GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Ik begin te gelooven, . zei iemand mij, dat er met de antirevolutionaire partij toch iets niet in orde is. Zij lijkt veel op een ernstige patiënt en dat verontrust mij, want gij weet hoeveel ik van haar houd.

Ik keek verwonderd op en zei: maar hoe ?

Wel, antwoordde h\j, men is in haar zoo bang geworden voor een woord, dat bij haar passen moet, of zij zal niet zijn. Ik zou kunnen zeggen: zij is bang voor haar moeder.

Nog weer keek ik hem wat vragend aan, en toen ging hij voort: zij is bang voor de Reformatie en haar kerk.

Gij zult mij toestemmen, dat die twee. Reformatie der kerk en de antirevolutionaire partij, bij elkaar behooren, want reformatie, onze gedurige plicht, wil zeggen, dat wij altijd bereid moeten zijn naar het Schriftuurlijk, op de Schrift gegronde, op de trouw aan de belijdenis der reformatie gefundeerde woord te hooren, en er voor gansch ons leven, daarvan niets uitgezonderd, naar te doen.

Pas op, zeg ik, daar zijn nog terreinen. Nu spot gij er wat mee, verklaarde hij ernstig; welk terrein zoudt gij willen uitzonderen?

Ik geen enkel, merkte ik op, maar ik begrijp het toch niet heelemaal, want ik zie alle menschen tegenwoordig met een heel ernstig gelaat rondwandelen. Zij zijn bezig, zeggen zij, zich te bezinnen.

Als zij zich laten fotografeeren, zitten zij daar met het hoofd peinzend wat zijdelings gebogen, en de rechterhand zoo aan den slaap.

Ja, dat kan, zegt mijn vriend, maar als gij tot hen komt en zeg^: zoudt gij u eens ernstig hierop bezinnen, of het in de kerk en in onze politieke en sociale actie wel waarlijk gaat naar den eisch der reformatie, d.w.z. naar den eisch van Gods Woord, dan kijken zij U aan met een verschrikt gezicht, en soms komt er een woedend gebaar. En op somberen toon vraagt men U: moet dan alles stuk ?

Wonderlijk geval toch, want onze politieke partij is uit de Reformatie geboren; zij zal het „issu de Calvin" verstaan, of niet meer zijn; zij zal met groote opmerkzaamheid willen luisteren naar elk harer zonen, die uit zuivere liefde tot haar eiken dag en bij elk harer woorden en daden zich zelf en haar de vraag stelt: wat zegt de Schrift? Wat is eisch der aloude belijdenis ?

Maar nu is zij vuurbang voor zulke vraag. Zij kan het woord „Kerk en Reformatie" niet hooren of zij beeft van schrik.

Ik kan mij haar - niet anders denken, dan als een ernstige patiënt.

De partijleiding heeft voor haar woning de straat belegd met een dikke stroolaag, opdat het „kerkelijk rumoer", zoo zegt zij, toch niet tot haar zal doordringen.

Om haar sponde staan de deftige oude en ijverige jonge professoren van de „Vrije", en, als zij mocht kreunen, dan treden zij zachtkens toe en fluisteren: geen nood, wij zijn toch interkerkelijk, en daar is nog < 3e gezegende pluriformiteit.

En een jongere voegt er aan toe: wees niet bang yoor de belijdenis, want die is alleen maar voor de theologie, en de kerk is „heilsinstituut" en bemoeit zich niet met de dingen van den dag.

En dan komt er af en toe een jonge man binnen «n zegt: vertel het haar; het gaat goed met het millioen.

Komt er nu iemand aan de bel trekken, dan doet de portier de deur voorzichtig open en vraagt: wat boodschap hebt gij?

En als de bezoeker zegt: ik zou wel eens met de partij willen spreken over kerkelijk onrecht en afwijking van de Schrift, dan verzekert de portier norsch: U is een scheurmaker en wil alles kapot maken. Hier wordt in dit huis over kerk en reformatie niet gesproken; en klap — daar slaat de deur dicht voor den neus van den verbaasden vriend der partij.

Het is zoo erg, dat zelfs vrijgemaakten er van onder den indruk komen en zeggen: weest toch voorzichtig; pas op voor uitersten.

Vindt gij niet, dus mijn partijgenoot, dat dit alles uitermate vreemd is? Ik wel, was mijn antwoord.

Kijk eens hier, zegt hij, de partij is uit de Reformatie geboren.

Zij heeft geen fundament meer, als zij van haar niet meer wil hooren, zelfs al ware het, dat de man, die er van sprak, ongelijk had.

Hoe kan iemand ooit kwaad doen, als in de prediking van het Woord, in zijn bediening waar dan ook, zijn doen, zijn concrete doen en laten in elk opzicht dan ook, geconfronteerd wordt met de Schrift?

Och, zei ik, daar heeft niemand onzer iets op tegen, als het zoo in het algemeen geschiedt; wij belijden zoo gemakkelijk onze algemeene schuld, maar komt gij iemand op een speciaal voor hem of haar zeer aangelegen punt onderhouden - gij weet allicht hoe lang en gevoelig onze teenen zijn, vooral als het ons belang betreft.

Ik weet dat zeer goed, antwoordde hij, maar gij zult toegeven, dat dan juist de tijd van ernstig bezinnen gekomen is.

De Calvinistische reformatie was en is en blijft voor onze partij en elk harer leden en organisaties het „te be or not to be", om met Hamlet te spreken. Toen ons volk haar beginselen verliet, toen de kerk haar ontrouw werd en menschenhoogheid en hiërarchie de gehoorzaamheid aan Woord en belijdenis verving, als nu weer, werd het een prooi der revolutie.

Groen van Prinsterer herinnerde weer aan de Schrift. Gereed voor den zwaren politieken kamp beleed hij: evangeliebelijden eerst.

Hij schreef de geschiedenis der Reformatie. Vertelde van Maurits en Oldenbarneveld. Hij zei: daar in de Calvinistische Reformatie vindt gij grondslag en waarborg onzer constitutioneele vrijheden. Later ging Kuyper dit inzonderheid voor Amerika bewijzen, maar — aan de Vrije Universiteit zelve trok men heel wijs nog weer later de schouders op.

Omdat een Jefferson had gesproken van de „rechten van den mensch", alsof niet Burke ons reeds waarschuwde, dat men daar in wezen bedoelde: de rechten van den Engelschman, die de vrucht waren van de Reformatie.

Groen schaamde zich niet, toen goddelooze kerkelijke hiërarchie de kleine luyden, die zich het Woord Gods weer herinnerden en de goede belijdenis en de ware kerkenordening, te lijf ging met haar booze en schijnbaar vrome praatjes en gebaren, en toen de overheid haar soldaten op hen afzond, de vergadering dier vervolgde kleinen in den lande, die men graag van alles wilde berooven, bij te wonen, voor hun recht op te komen, en openlijk wat overheid en hooghartige synode aandurfden aan de kaait te stellen als brute vervolging. Hij gevoelde dat als zijn plicht als staatsman der reformatie.

Later brak hij liever met al zijn „christelijke vrienden" om den politieken kamp alleen te wagen met drie echte calvinisten, mannen der Reformatie.

Van een van hen, Keuchenius, wisten wij hier in ons gewest, waar de Reformatie door Gods gunst een zoo goede plaats kreeg, dat hij, als hij in Slochteren bij de van der Hoops logeerde, niet ging naar de voorname synodale kerk, maar zich naar Schaaphok liet brengen om met de reformatorisch gehoorzame kleine luyden des Heeren aangezicht in bede en dank te zoeken.

Kuyper vroeg in 1886 zeker niet, wat er van de antirevolutionaire partij worden zou, als hij brak met synodalen overmoed en afwijking van het Woord. Hij was alleen maar met velen in den lande gehoorzaam aan dat Woord, die niet weken, ook al moesten zij de rooving hunner goederen aanzien. Want de aardsche rechter wist niet meer wat de kerk beteekent, en wat goed reformatorisch kerkrecht is. En weet men het nog in onzen eigen kring?

Want nu? Wij mogen in onze politieke vergaderingen over den afval in de kerk en de daden eener opnieuw gevaarlijke hiërarchie niet spreken. Men legt u dan een slot op den mond met een groot woord en druk applaus.

G«waag maar even van doorgaands Reformatie, omdat nieuwe gehoorzaamheid in de kerk der Reformatie goede vruchten moet dragen voor gansch ons leven, of de roep klinkt: scheurmaker, extremist, gij wilt alles stuk maken?

Ziet ge? De partij of welke onzer organisaties ook, kan er niet tegen, dat gij van de gehoorzaamheid der Reformatie spreekt.

Men kijkt allerwege „naar buiten". Men meent de wereld te kunnen overwinnen, als men zelf door de wereld reeds voor een goed deel werd geannexeerd.

Men kan met iedereen praten, maar komt er iemand die zegt: laat ons eer.st eens spreken over uw doen jegens mij in de kerk des Heeren, dan vliegt men woedend op en zegt: moet dan alles stuk?

Het is toch geen kleinigheid. Wij menschen zijn toch niet in stukjes verdeeld over verschillende terreinen? De man, die mij vandaag van het avondmaal weert en morgen zijn kerk uitstoot en overmorgen tracht mij mijn aandeel in de saamgebrachte middelen voor kerk of organisatie, al of niet door een uitspraak des rechters, te ontnemen, is toch d e z e 1 f - d e, die mij morgen oproept, om naast hem te staan in den politieken kamp, en hij houdt mij de inteekenlijst voor, een geldinzameling voor zijn en mijn partij?

Maar als ik hem zeg: och, laat ons eerst eens met elkander spreken! over datgene wat gij gisteren durfdet te doen en u vragen, wat gij met dat geld wilt gaan beginnen, dan schudt hij het hoofd en zegt boos: praat mij niet van de kerk. Die staat hier heelemaal buiten

Zie, dat is allemaal vreemd, niet waar?

Het zou kunnen zijn, dat men zei: wij deden zus en zoo in de kerk, welbewust, en naar onze meening gehoorzaam. Wij willen dit met Schrift en belijdenis bewijzen. Wij staan voor hetgeen wij deden. Dat viel te begrijpen en te waardeeren.

Maar nu kent men slechts één enkel woord, een echt revolutionair modewoord: on-or-ga-ni-sa-to-risch. En dan kijken vele menschen of zoo iets als een moord is gebeurd, en zij willen verder van u niets meer hooren.

Zoo kom ik, dus zei deze antirevolutionair, tot de conclusie, dat de partij, die ik lief heb, zeer ernstig ziek is.

En die waarlijk de Reformatie, grondslag en waarborg onzer waarachtige kerkelijke en burgerlijke vrijheden, willen dienen, mogen volhouden met krachtig gebed en even krachtig getuigenis. Ook al bleef een man dan onder laster en hoon alleen staan — hij heeft zijn loon niet weg.

Met hartelijke groeten en heilbede. Uw toegenegen

P.S. Toen ik den brief van den heer v. Mansum uit Maastricht had gelezen, bleek mij, dat de symptomen der ziekte hier en daar nog op ernstiger toestand wijzen dan ik vermoedde. Denk U eens in: een voorzitter van een prov. comm., ouderling in een syn. kerk, die zegt, dat de politiek behoort tot de „gemeene gratie" en de kerk tot de „bijzondere genade", zoodat de antirev. partij, die zich voorheen Christel ij ke partij noemde, buiten het terrein dier „bijzondere genade" zoude staan, dus op paganistisch gebied. Hoe zou dr Kuyper hebben gekeken als iemand uit de partij hem zulk een conclusie uit zijn grootsche studie had voorgehouden?

En dan zegt men dat anderen iets stuk willen maken?

Is er, als die man uit Limburg stem der partij is, nog wel iets in dat opzicht te doen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's