GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„SYMBOLEN" EN „KENMERKEN". (II.) Antwoord aan dr A. de Bondt. (III.)

We zagen, twee weken geleden, dat tusschen „symbolen" en „kenmerken" (ter onderscheiding van de ware tegen de valsche kerk) volgens Calvijn-bestrijders van roomsche zijde wel degelijk verschil gezien werd. Een , , nota" is (voor wie ze opmerken kan) altijd meteen een symbool, maar een symbool nog lang niet altijd een kenmerk (nota, van waar tegenvalsch).Een huwelijksring is symbool der huwelijkstrouw, maar op tijd thuis komen en vrouw en kinderen goed verzorgen, is kenmerk der huwelijkstrouw, tegenover echtbreuk, al of niet in beginsel. Doopshandelingen, avondmaalsceremoniën, gebeden, kerkgezangen zijn symbolen der kerk, maar recht gebruik van den doop, zuivere bediening van het avondmaal, gebeden overeenkomstig de vereischten van den Catechismus, kerkzangen waar het geloof in uitkomt, zijn kenmerken van de ware kerk tegenover het valsche gezelschap van religiosen. Het zwaard is het symbool der gerechtigheid; maar de zuivere rechtspraak, het goed gebruik van het zv/aard, is het kenmerk van de eerlijke rechtbank tegenover gangsters of ku-kluxklan.

Feitelijk is dit alles reeds oude wijsheid. Een goed vriend herinnerde me aan de woorden, verleden week reeds ter sprake gebracht: signum, (teeken) en nota (ken- of merkteeken). Aristoteles maakt ook al verschil, zoo merkt hij op, tusschen arj/ueTov en TBüfXïjQiov. Het eerste woord wil zeggen: teeken, sym bool, signum, het tweede: bewijs, Merkmal. Uit het eerste (een symbool, een teeken slechts) kan niet met stelligheid geconcludeerd worden, uit het tweede wel (Rhetorica, I). Vergelijk A. Calme—^M. Gargon, „Algemeen Groot Naam- en Woordboek van den ganschen Bijbel", Leiden, H, 1727, 360: „In de k e r k • taal wordt Symbolum genaamt, hetgeen de sloffe van 't Sakrament uitmaakt: hetgeen men ziet, en voor oogen speelt. Zo is het water in den doop het Symbolum van den doop, en van de inwendige reiniging; en in't Avondmaal is brood en w ij n, het Symbolum van 's Heilands v 1 e e s c h en bloed, dat wezenlijk daarin tegenwoordig is." Men zie ook Suicerus, Thesaurus Eccl.: avfijiolov (symbool) is een „indicium", een „signum" (ar^fieïov) een teeken, dat te zien is, zooals men soldaten onderscheidt van de vijanden; de theologen gebruiken het woord symbool voor de zichtbare teekenen bij de sacramenten, water in den doop, brood en wijn bij het avondmaal, en deze teekenen (symbolen) hebben betrekking op de beteekende zaak (lichaam en bloed des Heeren). Sacramenten in het algemeen heeten symbolen (Dionysius Areopagita, Maximus), ook de doop (Isidorus Pelusiota, Athanasius), ook het avondmaal (Theodoretus); „alle protestanten" en ook, vóór kardinaal Petronius, al hun tegenstanders, vatten in

deze richting de uitdrukking „mystieke symbolen" op, aldus Suicerus.

Om kort te gaan, symbolen der kerk behoeven nog geen ken teekenen der ware kerk te zijn, al zijn haar kenteekenen, voor wie (nog eens) ze onderscheiden kan, meteen (voor zijn geestelijk oog waarneembare) symbolen. Een symbool kan iedereen zien, ook al kan niet iedereen zijn zin, zijn spraak, zijn tendenz, zijn bewijskracht verstaan. Een kenteeken daarentegen kan niet iedereen zien, daarvoor is een geoefend oog noodig. Dat een instituut doopwater gebruikt (symbool) ziet ieder; of zij het récht gebruikt (kenmerk), dat ziet alleen wie er over meepraten kan. Als in de eerste gemeente wonderen gebeuren (symbolen), wonderen, die men van alle kanten zien en waarnemen kan, dan zijn die wonderteekenen voor wie eenmaal in de pinkstergemeente de ware kerk ziet, symbolen, en voor hèm meteen kenmerken (notae) der kerk, tegenover het Jodendom, dat op den Pinksterdag verlaten werd door den Heere, die vuurtongen gaf niet op de sanhedristen, maar op de visschers, die met den Nazarener geweest waren. Maar die wonderteekenen zijn „zonder meer" nog geen kenmerk der kerk; hebben later ook niet de secten ze gekend? en zal de antichrist niet wonderen en teekenen doen? en zijn er in Möttlingen geen al of niet werkelijke wonderteekenen? Sporen der kerk zijn nog geen kenteekenen; de voetstappen des Heeren kunnen ergens geweest zijn, maar Hij kan elders heen verhuisd zijn, om met Calvijn te spreken. Als de antichrist, de pseudoprofeet, wonderen doet, zal men kunnen zeggen: de symbolen der kerk zijn bij hem. Maar de kenmerken zijn er niet. Reeds Gregorius de Valentia, jezuiet, wees in die richting i).

Dit heeft men te bedenken, ook bij de lezing van Calvijn. Bij hem zijn symbolen dingen, die men met de zintuigen waarnemen kan. Zoo is de handoplegging een symbool 2). Als Elia zich over het doode kind van de weduwe van Sarfath uitbreidt (1 Kon. 17 : 21) of als Paulus het doet ten aanzien van den jongen Eutychus, die uit het venster gevallen was en dood opgenomen was (Hand. 20 : 10), dan is dat een symbool. Maar wie zal vandaag verlangen, dat een dominee met zijn gestorven kerkleden zoo handelt, om straks, als het niet gelukt, te beweren, dat de kenmerken der kerk bij dien dominee afwezig zijn 2) ? De zalving met olie bij zieken is een symbool, maar wie wil beweren, dat men a la Möttlingen daarvan een „kenmerk" (nota) der ware kerk dient te maken? *) Calvijn zelf waarschuwt tegen zulke misvatting in betrekking tot het s3Tnbool der zalving met olie; men dient wel de kenmerken (notae) der kerk na te jagen, en te vertoonen, anno 1940, maar dit symbool niet*»). Zoo is de besnijdenis een sjonbool geweest 5), en alweer, de zalving met olie^), en de ceremoniën zijn hef), en de sacramenten s), en het doopwater^), alsmede het avondmaalsbroodi'')_ DQ doop is een symbool der reiniging; wordt hij opgenomen in een verband van leer en belijdenis, waarin wij hem dus recht toonen te gebruiken, dan wordt zijn recht gebruik kenteeken (nota) ^''•). Men moet trouwens bedenken, dat in Calvijn's dagen het woord sacrament meer zichtbai'e teekenen aanduidde, dan bij ons tegenwoordig; zoo is ook de paradijsboom, de boom des levens, sjanbool, hetgeen voor de sacramentsleer beteekenis heeft i^). Wij dragen onze symbolen, zooals soldaten hun uniform ^^). Het sacrament is een zichtbaar woord, daarom kan het ook symbool zijn i*). Op het zichtbaar-zijn komt het telkens weer aan i^); daarom hebben juist de ceremoniën (Israël, Rome) zoo beteekenisvolle plaats onder de symbolen i^).

Rekent men nu met die gewone hanteering van het woord „S3Tnbool" bij Calvijn, en houdt men dus vol, dat wel de „kenteekenen" (voor den goeden verstaander) „symbolen", maar „symbolen" der kerk nog geen „kenteekenen" zijn ^''), dan kunnen alle plaatsen, waarin Calvijn over „symbolen" en „kenteekenen" der kerk handelt, gemakkelijk worden gelezen.

En dan zal men niet meer heenglijden over het toch werkelijk niet onbeteekenend onderscheid, dat Calvijn in de bekende passage van Inst. IV, 2, 12 aanbrengt in zijn woordenkeus. Voorzoover onder het pausdom nog „een stuk of wat" (aliquot) „symbolen" der kerk zijn overgebleven, wil hij daarin gaarne de sporen van Gods werk erkennen (net als wij allen het doen, wijl Gods verbond nimmer weg was). Maar de eigenlijke notae (de eigenlijke kenmerken), waarover Calvijn „voornamei ij k" gesproken heeft, en die het hart raken, en het kort begrip zijn van de kerkleer, die zijn er niet.

Eigenlijk begrijp ik niet, hoe dr de Bondt, en ook prof. Hepp, in zijn adhaesiebetuiging aan dezen medewerker, zich zoo hebben kunnen laten gaan, door kalm te beweren, dat Calvijn de woorden „symbool" en „kenmerk" (nota) zonder eenig verschil gebruikt. Dat dit misgezien moet zijn, blijkt nog hieruit:

a. Calvijn spreekt van „aliquot" (een stuk of wat) „symbolen" der kerk. Dat kan, als men symbolen opvat, zoo, als wij hierboven hem hoorden doen. Maar wie spreekt er van „een stuk of wat kenmerken der ware kerk"? Wie, die met Calvijn ze eigenlijk tot twee herleidt: niet maar prediking, doch zuivere prediking; niet maar sacramenten, doch recht gebruik der sacramenten ? Wil dr de Bondt eens zeggen, hoe ik, als er maar twéé kenmerken der kerk zijn, kan zeggen, dat er ergens een stuk of wat zijn overgebleven ? Bellarminus weet daar wél raad op, want die breidde het getal tot 15 uit. De gereformeerden hebben evenwel daar genoeg tegen gestreden. Het woordje „aliquot" had dr de Bondt en prof. Hepp moeten waarschuwen. Bij ónze opvatting van „symbolen" heeft men er niet de minste moeite mee; bij Rome zijn nog doopwater, avondmaalsbrood, er gebeuren krachten, er zijn ceremoniën, enz. enz. Maar dat zijn geen kenteekenen der ware kerk tegenover de valsche; óók de secten hebben symbolen der kerk, doch haar merkteekenen niet.

b. Calvijn zegt, dat bij Rome een stuk of wat van die „symbolen" zijn gebleven, die een „efficacia" hadden, d.w.z. een krachtdadigheid, een uitwerkingskracht, welke tot op het (vroege) jaar, waarin C a 1 v ij n zijn Institutie schreef, noch de Satan, noch de menschen konden verwoesten. Dat ziet natuurlijk op allerlei: er wordt nog gepreekt (symbool), hoewel niet recht, er worden nog ceremoniën gebruikt, die het Woord willen aandringen, er zijn nog dienende handelingen voor zieken, stervenden, etc. Het ziet op allerlei, en met name op den doop, zooals de Jezuïeten, die ik aanhaalde, bizonder goed begrepen hebben; Calvijn wijst er onophoudelijk op, dat God de Heere in de donkere dagen der Middeleeuwen Zijn verbond niet heeft laten liggen, Zijn wereld niet zóó heeft laten verkommeren, dat er geen kerk en geen volk Gods meer zijn zou. Maar nu de Reformatie bezig is zich te voltrekken, nu dwingt God tot de groote Entscheidung. „Efficacia", krachtdadigheid, krachtdadige werking, dat is een term, die men met name aan de „symbolen" der kerk verbindt, en aan de sacramenten. Maar het recht GEBRUIK der sacramenten, daarover gaat het bij de „notae" (kenmerken, merkteekenen). Dat GEBRUIK der sacramenten heeft de Satan wel degelijk verwoest, en de menschen ook. Vandaar juist, dat Calvijn de symbolen der kerk weer redden moest uit de handen van Satan en menschen. Heeft dr de Bondt, heeft prof. Hepp er ooit van gehoord, dat de kenmerken der kerk „efficacia" hadden? Ik denk het niet.

Slotsom: wat ik indertijd dr de Bondt „op een briefje" gaf, dat geef ik hem nog op een brief. Hij leze Calvijn voorzichtiger, en prof. Hepp doe desgelijks. En bewere niet, zonder (eigen) bewijs.


1) Gregorius de Val., a.w. 181/2. 2) 7, 628. 3) 7, 629. •*) 7, 631. 4a) 7, 631. 5) 7, 684. ») 2, 1080, lust. IV, 19, 20. 7) 2, 1084, Inst. IV, 19, 25. 8) 7, 618. s) 7, 620. 10) 7, 624. 11) 2, 962, Inst. IV, 15, 1. 12) 2, 949, Inst. IV, 14, 12. 13) 2, 950, Inst. IV, 14, 13. 1*) 2, 944/5, Inst. IV., 14, 6. 15) 2, 956, Inst. IV, 14, 19. 16) 55, 99.

1^) Merkwaardige overeenkomst der bestrijding van dr Kaajan, èn van dr De Bondt. Eerstgenoemde bedacht niet, dat als roomschen afgodendienaars zijn, daarom afgodendienaars nog geen roomschen zijn; de tweede veronachtzaamde, dat kenmerken wel symbolen, maar symbolen daarom nog geen kenteekenen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's