GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gratie.

(Dit het leven.)

Veiiema beet tevreden op zijn iDenhouder en staarde op liet dichtbesclu'cven po-stvelletje, dat voor hem op tafel lag. Dat was een karweitje geweest. Zeker, hij kon zijn woordje wel doen, of-ie. Dat moest ook wel, als je met het verkoopen van loten aan den kost moest komen. Als hij op een achterkamer drie hoog zat, bij een oude juffrouw en haar moest bewegen i/s lot te nemen, „eerste prijs: een kapitale boerderij!" Dan moest er gepraat worden! Hij liet dan de kippen kakelen en de koeien looien. Hij bleef zoO' lang aan het woord, tot de juffrouw de schuimende melk zag, den hooiberg róók en de goudgele boerenboter proefde... en hij-zelf het briefje van tien in zijn portefeuille kon stoppen.

Ja, praten kon-ie wei. Maar schrijven, dat was wat anders. Zorgvuldig had-ie zijn voorbereidingen getroffen. Eerst was hij naar het boekwinkeltje getrokken voor een velletje papier, een envelop, een fleschje „Neelmeijer" en een kroontjespen. Daarna moesten de kinderen de deur uitgewerkt, opdat liij zijn arbeid ongestoord zou kunnen verrichten. Toen werden de lo-uimels van de tafel geveegd, een krant netjes uitgespreid en kon het werk een aanvang nemen. Éérst wou het niet vlotten. Venema had driemaal z'n „Jakopple" leeggerookt, vóór de eerste zin op het papier stond.

Daar hing voor Ycnema veel van af van dezen brief. Het was maar niet een felicitatie of condolatie, en zelfs geen sollicitatie, maar het was niets minder dan een schrijven aan... de Koningin! Het was een verzoek om gratie. Want met al zijn loterijbriefjes was Venema er in-geloot. Hij moest voor de rechtbank verschijnen. Eerst had hij gehoopt, er zich wel uit te zullen babbelen. Ja wel! ïoen de officier van Justitie zijn baret opzette en zijn requisitoir hield, kwam Venema er slecht af. En aan het eind van het lied stond hem drie maanden gratis logies te wachten in de gevangenis. Dat stond hem niets aan. Daarom had hij zich tot de Koningin gewend om kwijtschelding van straf te vragen.

Tevreden stopte hij zijn Jakoppie met tabak „van de weduwe". Met zelfbehagen zag hij de o-tjes na, die hij de één na de ander de kamer in zond. Hij kon ze beter blazen dan schi'ijven! Toen nam hij een puntje van zijn epistel lusschen vinger en duim, hield het blad een armslengte van zich af, schoof zijn bril naar de punt van zijn rooden neus, steunde behagelijk en begon zijn schrijven nog eens over te lezen.

„Majesteit, U zal me wel kennen!" Zoo begon het schrijven. Want was hij niet op audiëntie geweest, twee jaren terug, in het Paleis op den Dam? Met de oud-strijders, waarmede hij in de koloniën had gediend. Nog zag hij zich gtian. Den hoogen hoed van zijn schoonvader, een erfstuk uit de vorige eeuw, had hij op gehad. En het jacquet van zijn buurman had hij geleend. Zoo voerde liij aan zijn lichaam twee eeuwen het paleis binnen. Hij kon het zich nog in de finesses herinneren en dacht niet anders of de Koningin wist op een haar^ wie Venema was.

Wacht, daar kreeg hij een idee! Zijn pijp verhuisde weer naar den aschbak. De Neelmeijer werd opnieuw ontkurkt. Een brutaal haartje werd van de pen geschraapt en toen schreef Venema onder den brief: „P. S. Uwe Majesteit kan naar mij informeeren bij den Evangelist uit het zaaltje, waar ik geregeld kom." Naam en adres werden hierbij ingevuld, en klaar was Kees! Nu kon de brief met een gerust hart gepost. Als dat niet hielp, hielp niets.

Venema begrijpt niet, dat de Koningin hem volstrekt niet kent. Dat zij nooit gehoord heeft van den Evangelist uit het zaaltje. Dat dringt niet tot hem door.

Venema weet helaas óók niet, dat er een véél hoogere Majesteit hem wél kent! Een Koning der koningen, een Heere van hemel en aarde. Die Oppcrmajesteit weet alles van Venema. Toen zijn moeder hem naar het doopvont droeg, dien kleinen spartelaar in het kanten doopkleed, toen heeft die Koning Zijn zegel gezet op Venema's voo)> hoofd. En later heeft die Majesteit veel van Venema gehoord, als zijn moeder neerknielde en klaagde: „o, Heere, bewaar mijn jongen. Hij gaat zoo het verkeerde pad op." De oogen van dien Koning hebben alles van Venema gezien en dat is niet veel moois en niet veel goeds! En tóch, juist die Koning is bereid om Venema gratie te geven en hem al zijn zonden kwijt te schelden. Niet als hij mooie briefjes schrijft en letters met krullen op het papier werpt. Maar wèl, als hij eerlijk en ootmoedig zegt: „Heere, ik zit er z.oo in, ach help mij om Jezus' wil? "

Dan krijgt Venema gratie!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's