GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

A en B voorheen en thans, II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A en B voorheen en thans, II.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Even levendig brengen, op kerkelijk terrein gebruikt, deze twee letters ons echter een verschil van dogmatischen aard in gedachten, dat met die geschiedenis onmiddellijk samenhangt.

Want het is een feit, dat in de Kerken, die in 1892 en daarna A zijn genoemd, een andere opvatting over verschillende leerstukken bestond, dan in de Kerken, die den naam B hebben gekregen.

Wanneer ik zoo nalees, wat daarover is geschreven, voorzoover ik dat kon, krijg ik den indruk tot nu toe, dat men zich in het begin van dat verschil niet zoo sterk rekenschap heeft gegeven, maar dat het geleidelijk aan bewuster is geworden bij de menschen en zich eindelijk heel scherp heeft toegespitst

Onder leiding van den invloedrijken Dr A. Kuyper brak zich n.l. in de doleerende kringen eene bepaalde theologische opvatting baan. Kuyper liet de leer geheel beheerschen door Jiet leerstuk der uitverkiezing in supra-lapsarischen zin; daarmede hing samen de leer van eene eeuwige rechtvaardiging en een eeuwig genadeverbond; en in dat schema werd ook ingepast de opvatting, dat de Sacramenten eene inwendige aanwezige genade verzegelen.

Er waren z.i. ook vroeger wel enkele Gereformeerde theologen geweest die dit leerden, en volgens Kuyper c.s. was dit de echte Gereformeerde leer, en het andere minderwaardig.

Toen hij daarmede naar voren kwam, stond daartegenover een groot aantal theologen van de Afgescheiden Kerken, die daarvan niets moesten hebben; Ècn ander deel van dezen stond er niet zóó beslist, maar toch gereserveerd tegenover, of voelden er minder voor.

Eén van de meest belijnde vertegenwoordigers van deze A-richting is Prof. Heleniusde Cock geweest, die daarin voortbouwde op het door zijnen vader Ds Hendrik de Cock gelegde fundament.

Ik noem hier Prof. de Cock uitdrukkelijk, omdat hg de man is geweest, die de leej? in deze richting het scherpst heeft uitgewerkt.

Er was onder de mannen van de „Afscheiding" ook een andere strooming, die wel niet Maccoviaansch-Kuyperiaansch genoemd kan worden, maar toch eenigszins dien kant uitgang, waarvan in den eersten tijd Ds H. P. S c h o 11 e de voornaamste vertegenwoordiger genoemd kan worden; niet geheel ten onrechte heeft men van hem wel eens beweerd, dat hij inzake het Verbond en de Kerk Doopersche neigingen vertoonde.

Na het vertrek van Scholte naar Amerika heeft deze richting de scherpe kantjes verloren, maar niettemin blijkt het toch duidelijk, dat er in dien tijd in de „Afgescheiden" Kerken inzake de beschouwing van Verbond en Doop tweeërlei gedachte is.

Zeer belijnd en beslist en met tal van bewijzen gestaafd, is de richting van Ds de Cock meer consequent nog dan hij zelf had gedaan (in wezen is het hetzelfde) later uitgewerkt door de twee Friesche predikanten K. J. P i e t e r s en J. R. K r e u 1 e n in een boekje getiteld „DE KINDERDOOP volgens de beginselen der Gereformeerde K e r k", uitgegeven in 1861.

Het blijkt echter, dat er dan ook zijn, die er niet zoo over denken: op de Synode van 1863 worden deze beide predikanten aangevallen, en bestreden door Ds H. Joffers, terwijl door een Ouderling van de kerk te Kampen een bezwaarschrift tegen beide predikanten was ingediend. De Sjmode heeft toen zeer terecht geen van beide richtingen veroordeeld, tegen welk besluit door Ds Joffers een protest werd ingediend.

De predikanten Pieters en Kreulen staan in hunne bewijsvoering zeer sterk. Zij konden zich beroepen (wat ze ook deden) op personen, die in de „afgescheiden" kringen zeer in aanzien stonden, zooals „vader Koelman" en andere meer. Bovendien beroepen zij zich voor hunne zienswijze op het Doopsformulier, en argumenteeren daarmede zoo, dat er geen speld tussehen is te krijgen.

Later heeft Prof. Helenius de Cock deze leer in verschillende werkjes eveneens verdedigd en uiteengezet, en we behoeven er niet aan te twijfelen, of hij ook in die richting onderwijs heeft gegeven aan de Theolo» gische School. Er heeft een tijd geleden in „De strijdende kerk" een stukje gestaan van Ds A. M. Lindeboom (synodaal) met citaten uit een boekje van Prof. de Cock uit 1863; Ds Lindeboom wil met die aanhalingen bewijzen dat Prof. de Cock het feitelijk eens is geweest met de uitspraken van de „synodes" van 1942 en daarna van de synodale kerken.

Het heeft weinig zin om zulk een beweren te weerleggen. Hier zijn eenvoudig maar twee mogelijkheden: deze predikant weet niet wat Prof. de Cock heeft geleerd, of hij weet het wel, maar poogt met een paar uitdrukkingen uit dat boekje, die den s c h ij n hebben, dat Prof. de Cock er hetzelfde mede bedoelde als de „synodes", het volk te misleiden.

Dan is Dr Smilde in zijn boek ÉEN EEUW VAN STRIJD OVER VERBOND EN DOOP in elk geval eerlijker geweest ten aanzien van Prof. de Cock (zijn verdere eerlijkheid laat ik nu maEir rusten!): volgens dezen degeneraat van oud-A was Prof. de Cock een man van weinig beteekenis, en die in de opvatting van het Verbond de Gereformeerde lijn had verlaten; 'n „biblicist!" Ik meen, dat Prof. Dr G. M. den Hartogh in zijn brochure IN DE LIJN DER AFSCHEIDING ook ongeveer in deze richting redeneert, maar ik-heb die op het oogenblik niet bij de hand.

Indien die redeneering van Dr Smilde juist is, dan zijn er bij de oude A-broeders heel wat onrechtzinnigen geweest, en kon Dr A.. Kuyper met zijn doleerende broeders toch nog gelijk hebben gehad, dat het in den hoek der „Afgescheidenen" niet deugde en men van doleerende zijde wel een eigen kerk moest institueeren; want in dien tijd stonden de „Afgescheidenen" bijna allen min of meer op het standpunt-De Cock (zooals ik het gemakshalve hier maar noem).

De leiding gevende figuren in de Christelijke Gereformeerde Kerk, zooals Ds H. Beuker en Ds F. M. ten Hoor, die later beide naar Amerika zijn vertrokken (ten Hoor moede van het strijden tegen Dr A. Kuyper) en daar beide ook een professoraat hebben bekleed aan de Theologische School te Grand Rapids, en na hen Prof. L. Lindeboom hebben met vele anderen deze Kuyperiaansche theologie van een eeuwige rechtvaardiging en een eeuwig verbond en een veronderstelde wedergeboorte dan ook heftig bestreden met argumenten uit Schrift en belijdenis, en deze strijd is zoo hoog geloopen, dat ten slotte op de Synode van 1905 van de A-zijde een aanklacht is ingediend tegen de Kuyperiaansche leer. Dat heeft ten gevolge gehad, dat op deze Synode de kwestie van de leer der veronderstelde wedergeboorte, onmiddellijke wedergeboorte, eeuwige rechtvaardiging en supra-lapsarisme ter sprake kwam.

Daar is toen de bekende pacificatie-formule opgesteld en na wijziging aanvaard.

Ik noem dat bewust een pacificatieformule; want een ander karakter heeft ze vóór 1942 niet gehad. Dat het niet de bedoeling van de Sjmode toen is geweest, de leer van de A-broeders»in den ban te doen, zooals in 1942 en daarna is gebeurd, blijkt duidelijkuit een dadelijk er op volgende beslissing inzake een bezwaarschrift, door Prof. Lindeboom ingebracht tegen Dr A. Kuyper Jr., waarin dit bezwaar wordt afgewezen, maar dan verder ook besluit: „c. dat de Synode de betrokken broeders dringend opwekt om elkander in dit verschil in liefde te dragen".

Daaruit volgt dus, dat de leer van Dr A. Kuyper werd geduld, maar de voorstelling van Prof. Lindeboom evenmin voor kettersch werd verklaard, doch evenveel recht van bestaan had, als die van Dr A. Kuyper Jr; misschien mag ik zeggen: minstens zooveel, omdat „d. zij den wensch heeft, dat ieder zich in zulke teedere en onzekere zaken met alle voorzichtigheid en bescheidenheid uitlate"; maar ik bezit op

het oogenblik geen objectieve gegevens om uit te maken, of deze woorden aan een bepaald adres waren bedoeld.

Overigens was de formuléering van de formule allerongelukkigst, omdat-het begin er van, dat in Kuyperiaanschen geest is gesteld, volkomen wordt opgeheven door hetgeen er op voorstel van Prof. Lindeboom verderop in werd opgenomen.

Het kwam er dus op neer, dat men niets verder was gekomen.

Eén ding is echter heel duidelijk bij 1905: wij hebben daar zuiver te doen met de tegenstelling van A en B, zoodat in de geschiedenis onzer kerken die twee letters ook wijzen op een dogmatisch verschil.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

A en B voorheen en thans, II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's