GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij moeten het filosofische ei van ds Spier en dr Popma nog wat nader bezien, naar hen luisteren om te weten wat uit die dop in de bloedwarmte van het leven in allen levenskring als kuiken te voorschijnkomen mag. ^

Het ei heet: pluriformiteit van belijden.

En nu het kuiken.

Het gelooven wordt hoogste levensfunctie, . die leiding geeft aan het gansche bestaan en zich op geen enkel gebied laat verdringen. Accoord van Putten. Ik dacht zoo, dat dit voor alle menschen, voor paganisten en calvinisten geldt.

Zonder de werking van die geloofsfunctie kan de mensch nergens iets worden, niet denken of niet doen.

Het zal dus nu wel aankomen op den aard en^ den inhoud van het geloof, en dat zegt ds Spier ook, want, zoo zegt hij, die hoogste levensfunctie beheerscht alle andere levensfuncties, stelt ze alle onder het gezag van het Woord Gods en richt ze alle in den dienst van Hem, Dien wij moeten liefhebben met geheel ons hart en met alle krachten.

Dat is in orde, mogen wij wel zeggen.

Maar wij mogen dan toch zeker niet vergeten, dat het de kerk van Jezus Christus, de ware kerk, van welke onze belijdenis spreekt, is, die dat Woord zuiver en getrouw heeft beleden, dat reine Evangelie verkondigt en dat wij die belijdenis der kerk hebben aanvaard en bezworen voor alle levensverband.

Ik herinner mij tenminste niet, dat ons werd gezegd: bedenk wel lieve geloovigen, dat het alleen maar een kerkelijke belijdenis is die gij hier voor Gods aangezicht en voor dat van Zijn gemeente belijdt, en dat gij met dit symbool, kerkelijk symbool, niet zoo heel veel kunt uitrichten in het leven buiten de Kerk. -

Heel ons leven, in alle levensverband", zoo beloofden wij, zou het stempel van dat belijden moeten dragen, er door worden beheerscht, niet maar onze functie, maar ook ons functioneeren, ons leven en werken waar dan ook, en, zoo beloofden wij er bij: als wij ons in leer of leven kwamen te ontgaan, dan zullen wij de vermaning en tucht der kerk aanvaarden. Hier werd weer geenerlei beperking vernomen.

Al ons „functioneeren" 'd.w.z. heel ons levenswerk, zou, om met ds Spier te spreken, het cachet van dat belijden en beloven moeten dragen.

Dit kan ook wel niet anders beteekenen, dan dat wij voor heel ons leven in elk levensverband gehoorzaam zullen leven naar de ordinantiën voor dat levensverband en voor elk ding.

Zooals Calvijn het zei: een ordinantie voor den schoenmaker en een voor den barbier. De schoenmaker, die te doen heeft met Gods ordening voor den menschelijken voet, en met die voor het leer; de barbier met de ordening voor kin en baarden, de haren op ons hoofd, die, naar de Schrift zoo wonderlijk schoon zegt, alle bij God geteld zijn. Daar is geen ding zoo klein, dat Zijne aandacht kan ontsnappen, wijl Hij het toch heeft geschapen en het draagt door het Woord Zijner kracht.

Maar al deze erdinantiën en onze oplettendheid in alles, in het kleine zoowel als in het groote, in de schoenmakers-werkplaats zoowel als • in den barbierswinkel, zullen alleen dan goed in haar wezenlijke beteekenis voor ons duidelijk worden, als wij willen wandelen in het licht van Gods Woord, de lamp voor onzen voet en het licht op ons pad, dat Woord, zooals de ware kerk dat heeft mogen belijden de eeuwen door.

Hoe kan nu ds Spier zeggen, dat de schoenmaker mag verklaren: ik ben schoenmaker bij de gratie Gtods, zoo zegt hij het Calvijn na, maar als schoenmaker geen lid van de geïnstitueerde kerk? Natuurlijk hij is geen lid der kerk omdat hij schoenmaker is, maar hij is zulk een waarachtig, geloovig en gehoorzaam schoenmaker, omdat hij lid is van de kerk, de geïnstitueerde kerk, die hem leerde getrouw te belijden en getrouw daarnaar te leven en hem ook daarin gadeslaat als een trouwe Moeder haar kind, en hem zal vermanen, als hij zich eens, wat zoo licht gebeuren kan, in zijn leven zou misgaan. En als hij een bedrijfsgenoot zoekt, een knecht vraagt, zal hij niet informeeren, of die knecht dezelfde visie heeft op den doop als hij, hij zal kijken naar de getuigschriften, of die man eerlijk is en getrouw en zijn vak kent. Dat is waar. Maar — hij zal toch allerminst tot dien bedrijfsgenoot zeggen: zie eens, onze visie op den doop geldt hier niet in mijn schoenmakerswerkplaats.

U dient dat wel goed te begrijpen.

Wie zou zulk een onzin uithalen? Of het moest zijn een synodocratisch schoenmaker, die geen vrijgemaakte als knecht zou willen hebben. En iets daarvan schijnt de antirevolutionaire partij boven het hoofd te hangen, aangezien de leider dier psirtij decreteerde dat over alle dingen in die partij mag worden gesproken, alleen niet over de kerk en wat daarin geschiedt.

Ja, als men zoó iets begint, werpt men alle demren den getrouwen belijder , der belijdenis voor de neus dicht.

Merkwaardig is, dat juist het sacrament door ds Spier als iets specifiek kerkelijks wordt geacht, dat buiten het leven staat.

Als ik het dankgebed in het doöpsformulier lees, en men bouwt daar allerlei wonderlijke dingen op, die er niet in staan, dsSi dacht ik, dat daar juist wel in stond, de bede dat dit nu gedoopte kind „onder onzen eenigen Koning en hoogepriester, Jezus Christus, in alle gerechtigheid moge leven en vromelijk tegen de zonde, den duivel en zijn gansche rijk strijden en overwinnen moge". Nu, de zonde en de duivel vinden wij zeker in alle levensverband en daarom zou het dwaas wezen, als wij onisen doop en dat gebed maar ergens vergaten, of op non-activiteit lieten stellen, zooals ds Spier dat wil.

Ik wil hier een paar vragen stellen.

De eerste is deze: waar ter wereld, op welk terrein en in welk levensverband ook kan een kind Gods maar een tittel of jota van zijn belijdenis, die het heeft mogen belijden, missen?

Dte Spier zegt: die belijdenis leert hem zeker, dat God de Oorsprong is van alles en de bron van alle gezag.

Dat zal ook de paganist wel willen belijden. Hij zal er niet veel moeite mee hebben.

Maar de Christel ij ke wereld rust op de belijdenis, dat onze God de Drieëenige God' is, in Wiens Naam wij gedoopt zijn.

Kan de maatschappij of de staat, als het er op aankomt 't doen zonder de belijdenis in art. I van de Ned. geloofsbelijdenis, dat er een eenig God is? Zonder de belijdenis in de artikelen drie tot zeven omtrent het Woord Gods, van de artikelen acht en negen omtrent de Drieëenheid Gods, de artikelen tien en elf, die omtrent de schepping en onderhouding aller dingen, die over onzen val, over den Heere Jezus Christus en Zijn werk, over de heiligmaking en de goede werken, inzake de ware en valsche kerk, de sacramenten, den staat en het laatste oordeel?

Nu zegt ds Spier: inaar hij kan daar niet mee volstaan in het leven, voor zijn werk in alle levensverband, elk met zijn eigen aard en wet. Dat zal waar zijn. Zijn b e 1 ij d e n moet zijn leven dragen. Hij moet kunnen schoenenmaken en smeden en barbieren en bakken en wijsbegeerte studeeren enz. Maar al weer: wat moet hij van^Jiet belijden, dat hij voor God en Zijn gemeente voor gansph zijn leven bezworen heeft, en dat nog eiken Zondag weer doet, buiten werking stellen, om naar Gods Woord te kunnen leven en werken?

Ik ga verder met vragen.

Als het Woord Gods na den Pinksterdag het leven ingaat, kent de kerk haar opdracht, door den Koning der kerk haar gegeven: predik het Evangelie en doop. Op Woord en sacrament berust heel de christelijke beschaving.

En als de kerk het Woord vervalscht en, wat het sacrament aangaat, het teeken zet op de plaats der beteekende zaak — wat nu door de synoden van 1942 e. V. opnieuw geschiedde — dan wandelt heel het leven, dan faakt alles in wanorde; dan heerscht straks overal de revolutie.

Als Michelet, ja zelfs hij, vertelt hoe Augustinus tegenover Pelagius de preadestinatie handhaaft, dan zegt hij: daarmee verdedigde hij heel het Christelijk leven.

Als Calvijn in de Reformatie weer getrouw naar het Woord mag belijden van zonde en genade, denkt hij er alleen maar aan, om gehoorzaam in dat belijden te zijn voor gansch het leven, maar Groen en Kuyper constateeren, dat daarmee het fundament werd gelegd voor al onze constitutioneele vrijheden.

Als onze vaderen in 1618 en '19 de canones van Dbrdt opstellen en voor heel de wereld belijden, redden • zij toen niet hun vaderland, nauwelijks nog uit den druk van Paus en wereldmacht ontkomen? Als de Remonstranten hadden gezegevierd, laat ds Spier dan eens berekenen waar zijn kerk, dr Popma waar zijn school, de antirevolutionaire leiding, waar haar partij zoude zijn.

Telkens heeft het belijden der kerk heel het leven gered, het behouden, het opgevoerd-tot die hoogte, die bij gehoorzaamheid, ons altijd weer moet verbazen. God zegent het getrouw handhaven van hetgeen Hij ons in Zijn Woord leerde omtrent Zijn Woord en sacrament.

Vraag ik mij nu af, hoe ds Spier komt tot dit misproduct van pluriform belijden, dan schijnt het mij toe, dat het ontleend is aan de wijsbegeerte der wetsidee.

Mocht dit naar waarheid het geval zijn, dan heb ik mij, en velen met mij, wel deerlijk vergist, dat daarin veel goeds zou zijn.

Want hier wordt dan de geloofsfunctie gestempeld telkens naar het levensverband. Het heet zelfs, dat, als wij als leden der kerk ons geloof belijden dat een louter geloofsKarakter heeft. Puur pistisch. Niet ethisch of juridisch of aesthetisch.

In den staat wordt het belijden staatsburgerlijk en juridisch gestempeld en zoo voort.

Wat is toch dat puur, dat 1 o u-t e r geloofskarakter?

Wat geschiedt hier anders, dan dat weer wordt onderscheiden tussehen zoo iets als natu.ur en bovennatuur?

Als waar zou zijn, wat ds Spier hier orakelt, dan is de Calvinistische wijsbegeerte geworden tot een zeker supra-naturalisme, dat nog geen tijd heeft gehad puur deïsme te worden.

Wat zou dat een diepe val zijn!

Ik kan nog niet gelooven, dat men op dit pad, ter wille dan van de practijk zou willen voortgaan, om aan de gevolgen van de booze daad der synoden, die alle christelijke levensverband hebben stukgemaakt, ja waarlijk, te ontkomen. Dan zou men, om zulks te doen, ook alle belijden in de wereld moeten stuk-maken.

Ik hoop van harte en ik bid er om, dat God de Heere ons moge behoeden voor dit ondermijnen van belijdenis en tucht en zeg: laten wij toch waarlijk, aan beide zijden van de getrokken scheur, wakker worden, opdat wij het gevaar mogen zien en behouden blijven.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's