GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Uit alles blijkt, dat de rijke genade, die 'onze God Zijn volk bewezen heeft in de jongste Reformatie niet het minst hierin bestaat, dat de vraag: wat is de kerk, weer onder ons aan de orde is gesteld.

Het is merkwaardig, dat het religieus humanisme reeds jaren aaneen, na den vorigen en den tweeden wereldoorlog, zich met die vraag bezig hield. Inzonderheid om te spreken over de „schuld der kerk" die, als zij goed ware geweest, deze wereld toch reeds lang een paradijs van allerlei soort vrede had moeten schenken.

Maar wij gereformeerden hielden ons • langen tijd tevreden met de termen: zichtbare en onzichtbare, meer of minder zuivere kerk, pluriformiteit der kerk. Wij wisten het wel, en hadden meteen vergeten wat onze geloofsbelijdenis, die wij bezwoeren en soms zelfs onderschreven, en die wij een plaats gaven in allerlei statuut voor allerlei vereenigingen, daarvan belijdt.

Nu echter heeft onze Heere en Koning ons weer met den neus gedrukt op die vergeten artikelen over de kerk.

En nu raken wij in groote verlegenheid. Want nu zeggen wij: hoe wordt het met al die mooie bouwsels, waarop wij zoo trotsch waren, nu die roepstem; ontwaakt gij die slaapt, tot ons komt?

Wij beginnen ons onbehaaglijk te gevoelen. En stemmen v/orden vernomen: moet dan alles stuk?

Men heeft die vraag ook eens gesteld aan Groen van Prinsterer, in zijn tijd spelbreker voor het spel der vromei revolutie. Hij antwoordde: zeker neen; als gij maar staat op het goede fimdament en uw bouw in orde is, naar de orde Gods en der goede belijdenis.

De gehoorzaamheid aan den Koning Zijner kerk maakt het leven zeker niet genn.akkelijk, vooral niet in onze wereld, waar de leugen zich deftiger dan ooit te voren den mantel der waarheid om de leden heeft geslagen. Dan te herhalen wat het Woord zegt: denkt er om, van binnen zijn daar grijpende wolven — dat staat natuurlijk niet beleefd.

Moet dan alles stuk? Maar als gij dan den Barthiaan hoort vertellen, dat gij u inzake de waarheid begeven moet op een stukgeslagen ijsvlakte en springen van schol op schol — vandaar die vele beweging van tegenwoordig — dan lijkt het wel of de vloer reeds stuk is, en gij deed aan dat stukslaan zelve dapper mee.

Niets blijkt gevaarlijker voor de kerk des Heeren dan een hoogmoedige en lichtzinnige hiërarchie, die gaat pretendeeren: de kerk ben ik.

Dan volgt een afglijding als wij nu zien in de nog gebonden gereformeerde kerken, die ons van dag tot dag meer moet verbazen.

Dan zit daar een gereformeerd zich noemend predikant . in een samenkomst der z.g.n. „Jeugd voor Christus" en hoort zonder eenig protest zijnerzijds vertellen, dat de wet der tien geboden alleen maar iets voor Israël was. En hij heeft des morgens die wet in zijn kerkgebouw nog doen voorlezen, met een psalmpje daarna. Heel dierbaar.

Dan verklaart een andere predikant bij het afscheid van zijn gemeente, dat hij knielend nu eerst de waarheid omtrent de kerk heeft geleerd, en hij belijdt vlak tegen de belijdenis der kerk in, die hij eens heeft bezworen.

En dan krijgen wij een artikel als van dr Popma in „Liberfas et Veritate" ter voorlichting van de gereformeerde studenten, met denkbeelden, van welke hij zelve zegt, dat zij, voorgedragen aan die menschen, die „kerkisten" heeten, tot een gezichtsexpressie en tot woorden brengt, die hij liever niet heeft op een foto of een gramofoonplaat.

Waarom niet? Zoo'n album zou toch heel wat vermaak kunnen bieden aan de voorname lieden, die der kerk haar plaats nu eens zullen wijzen? Zooals bij zulks waagt.

Gebruik en misbruik van kerkelijke belijdenis, zoo heet het genoemd artikel.

Volgens dr Popma heeft de kerk een kerkelijke belijdenis. Zooals elk ander levensverband er zelfs automatisch een krijgt. Niet kerkelijk dan.

Het leven is dus als een cirkel, verdeeld in vele sectoren, elk vertegenwoordigend een eigen zelfstandig gebied met een eigen belijdenis.

Eln de mensch, die dezen levenscirkel nu eenmaal moet doorwandelen, wordt telkens een ander mensch. Wij zagen het reeds. Hier is hij vader, daar onderwijzer, elders lid der kerk, nog weer anders burger van het rijk, voorts van de provincie, daana van de gemeente, kooper, verkooper, gast in een restaurant

Ja — hoe vaak hij zoo niet per dag van levensverband in levensverband stapt — wie zal dat zeggen? En hoe vaak dus deze gedaanteverwisselingmoet plaats hebben evenmin.

Zoo wordt het leven met recht een speelfooneel, een schouwburg, waar indertijd een tooneelspeler, Jongejan geheeten, na elkander alle rollen vervulde. Hoe die man zich zoo gauw kon omkleeden, niemand snapte het. Hij volbracht het stuk. Men noemde het Jongejannen. Maar dit spel is nog niets bij wat wij menschen met al onze „levensverbanden" en belijdenissen volgens dr Popma dagelijks hebben te doen.

Ea nu wordt ook wel opgemerkt dat het leven een eenheid is, maar het is ook hier weer: men doet juist wat men vooraf zegt niet te willen doen.

Elk verband heeft zijn eigen confessie. Waartoe hef ook wel „doorbreekt". Maar een andere dan de ker­kelijke.

De kerk heeft wel eenigen invloed, maar haar tucht naar het Woord in prediking en hanteering der sleutelmacht, want dat is toch haar bezit, is indirect althans „buiten de kerk", in al die andere levensverbanden. Zij werpt haar woord dus zoo in de lucht, hopende dat er hier en daar nog wel iets terecht zal raken, wat die andere levensverbanden in him eigen werk van belijden te stade zou kunnen komen.

Maar dié andere levensverbanden kunnen niet meer toestaan, want men moet nergens meer voor zorgen, dan behoed te blijven yoor de „aanmatigende bemoeizucht" van de kerk. Dat is heel erg. Er wordt zelfs een voorbeeld genoemd van een kerkelijken schoolraad, die horribile dictu — die verschrikkelijk om te zeggen — kerkelijk gezag in het schoolleven poogde geldigheid te suggereeren. Daar houdt toch alles op niet waar?

Die kerkelijke belijdenis kan ook nog inzinken, maar dan kunnen andere levensverbanden nog hulp bieden. De regel is dan net omgekeerd. Het lid der kerk heeft verklaard zich aan de vermaning der kerk te zullen onderwerpen, mocht hij zich in leer of leven komen te misgaan. Dat is nu uit.

Hier zijn het dan de levensverbanden, die zorgen, dat de kerk zich niet misgaat. De ware kerk dan, die haar belijdenis getrouw mag zijn, want daar gaat het hier om.

Zij moet haar plaats kfennen en daarmee uit.

Wij zullen dan de Schrift ook moeten herzien. Ik zie in een nieuwe vertaling met het concent van de levensverbanden den profeet Nathan komen tot David na 'die geschiedenis met Bathseba en Uria. De profeet beklimt met bibberende beenen de trappen van het koninklijk paleis, w£|, nt hij, komt uit het verband der kerk in een ander levensverband, dat van den staat. En zoo verschijnt hij timide voor den koning en biedt hem heel voorzichtig en indirect het verhaal van dien armen man met het ooilam.

Wij zien den koning het voorhoofd fronsen en ongeduldige bewegingen maken, maar als h'ét verhaal uit is, dan zegt hij: nu "Nathan, ik heb dat gehoord, en gij weet, dat ik niets wil weten van die aanmatigende bemoeizucht der kerk, maar ik zal toch het geval overwegen en in m ij n verband, dat van den staat, is het niet, ook naar , m ij n wet recht doen. pat is wel wat anders dan wat wij nu lezen, als de profeet zegft: 'gij zijt die 'man.

Ja —. dat zegt de ware kerk ook tot mij en tot dr Popma en wie de mensch voorts mag zijn, als wij in leer en leven ons kwamen te ontgaan: g ij zijt die man

Wat een gevaarlijke kerk! Wat is zij toch? Staat zij daar als een vijandige macht tegenover ons? Waar zijn wij: eigenlijk bang voor? Voor haar prediking? Maar die is het Woord Gods, dat haar is toebetrouwd, dat is het Woord van Koning Jezus, Die zegt, zooals dr Kuyper het eens verklaarde: alle levensverbanden zijn Mijn.

Wat is zij toch? Is zij niet de vergadering der geloovigen, zooals Christus ^e saami^ergadert en, ze stelt onder de regeering vsm het bijzondere ambt?

Hóe veilig moet een mensch, zoo licht geneigd tot afdwaling, hoe veilig moeten wij arme menschen, die van nature niet dan leugenachtig zijn, ons gevoelen, bewaakt door dien kring van eenvoudige kinderen Gods, die in het ambt der geloovigen op elkander acht geven. Djaaronder is ook die kleine in den lande, die, naar prof. Vollenhoven het in zijn groote werk over de Calvinistische wijsbegeerte zegt, beteren kijk; op den kosmos heeft dan vele groote geleerden. Daaronder zijn de getrouwe kinderen Gods, die, als zij ons in leer en leven zien afdwalen, vriendelijk vermanen. Daar is dan dat bijzondere ambt, machteloozer zou men zeggen dan eenig ander verband, want het heeft niets dan het Woord van God, en dat komt tot ons en waarschuwt ons broederlijk en biddend.

Mïiar wij vluchten in het eene of andere verband, waarin wij goddeloos bezig waren, en zeggen: wat heb-ik met U te doen, verband der kerk? Hier is mijn eigen souverein levensverband met de eigen scheppingsordinantie en de eigen confessie

Dr Popma zegt, als hij het leven zoo heeft stukgescheurd, dat wij moeten klagen over de , , gebrokenheid" van het leven en het kruis daaromtrent op ons moeten nemen.

Welk kruis? Hoe kan een mensch tegenover de getrouwe prediking van het Woord en zijn tucht, zich veiliger gevoelen, dan in zijn niquwe levenshuis met zijn vele goed beveiligde kamers?

Wie maakt hem wat? Hij heeft van die aamnatigende bemoeizucht der Icerk niets te vreezen. En hoe hebben wij ons vergist.

Wij, die in alle statuut voor onze verschillende ver-'eenigingen een onveranderlijk artikel opnamen: grondslag is het Woord Gods, zooals dit ten volle beleden wordt in de' drie formulieren van eenigheid.

Aanslag op elk levensverband! Aanslag op de kerk' Want als een studentenvereeniging een eigen confessie zal hebben, dan ook de J.V. en de M.V. en de bond van boeren en burgers en buitenlui, bakkers, slagers, werkgevers en werknemers, schoolvereenigingen, zangvereenigingen enz.

Al die „verbanden" krijgen die confessie misschien wel automatisch. Öat hebben zij op de kerk nog voore die zulke automatiek niet kent, maar haar in gehoorzamen bloedigen strijd heeft ontvangen van haar Heer en Koning. De belijdenis der Reformatie, grondslag en waarborg aller vrijheden en aller waEirachtige rechten. "

En die kerk mag nu haar tjelijdenis hebben, welzeker, als zij er ons maar nergens, buiten haar gebied, terreii^ mee lastig valt.

Zoo af en toe, des Zondags, komen'Wij bij haar op visite. En als zij dan zoo vriendelijk is alleen maar indirect ons* te vertellen, wat wij hebben te doen, dan is de zaak heelemaal in orde.

Zouden wij niet goed doen onze studenten toe te roepen: zorg om uws levenswil toch voor een vereeniging, 'waar gij de kerk des Heeren, waarin God door ^ijn onpeilbare genade U geboren deed worden, de eere geeft, die Hij wil, dat gij haar bieden zult? '

Gij zijt immers zelve haar kind? En zij uwe moeder ?

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's