GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZANGERS EN SPREKERS, SPEELLIEDEN EN LITURGEN, II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZANGERS EN SPREKERS, SPEELLIEDEN EN LITURGEN, II.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De sacramenteele beweging, die verleden week reeds ruw werd aangeduid, maakt vele leerlingen. Langdurig zal dit leerlingschap niet zijn; daarvoor is de ontkrachting van begrippen als „Woord" en „sacrament" te brutaal. Maar de leerlingen, die zich achter de herauten van deze beweging scharen, zullen toch in massa voor de orthodoxie verloren zijn; de „beweging" is een van die nerveuse decadentieverschijnselen, die in onzen tijd de kerk ontbinden, en die getypeerd zijn door een devalueering van alle waarden, die we hadden, en zulks'in naam der WAAR­ DEN waarnaar men op zoek is, en die men nimmer grijpen kan, naar eigen zeggen.

De pijnlijk aandoende zelfoverschatting van hen, die in den laatsten tijd de theologisch-kerkelijke begrippen ontkrachten, ontbreekt ook hier niet. Prof. van der Leeuw (Liturgiek, 26) verklaart, dat deze liturgische beweging, „zal zij überhaupt iets zijn, niet minder dan een hervorming zal bedoelen".

Maar de hervorming zet zich hier op een verkeerde plaats in. Men geeft hier aan het avondmaal zoo groote plaats. Waarom? Omdat „de Heer" het zelf heeft gegeven. We lezen (32/3): „Wanneer wij zoeken naar het centrum van onzen eeredienst, ligt het tocTi voor de hand allereerst te zien naar den eeredienst, dien de Heer ons zelf heeft gegeven, de bediening van het Heilig Avondmaal. Doet dit tot mijn gedaohteöis Hier wordt de schare der jongeren tot gemeente, hier wordt het samenzijn met den Leeraar tot Sacrament: dit is mijn Lichaam, dit is mijn Bloed. — In het midden van den Eeredienst staat de Avondmaalsdisch". Het avondmaal heet hier dan ook consequent: de grondvorm van allen eeredienst. Want het is het teeken van de openbaring zelve: van 's Heeren dood en opstanding, van z(jn vleeschwording en verheerlijking, van zijn Komst en Wederkomst. ELKE handeling in den eeredienst •— zoo heet het verder — moet zich rechtvaardigen in haai? sacramenteel karakter door haar betrekking tot deze grondhandeling.

De grondvorm

De grondvorm van het verkeer tusschen God en mensch is immers volgens Van der Leeuw (132) de Vleeschwording; en die grondvorm nu brengt mee, dat het sacrament van het Heilig Avondmaal in eiken Zondagmorgendienst wordt gevierd. Waar dit — zoo zegt hïi — om welke reden ook, niet wel mogelijk is, bedenke men, dat niettemin de dienst alleen dienst is, doordat hij het Avondmaal tot vooronderstelling en grondslag heeft. Het EENIGE sacrament, dat er „eigenlijk" is, ziet hij in de verlossende en verzoenende •Tegenwoordigheid Christi in de aardsche lichamelijkheid (47). Deze wordt door Christus' kerk gevierd, volgens den schrijver.

Zoo kon Noordmans (Liturgie, 1939, 102) wel met goede reden schrijven, dat Van der Leeuw het sacrament de „sublimeering eener eenvoudigste levensuiting" noemt. Tevens, dat Van der Leeuw „de liturgische handeling belegt met het epitheton w a a r 1 ij k, en er tegen opkomt, dat wat de kerk in andere formatie, in vereenigingen, b.v. op het zendingsveld, doet, als in ernst gedaan daarboven worde gesteld". In het sacramenteele van den heelen eeredienst is het sacrament algemeen gemaakt.

Wij behoeven onzen lezers niet breed uiteen te zetten, waarom wij dit alles haten. Haten als de ondermyning van alle waarachtige theologie, en dit zoogenaamd in naam van haar Uefste motief: de vleeschwording des Woords. Want het is niet meer dan woordenspel, de vleeschwording, dit „mysterie der godzaligheid", te doen aanmerken als den grondvorm voor het verkeer tusschen God en mensch. Vleeschwording is geen „vorm", en heelemaal geen verkeers-vorm. De vleeschwording des Woords was b.v. de eenige weg, om het verkeer tusschen God en mensch grondig op te breken, in naam der straffende gerechtigheid; zij was de voorwaarde óók voor het vernietigen en onjledigen en straffen v^n den Borg naar en in de natuur die gezondigd had. Dat is wel wat anders dan grondvorm van (pacifiek) verkeer. Neen, we zeggen niet, dat met het bovenstaande de beteekenis der vleeschwording is uitgeput. Wel, dat achter deze algemeen-making van de „figuur" der vleeschwording de zeer antieke verwarring ligt van de begrippen „Christus als midden-persoon" (als mesos) en „Christus als middelaar" (mesitês). De Schriftgeloovige ziet in Hem den Middelaar, die God en menachen, gescheiden vanwege de zonde, met elkander verzoent. Deze schijn-theologie ziet Hem als een midden-figuur, verwant aan God, verwant aan den mensch, daarom in staat Gód te begrijpen, en in staat, evenzeer, om óns te begrijpen; een figuur, die niet zoozeer door een betalend offer, als wel door zijn enkele zign, naar twee kanten de hand kan strekken, , naar God toe, en naar ons toe, alzoo „contact" aan beiden gevende.

De grondvorm van het verkeer. Welja.

Maar wie het zoo ziet, heeft meteen het recht verbeurd, ons te spreken van sacramenten. Hij heeft ze van het Woord losgemaakt, en van de borgtochtelijke verzoening tevens.

Niet gemakkelijk nu is het de gevaren van zulk een beweging te onderkennen. Zij laat haar theologische achtergronden meestal in een nevel, zoo vaak zij zich tot de menschen „van de practijk" richt. En haar woordkeus is zelf al zeer ondoorzichtig.

Daarom verblijdt het ons, dat de heer Milo in zijn boek een aparte paragraaf opneemt onder het opschrift: „Geen sacramentalisme". Terecht schrijft hij (blz. 153), dat hier eigenmachtig wordt beschikt over de plaats, die Woord en Sacrament naar Gods wil in het leven der kerk moeten innemen. Alsmede dat er in de Schrift niet de minste aanwijzing is om muziek en zang sacramenteel te verklaren.

Het doet ons daarom vreugde, in den brief, dien de heeren Milo en R. Huizenga richtten tot de , ; Vereeniging voor Protestantsche Kerkmuziek", volgende passage te lezen (opgenomen in het boek van dhr Milo, blz. 157/8):

Uw jaarverslag-1937 spreekt van „uitvoering van gewijde muziek tijdens de eredienst". Dit wekt de ge-' daehte aan muzikale bijdragen, waaraan wij niet zouden kunnen meewerken. Het betreft dan immers aesthetische belevingen, die als zodanig buiten de geloofswerkzaamheid liggen van de gemeente, die haar HEER ontmoet. Bovendien zou het uitvoeren van muziek niet de Kerk als geheel ten goede komen, maar alleen hun die daar oor voor hebben, zoals Mej. Joh." de Geus in genoemd jaarverslag ook zegt: „opdat zij (de grote componisten) hun zendingstaak zouden vervullen aan hen, die er voor ontvankelijk ztj n". Dit musiceren voor een deel der gemeente komt in strijd met het wezen der Kerk, die de gemeenschap der heiligen is.

U gebruikt in Uw bulletin diverse uitdrukkingen, die ons ongewoon klinken, en die doen vermoeden, dat U reeds een grondslag hebt gekozen, op welke wij ons niet zouden kunnen begeven. Daar is eerst de uitdi'ukking „zendingstaak" in bovenstaand citaat, welke door muziek zou moeten worden vervuld. Voorts spreekt U over het „sacramenteel karakter van kerkmuziek". In onze confessie (art. 33) belijden wij de genoegzaamheid der twee ons door Christus geschonken sacramenten, te weten de H. Doop en het H. Avondmaal. In dezelfde circulaire spreekt U van „uitverkorenen der gemeente". Wij kennen slechts „de genjeente der uitverkorenen" (Doopformulier), d.i. de Kerk, waarin geen andere uitverkorenen voorkomen, in de priesterlijke zin als door U bedoeld. — Hoewel wij waarderen, dat U „geenszins een mening of een bepaalde richting wilt opdringen", vragen wij ons af, of Uw werk wel in ruimer kring vruchtbaar zal blijken te zijn, zonder een vooraf opgestelde, aan Gods Woord gebonden, belijdenis.

Tot zoover de aanhaling.

Hier wordt geschiedenis gemaakt en gewaakt, ter­ wijl het tijd is.

K. S.

VOORTGEZETTE WANDELING LANGS ENKELE KERKELIJKE PERSSTALLETJES

Bij het vervolg van onze wandeling langs enkel© persstalletjes, waarboven tegenwoordig het spandoek wappert „Voor den opbouw van het Gereformeerde leven" naderen wij de tent, waarboven staat: „Van het Verbond".

Het is een ruime, royaal opgezette kraam. Dat mag ook wiel. Den laatsten tijd is hier de drukte wel wat geluwd, daar de trek veel meer is gegaan in de richting van die eerste twee kramen, maar eenige jaren geleden was dat anders. Toen was het hier één grijze berg van geschriften, - die bij duizenden lagen opge^ stapeld en grif van de hand gingen. Het zag hier toen dagelijks zwart van de koopers. „TOELICHTING" was de titel van dezen „best seller". Het geschrift wilde licht verepreiden over wat in de geheime concilies was veiihandeld en besloten. Zulke dingen trekken de aandacht. Aan de bedenkeUjke gezichten van sommige koopers was het evenwel al te zien, dat niet i«ier dat verspreide licht waardeerde. Er kwamen tegengeschriften los, die Hnks en rechts werden aangeboden, en zich tegen dezen grijzen stroom walden handhaven. De leiding van deze tent duchtte evenwel geen critiek en beantwoordde deze tegen-actie prompt met een nieuwe lawine van lectuur. PRAE ADVIES las je allerwegen op die duizenden blauwe omslagen. Alles zag eenvoudig blauw in deze tent van al die nieuwe boekjes. Opnieuw verdrong men zich om er een te bemachtigen. Nu werden de gezichten van tal van lezers eerst recht somber. Vanaf dat tijdstip was hetmet alle rust rondom deze tent voorgoed gedaan. Het werd er bepaald zeer rumoerig. Dat verdroot den man van dit stalletje. Hij wist het zoover te krggen met de hulp van den marktmeester, dat al die tentjes, waarin die van de zijne afwijkende lectuur werd aangeboden, van de markt we«den verdreven. De een na den ander zag men, midden op den dag, noodgedwongen zijn matjes oprollen en heengaan. Er kwamen leelijke hiaten, kale plekken in die eens zoo vroohjke aaneengesloten tentenrij. Midden op den dag viel er toen die bekende, landerige stemming die anders eerst pleegt te gaan heerschen bij het scheiden van de markt. Je leerde er ook de kooplui kennen, want dit alles verUep niet steeds in pais en vree. Wat stond er nu feiteHjk in die boekjes van die heengezou'» denen? Ze noemden veel het Verbond. En dat was tegen den zin van de leiding van deze groote tent. Het grijze boekje keurde dat af. Minder praten over het Verbond was meer in de Ujn. Doch wat ziet men nü? Reeds meer dan een jaar lang tref je in deze tent niets anders aan dan al maar lectuur over het Verbond! Van week tot week hetzelfde. Er z^jn er die zeggen, dat deze tenthouder het monopolie wilde hebben, geen concurrentie duldde en waar deze nogal actief was, moest ze er maar uit. Hij heeft nu het rijk alleen. De grijze en blauwe boekjes zijn al lang vergeten. Zoo goed ze in het begin van de hand gingen, zoo slecht liep het er op het laatst mee. Menige kooper achtte zich zelfs bedrogen, omdat men, wat men eerst warm had aanbevolen, nu losliet en daarvan zei: stop 't maar in de kachel. Ondertusschen is er naar het oordeel van menigeen niet veel veranderd in deze tent. want bekijk je al die nieuwe Verbondslectuur goed, dan heeft het er veel van, dat wel de bandjes zijn veranderd en de opschriften, maar dat de inhoud ongewijzigd is gebleven. Echt in trek is deze tent evenwel niet meer, de groote stroom van het publiek heeft zich verlegd. Met de vrij schkarsche belangstellenden wandelen we weer verder.

Volgens afspraak zouden we nog even aanwippen bij dat tentje, waar die kerkrechtelijke uitstallingen worden gehouden. Ook daar heeft het een t^jd lang zwart gezien van de menschen en grijs van de boekjes. — Officieel handelde men er niet in, hadden ze een ziser aparte bestemming, maar ondertusschen, vroeg je er om, dan haalde men ze van achter de toonbank te voorschijn. En ook zoo gingen ze grif weg. Wie iets wilde weten van die geruchtmakende, ambtelijke schorsing van een zekeren professor, kóa hier terecht. Niet ieder kon, het waardeeren, dat deza zaak zoo publiek werd uitgevent. Maar daarover ziil* len we het nu maar niet hebben. Ondertusschen is he< met die lectuur ook leelijk mis g^Jeoaeii^ Ziog^a. lag

dat boekje er met die Toelichting op de Schorsing niet, of van links en rechts verschenen de tegenge-Bchriften ook in deze zaak.

Wat als een zwaar belastend rechterlijk vonnis was aangekondigd werd door velen als een eerediploma opgevat. Ook hier was het weer noodig een tweede boekje over deze zaak open te doen, al kwam dat niet in ieders handen. Het was even „grijs" zoowel van binn^i als van buiten, als het andere, en bracht de zaak geen haarbreed verder. Ik zal maar niet al het rumoer beschrijven, dat over deze zaak is verwekt. Hoe vriendelijk en voorkomend men in deze tent met buigingen en strijkages ook de koopers te woord staat, het publiek is den laatsten tijd over de behandeling allerjninst tevreden. Men is wel in deze tent toen het misliep met die grijze boekjes niet zoover gegaan, dat nien ze zelf in de uitverkoop wierp of opwekte ze maar in de kachel te stoppen. Men gaat hier anders te werk en dat wekt juist de ontstemming op. Van week tot week zie je nu lectuur verschijnen met al maar vraagteekens. Zoo ligt er nu weer iets in de uitstalling onder den titel: Moeten geschorste of afgezette ambtsdragers van het Avondmaal worden afgehouden? En kijk je dan die lectuur in, dan blijkt dat er zonder blikken of blozen in wordt verklaard: „In het kerkelijk conflict, dat onze kerken nu doormaken, hebben de kerkelijke vergaderingen in het algemeen gemeend, dat de schorsingen in het ambt de afhouding van het Avondmaal niet hoefden te brfengen". En, zegt men dan verder, die houding wordt ook gedekt door mannen als Voetlus, Rutgers en Jansen.

En kijk, dat is nu om echt giftig te worden, en geeft je het woord boerenbedrog in den mond, waarover we het vorige week reeds hadderfi Want weet ge wat er te lezen stond in die grijze boekjes over de Schorsing van dien professor? Ik zal het U woordelijk aanhalen:

„Wat prof. Schilder bij het verstrekken van zijn adviezen zoekt en begeert aan te richten moet op het standpunt der Synode worden aangemerkt als „tweedracht, sekten en muiterij in kerken". (Pag. S3 van het eerste grijze boekje).

„Hij heeft zich door zijn houding schuldig gemaakt aan de in art. 80 K. O. genoemde zonde van echeurmaking en aan wat in ons Avondmaalsformulier wordt omschreven als het begeeren aan te richten van tweedracht, sekten en muiterij in kerken". (Pag. 18 van het eerste grijze boekje).

„De Synode heeft integendeel welbewust de grove zonde van openbare scheurmaking en openlijke verachting der kerkelijke orde bij prof. Schilder willen . constateeren. De overtuiging, dat hij zich aan die grove zonde schuldig maakt, heeft er haar toe geleid om hem op zoo ernstige wijze tot de orde te roepen". (Pag 33 van het eerste grijze boekje).

Weet ge wat nu het ergerlijke in deze zaak is? Dat in deze tent, waar alleen maar kerkrechtelijke uitstallingen worden gehouden, en dat door den baas zelf, die kerkenordening, waarom alles draait, gladweg wordt verdonkeremaand. Ge kunt er verzekerd van zijn, dat men al weer gereed staat om Uw affreuse, horribele termen te laken. Maar laten we eventjes zien. Ge hebt dat toch zooeven goed in U opgenomen, dat van die bij herhaling vastgestelde, met name genoemde grove zonde, van die nadrukkelijke verwijzing naar het Avondmaalsformulier? En wat zegt dat Formulier? Immers dit, dat allen die zich aan deze ergerlrfke zonde schuldig maken, zich van de tafel des Heeren zullen onthouden, waarbij hun verkondigd wordt dat zij geen deel hebben in het rijk van Christus en zich dus van deze spijze, welkï Christus alleen Voor zijn geloovlgen verordineerd heeft, zoolang zij in zulke zonden blijven, zullen onthouden; opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde. Sla nu Uw kerkenordening op, en lees artikel 76: „En desgelijks wie een openbare < of anderszins een grove zonde gedaan heeft, zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden, enz."

Kunt ge het nu begrijpen, hoe men nu nog kan vragen of zulke grove zondaren wel van het Avondmaal des Heeren moeten afgehouden worden?

Afhouden zegt art. 76 K. O. Wij hebben in het kerkeUjk conflict anders geoordeeld, zegt men losjes weg, net doende alsof men van den prins geen kwaad weet, en alsof er geen K. O. bestaat. En nu die ds Joh. Jansen waarop men zich beroept. Wat zegt die? Lees „de Korte Verklaring van de Kerkenordening" van zijn hand, pag. 312: „Het tweede geval is, dat iemand een openbare of anderszins een grove zonde bedreven heeft. Staat dit na onderzoek voor den kerkeraad vast, dan stelt hij den zondaar aanstonds onder censuur". Wordt dan verder gevraagd: Welk karakter draagt deze afhouding? dan antwoordt ds Jansen: „Deze afhouding van het Avondmaal is de eerste acte van de tucht in engeren zin. Ze wordt ook wel de voorloopige excommunicatie of „kleine ban" genoemd". En daar wil nu die vriendelijke mijnheer van dit tentje ons wijs maken, dat die ds Jansen van dat alles niet zou hebben geweten en ermede accoord zou gaan dat in dit conflict, op niemand zooals men zegt, de jjersoonlijke censuur is toegepast! Nu loopen we nog eenige kans, dat ons wordt tegengeworpen, dat artikel 78 der K. O. betrekking heeft op gewone leden der kerk en artikel 79 en 80 speciaal op bijzondere ambtsdragers. Het valt mij telkens weer op, dat men op dit punt aangekomen nooit eens flink doorpraat en eerHjk de consekwentie van zijn meening aanvaardt. Deed men dat, dan 'zou' men, gesteld men wilde ialleen bij ge* wone leden van afhouding van het Avondmaal weten, in geval van bedreven grove zonden, en niet bij bij^ zondere ambtsdragers, eerlijk deze conclusie moeten aandurven, dat je dominee, ouderling of diaken zijnde je meer zou kunnen permitteeren op het pimt van grove zonden dsm als gewoon lid. der kerk en een heel wat mildere tuchtbehandeling zou genieten. Dan zou men tevens het Avondmaalsformulier daarop aansluitend maar meteen moeten wijzigen, b.v. in dezen geest: Allen, behalve dominees, ouderlingen of diakenen, die zich aan de navolgende ergerlijke zonden hebben schuldig gemaakt, zullen zich van de tafel des Heeren onthouden en hun wordt verkondigd, dat zij geen deel hebben in het rijk van Christus. En voorts: Deze allen, met uitzondering van dominee^, ouderlingen en diakenen, zullen zich van deze ^ijze (welke Christus alleen voor zijn^ geloovigen, waaronder onbeleden grove zonden bedrijvende dominees, ouderlingen en diakenen, verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde.

Wanneer we den vriendeliiken man van dit kraampje niet tot zooveel goddeloosheid vervallen mogen achten, dan doet hij toch hier inderdaad aan iets, wat lijkt op boerenbedrog. Want dan stopt hij toch stil-etjes die grijze boekjes met die vreeselijke woorden over die in het Avo^idmaalsformulier genoemde grova zonde in de kachel. En zoo gaat dan die heele aanklacht van die beruchte grove zonde in rook op.

Uit mijn jongensjaren herinner ik me van de weekmarkt zoo'n virtuoos, die een soort leerachtigen ouwel op zijn tong legde en dan allerlei schoone vogelengeluiden van nachtegaal, karekiet, kanarie tot lijster toe, uit dat lapje leer voorttooverde. Kocht je dan zoo'n ding en kwam je er mee thuis, dan kon je je longen er op leeg blazen, maar op zijn best. haalde je er een geluidje uit te voorschijn, dat wel iets weg had van het snateren van een eend of gans, maar meer ook niet. Daaraan werd ik herinnerd bij onze wandeling langs dit stalletje. Twee jaren geleden lagen hier ds bazuinen van het gericht, zé zouden een klaar en sonoor geluid geven. En nu na deze twee jaren, wordt er op geblazen en blijkt er niets anders meer uit voort te kunnen komen, dan het snerpend geluid, zoo wel bekend van het fluitje van den stationschef, welk signaal U op eéhigen afstand alleen maar wil zeggen, dat ge voor ditmaal den (kerkelijken) trein hebt gemist. Ziin we even bedrogen! Wij alleen? Of mogelijk ook God? -

Ondertusschen ook boven deze tent wappert dat vroolijke, veelbelovende spandoek : Tot opbouw van het Gereformeerde leven. Kom, gaat ge mee? Ik heb er voor Vandaag weer genoeg van.

P. GROEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

ZANGERS EN SPREKERS, SPEELLIEDEN EN LITURGEN, II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's