GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BELOFTE EN TOEZEGGING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BELOFTE EN TOEZEGGING.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Antwoord aan ds Hoeksema.)

Hoe reageert ds Hoeksema op oiïze artikelen? De lezers van „De Reformatie" hebben er recht op, dat. te weten. We onderbreken daarom de voortzetting van onze reeks om iets van ds Hoeksema op te nemen. Jammer genoeg heb ik nog niet zijn kantteekenihgen op mijn eerste artikelen in bezit. Maar na de ontvangst van zijn nauwkeurig geformuleerde vragen (zie ons blad van 12 ApriH en mijn eerste artikel als antwoord daarop (zie „Ref." 7 Jimi) bevat nu „The Standard Bearer" van 1 Aug. allereerst een zorgvuldige vertaling van mijn artikel, waarna ds Hoeksema het volgende opmerkt (ik vertaal):

„Tot zoo ver de vertaling.

Er is één punt in het artikel van ds Doekes, waarop ik dadelijk de aandacht moet vestigen. Het betreft de vraag, of in de geschriften der vrijgemaakten iets aanleiding gaf tot mijn vraag betreffende de aangehaalde onderscheiding tusschen belofte en toezegging.

Het spijt mij, dat ik op dit oogenblik geen tijd heb om opnieuw het overvloedige materiaal te doorzoeken, dat mij na de beëindiging van den oorlog werd toegezonden, en dat op deze kwestie betrekking heeft. Ik schrijf dit in groote haast, omdat ik op het punt sta. Grand Rapids te verlaten voor een reis naar het Westen, en er prijs op stel, het artikel van ds Doekes op te nemen in het zoo mogelijk eerstvolgende nummer van ons blad.

Laat mij hierover dit zeggen, dat ik soms uit geschriften van de vrijgemaakten den indruk kreeg, dat zij den term „toezegging" (gesproken belofte, „the spoken pledge") de voorkeur geven boven de uitdrukking „belofte", omdat hij zich gemakkelijker leent om de gedachte van een conditioneele belofte uit te drukken. En het citaat, dat ds Doekes hierboven aanhaalde uit de „Verklaring van Gevoelen", versterkt mij juist in die overtuiging.

Ik geloof dat ik juist nu, min of meer „offhand" (voor de vuist weg), kan verklaren hoe ik dezen indruk ontving.

Ik verwijs naar „De Reformatie", jrg. 22, no. 12, waar dr Schilder de volgende synodale verklaring becritiseert (de vervangingsform.ule, L. D.):

„In de belofte betuigt lfl|> niet alleen, dat een iegelijk, die in den Zoon gelooft het eeuwige leven heeft, maar zegt Hij ook den Heiligen Geest toe. Die het geloof werkt, waardoor Hij ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt".

Prof. Schilder klaagt, dat de synode in gebreke bleef scherpe en zuivere onderscheidingen te maken, speciaal ten aanzien van de beteekenis van den term belofte. En dan schrijft hij verder (hier citeert ds Hoeksema vervolgens, wat prof. Schilder schreef in ons blad no. 12, pag. 1, kol. 1—2. L. D.). ^

„Prof. Schilder vestigt dan de aandacht op een onderscheiding, die de vaderen maakten tusschen belofte en pollicitatie. Nu is een pollicitatie een belofte zonder wederkeerigheid, d.w.z. een belofte, die niet aanvaard is door de partij aan wie zij gedaan werd. Ze is daarom een onvoorwaardelijke belofte. En prof. Schilder schrijft zelf in dit verband:

„Heel de kwestie van voorwaardelijke of onvoorwaardelijke heilsbelofte hangt hiermee samen".

Uit dit alles, en ook uit andere passages in de geschriften van de vrijgemaakten, mede ook in verband met de onderscheiding die zij maken; tusschen „schenking" en „in bezit stellen", kreeg ik den indruk dat zij een onderscheiding maakten tusschen belofte en toezegging. De belofte is een algemeene verklaring, aan niemand particulier geadresseerd: „Wie in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven"; de toezegging is de belofte, geadresseerd aan parti-

culiere individuen. De belofte is beperkt tot geloovigen, de uitverkorenen; de toezegging is voor allen, die gedoopt zijn. Dienovereenkomstig is de belofte oi^oorwaardelijk, de toezegging conditioneel.

Deze indruk wordt versterkt door wat ik las in „De Reformatie", jrg. 22, no. 15: „Met andere woorden: aan ALLE kinderen, die wettig gedoopt zijn, is de wedergeboorte TOEGEZEGD, en de H. Geest TOEGEZEGD. En de rechtvaardigmaking TOEGEZEGD. Evenals hun TOEGEZEGD is, dat de Vader hen van alle goed verzorgen en alle kwaad van hen weren of te hunnen beste keeren wil. Maar die toezeggingen zijn voorwaardelijk".

Met het oog op dit alles moet ik mijn vraag aan ds Doekes herhalen, maar nu in dezen vorm:

Hoewel u belofte en toezegging dikwijls zonder onderscheid gebruikt, is toch, wanneer er een onder-' scheiding gemaakt moet worden, die onderscheiding als volgt:

a. De belofte is de onvoorwaardelijke, algemeene verzekering aan de gelqovigen of de uitverkorenen: zij, die gelooven in den Zoon, hebben het leven, en dergelijke uitspraken in de Schrift.

b. De toezegging is de voorwaardelijke belofte, geadresseerd aan alle gedoopte kinderen.

Is'deze indruk van mij juist? «

En, in de tweede plaatS; wanneer de vrijgemaakten de termen belofte en toezegging zonder onderscheid gebruiken, schrijven zij dan aan belofte niet altijd de beteekenis toe van de gesproken toezegging, geadresseerd aan concreteindividuen?

Tenslotte, spreekt de Bijbel niet steeds van Gods belofte als (van) de onvoorwaardelijke heilsverzekering aan de uitverkorenen? "

Tot zoover ds Hoeksema. We zijn dankbaar voor zijn opmerkingen. Want nu kunnen we hem al weer verder helpen.

In de eerste plaats iets over de door hem aangehaalde citaten van prof. Schilder. Ik-kan mij voorstellen, dat ds Hoeksema daarin steun meende te vinden voor zijn aanvankelijken indruk. Maar bij herhaalde nauwkeurige lezing van het door prc^. Schilder geschrevene moet ik toch tot de conclusie komen, dat ds Hoeksema er meer in leest dan er in ligt opgesloten.

In no. 12 van ons blad laat prof. Schilder op de door ds Hoeksema geciteerde woorden volgen: Wij zeggen niet, dat wij die poUicitatie-theorie willen gaan d o e e e r e n. Wij zeggen wèl, dat we ze niet zullen n 6 g e e r e n. Hieruit kan ds Hoeksema zien, dat prof. Schilder allereerst aandringt op nauwkeurig onderzoek van de kwestie, en voorts, dat hij de in den doop verzegelde belofte aan eiken wettigen doopeling individueel • geadresseerd noemt. Dat hij daarbij de uitdrukking „toezeggen" gebruikt, is m.i. alleen om daardoor scherper te laten uitkomen, dat de verbondsbelofte niet maar een algemeene mededeeling is, die als 't ware „over de hoofden heen" wordt uitgesproken (en waarbij ieder dan maar moet zien uit te vinden, of ze tot hem of haar is gericht), doch dat die belofte zich zeer concreet richt tot ieder kind van geloovige ouders. Met andere woorden: e term „toezegging" dient hier alleen om aan te duiden, dat de verbondsbelofte individueel geadresseerd is aan alle kinderen der geloovigeni; niet om daarmee de „belofte" als iets onvoorwaardelijks te onderscheiden van een „toezegging", die voorwaardelijk zou zijn. Overigens wil ik niet nalaten hierbij op te merken, dat ik over Joh. 3 : 36 anders denk dan prof. Schilder. Maar dat komt nog wel ter sprake.

Dat ds Hoeksema ten onrechte het verschil tusschen de termen „belofte" en „toezegging" bij ons meent te zien samenvallen met de onderscheiding van „voorwaardelijk" en „onvoorwaardelijk", is ook te bewijzen uit'het Bezwaarschrift tegen de Toelichting, in Juni 1943 ingediend door de reeds vroeger genoemde groep van bezwaarden (dr S. O. Los c.s.), en als bijlage opgenomen bij de Verklaring van Gevoelen. We verwijzen vooral naar pag. 55—59, waar de schrijvers zich verzetten tegen de in de Toelichting gehanteerde (en later ook telkens verdedigde) „onvoorwaardelijke heilsbelofte aan de uitverkorenen". Zij neggen daartegenover: „De belofte des heils komt niet anders tot ons (ten in conditioneelen vorm, d.i. met bevel van geloof en bekeering" (p'ag. 55).

Op de eerste der hierboven genoemde vragen van ds Hoeksema is dus mijn antwoord: van vrijgemaakte zijde heb ik nog geen onderscheid kunnen ontdekken tusschen „belofte" en „toezegging" in den zin ^ooals ds Hoeksema meende te kunnen constateeren. En persoonlijk acht ik het niet naar de Schrift, de heilsbelofte te versmallen tot een speciale onvoorwaardelijke heilsverzekering aan de uitverkorenen. Ifatuurlijk bestaat er wel een taalkundig onderscheid tusschen „belofte" en „toezegging". Maar daarin ligt toch niet de bijgedachte van „voorwaardelijk" of „onvoorwaardelijk". En de Schrift geeft m.i. ook in het geheel geen aanleiding, aan die termen een dergelijke onderscheiding te verbinden.

Op de tweede vraag van ds Hoeksema zou ik dit willen antwoorden: inderdaad is van vrijgemaakte zijde herhaaldelijk gesproken over Gods heilsbelofte als over een concreet en individueel geadresseerde toezegging (in tegenstelling met de synodale theorieën). Intusschen wijs ik er op, dat voornamelijk prof. Schilder meermalen herinnerd heeft aan Ursinus' onderscheiding tusschen conditioneele en nietconditioneele beloften. Volgens Ursinus is b.v. Gods betuiging, dat de aarde niet meer door water zal vergaan, een onvoorwaardelijke belofte; maar de heilsbelofte van het verbond is yplgens hem wèl conditioneel. Graag wil ik trachten, in een volgend artikel duidelijk te maken, hoe de Schrift m.i. over dit belangrijke punt zich uitspreekt. We komen dan ook vanzelf met de kwestie van de gemeene gratie in aanraking.

Tenslotte vraagt ds Hoeksema: spreekt de Bijbel niet steeds van Gods belofte als van de onvoorwaardelijke heilsverzekering aan de uitverkorenen?

Vergun mij daarop eerst een wedervraag: kunt u mij uit de Schrift een tekst noemen, waar de heilsbelofte (die aan alle uitverkorenen en geloovigen vervuld wordt) als een onvoorwaardelijke heilsverzekering aan één of meer uitverkorenen wordt toegezegd? Ik ben daar bizonder benieuwd naar. Tijdens mijn proces heeft een classicale commissie zich eerst beijverd, arg^imenten aan te voeren om mijn verzet tegen de sjoiodale leeruitspraken te weerleggen. Ze noemde in haar rapport een aantal teksten, die ik toen eens rustig heb onderzocht, en die toen allerminst geschikt bleken om als pijlers onder den wankelen synodaleli bruggenbouw dienst te doen. Zou ds Hoeksema mij het genoegen willen doen, enkele teksten aan te voeren, die z.i. kennelijk een onvoorwaardelijke heilsbelofte aan (de) uitverkorenen bevatten? Ik zal daar dankbaar kennis van nemen, en er graag op ingaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

BELOFTE EN TOEZEGGING.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's