heeren in de stad worden, als wij diezelfde waarheid niet leeren verstaan en in practijk brengen? Eens had ik een onwetend en afgedwaald echtpaar weer tot kerkgaan mogen brengen. Zij kwamen tweemaal, dien eersten Zondag. Des avonds hoorde ik het vrouwtje tegen haar man fluisteren: wat zijn er weinig menschen! Den volgenden Zondag kwamen zij maar één keer...

Ik zeg niet dat loopen lager staat dan schijngehoorzaamheid. Wij kunnen lederen Zondag onze vaste plaats innemen, dan in de bank maar zoo'n beetje zitten droomen en mediteeren. Dan is de schijn gered, maar ook de schijn alleen. Inderdaad stelt onze kerkgang hooge eischen aan predikers en... aan de Gemeente. Het is onbetwistbaar, dat wij aan die hooge eischen niet voldoen. Maar wij zullen die moeilijkheid niet ontloopen, wij zullen er door versterkt worden in het besef dat God de Eerste is, ook in onzen kerkgang.

Och of GIJ de hemelen scheurdet, och of GIJ

nederkwaamtl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's