KERKZANG.
Wat klaagt gij, „broeder", over onsen toon, , en spreekt niet dan met onverholen hoon van dl ons fogen tot herstel van recht, alsof de satan self ons heeft geknecht? .
Hoe? Durft gij, kerklid uit een trouw 'geslacht, nog te gewagen van Gods groote kracht, die U en ons als broeders samen bindt, zolang gij U bij ontrowo wel bevindt ? i
Want zondig was en is hei ijdel werk, waarmee gij hebt gebannen uit de Kerh het eigen bloed, dat riep en roept om trouw aan Hem, die ijvert aan Zijn woningbouw.
Gij noemt U immer nog gereformeerd; maar weet dat uit Uw midden is geweerd hij, die zich slechts uit 's Levens reine kelk wil laven met de onvervalschte melk.
Waarom vergeten wat eens is geschied? God heeft geen welgevallen aan het lied, dat valsch van toon den hemel tegen schreit en droefheid bij de engelen bereidt!
Dat nimmer toch Uw zingen toonloos zij; maar laat Uw psalmen in een blijde rei weerklinken, opdat zuiver zij de toon tot eer van God en Zijn verhoogden Zoon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 november 1946
De Reformatie | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 november 1946
De Reformatie | 8 Pagina's