GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

neven

Amice frater. Groen van Prinsterer heeft een moeilijk leven gehad en hij heeft veel geleden. Men versta dit goed. Want velen hebben hem benijd, om de rijke gaven, die hij van zijn God ontving. Hij was met veel aardsche goederen gezegend. Een millionair. Woonde in Den Haag in een prachtig huis, had voorts kostelijke buitenplaatsen. Een minister, dien hij goed onder handen had genomen .want hij was heusch niet gemakkelijk, zeide dan ook eens: ja, U hebt makkelijk praten. Vanavond zit U weer onder het lieflijk lommer op uw buiten. En ik moet maar werken.

Groen was .onafhankeMjk: Wij zouden kunnen zeggen : welke beslissing hij ook nam, geen mensch maakte hem iets. Hij behoorde tot de hoogste kringen, had een aangenamen vriendenkring rondom hem. Maar ook wat de geestelijke gaven betreft was hem veel geschonken. Een man van genialen aanleg, buitengemeen scherp verstand, in spreken en schrijven gesierd met een buitengewone begaafdheid. Hoewel hij niet tot de sterken behoorde, had hij toch over het geheel een goede gezondheid. Wat wil een mensch meer?

Daar was maar één zware verzoeking voor hem, n.l. zijn rijkdom en onafhankelijkheid. Het had hem kunnen gaan als dien rijken jongeling. Maar zie, deze verzoeking mocht hij door Gods 'genade schitterend overwinnen. Want wat heeft die man hard gewerkt!

Alleen reeds een geschiedenis des vaderlands te kunnen schrijven, zoo als hij dat vermpcht, vroeg jaren van zeer ingespannen studie. De' arbeid, aan de „Archives" van het huis van Oranje gewijd, evenzeer. En dan die vele werken en brochures in een harden strijd tegen vrienden en vijanden. En dan dat groote werk: Ongeloof en revolutie. En heel die uitgebreide briefwisseling. Ten slotte de redactie van een dagblad. Dat is slavernij, verzuchtte Groen en dat is zoo. Als er één ding is, dat een mensch nimmer rust geeft, dan is het dit.

Nog weer — hij behoefde al dat werk niet voor zijn levensonderhoud.

Hij bekostigde het alles grootendeels zelf, en moeite vroeg dit niet. 'Wat hem bewoog, was de gehoorzaamheid aan zijn Koning en Heere, de dienst des Heeren Jezus Christus. Hij was de gewillige en gehoorzame slaaf van zijn Heiland.

Welk een rijk en schoon leven. Ook in de blijdschap der milddadigheid. Men moet er Bosboom Toussaint maar eens over lezen in het voorwoord voor haar „Delftschen Wonderdokter". Toen zij dokter Boot beschreef, stond haar Groen voor oogen.

Zij had dit boek hem en zijn vrouw willen wijden, maar liet dit na, omdat Groen partijman was. Zij wilde niet antirevolutionair zijn..Zij kon niet loskomen van de dwaling, die ook Bilderdijk en zijn groeten leerling Da Costa in den weg stond. En zij begreep Groen niet, als die zeide: onpartijdig kan ik zijn, omdat ik partij gekozen heb.

En toch was er in het leven van Groen veel lijden, wijl veel bittere teleurstelling.

Niet de vijanden van den Heere Jezus Christus be-

worgden hem dit lijden. Niet hun toom en zelfs met hun smaad.

Het waren de vrienden, die hem zijn smarten

aandeden. Zijn lijden was het gevolg van tweeërlei vergissing.

Vergissingen, die wij ook thans nog bij vele gereformeerden kunnen opmerken, n.l. die omtrent de kerk des Heeren, en die omtrent de samenwerk! n g in den strijd der antithese.

In den kamp om het koninkrijk Gods tegen het rijk < ler wereld staat altijd weer de kerk van Jezus Christus in het middelpunt.

Daar kan geen ménsch wat aan doen, want Hij zelf plaatste haar daar.

Hij wil, dat Zijn kinderen zullen zijn, waar Hij Zijn kerk vergadert. En elke omzwerving daarbuiten, wordt in Zijn kinderen met veel lijden ontmoet. Een lijden, dat zij zich konden besparen, als zij de dingen van de kerk goed konden zien en volgen.

kerk goed konden zien en volgen. Groen zag de afdwaling der vaderlandsche kerk. Hij wees haar terug naar de belijdenis der vaderen. Diat was de voorwaarde voor elke reformatie. Daarom streed hij ook voor de Afgescheidenen. Kwam hij ook als politiek man voor hun rechten op. Hij zag die, wat men helaas thans van de huidige antirevolutionaire leiders niet meer kan zeggen. Hij begreep ook zijn taak.

Hij bedoelde hetzelfde als ds de Cock: terugkeervan de kerk der reformatie naar de zuivere leer van Dordt en het schriftuurlijke kerkrecht. Daarom bevocht hij ook het monster der hiërarchische synode van zijn dagen.

Hij wilde ook de tucht in de kerk. Wat hem van de Afgescheidenen onderscheidde was de methode der reformatie. Hij was en bleef wat men nu zegt: bezwaard, maar bleef „in de kerk".

Hij wilde de eenheid der reformatorische gezindheid. Eigenlijk de kerk i n het genootschap, dat zich ierk noemde.

Men moest niet heengaan, zich zelfs niet laten uitwerpen, maar blijven en met hem werken tot den terugroep naar het Woord en de belijdenis.

Ook hij begeerde de tucht. Dat bleek uit zijn optreden tegen den modernist ds Zaalberg, die den Christus der Schriften brutaalweg verloochende. Hij prees een Busken Huet en een Pierson, dié toegaven dat de modernen uit de kerk behoorden te gaan.

En hij wilde ook niet, dat de Synode ds Zaalberg zou schorsen. Neen, de kerkeraad van Den Haag behoorde dit te doen. Dan, zoo' schreef hij, komt de kerk in beweging. Zulk een daad zal allerwege de geesten wakker schudden. Daar ligt de weg der reformatie.

Maai-hij durfde toch niet verder te gaan, waar de afwijking reeds zoo groot was, als te vragen handhaving der hoofdzaak. Hoezeer hij ook het synodale jesuitisme van het „quatenus" kon geeselen. En hij zag niet in, dat de beste wijze, om anderen den doodelijken dwaalweg te doen zien, altijd is, zelf den goeden weg te bewandelen en dan zoo beslist mogelijk.

Groen zag de groote beteekenis der Afscheiding niet, als een daad van gehoorzaamheid. En toen hij zelf die gehoorzaamheid niet durfde te volgen, lette hij — zooals dat altijd v/eer gaat — ook op de gebreken, die de afgescheidenen aankleefden. Zooals hun oneenigheid, alsof de strijd in de kringen der Afscheiding niet ook nog wat anders was dan „crisis der jeugd". De strijd der meeningsverschillen is en blijft de gehoorzame kerk bij. Ds Franoke heeft daaromtrent naaar een wat kostelijke preek uitgegeven.

Is het wonder, dat, als de getrouwe kinderen der kerk zich weer gehoorzaam door hun Koning en Heer laten saamvergaderen en dan hun roeping zien te midden van een zoo vreeslijken afval als de christenheid in onze eeuw nu trof, zij het niet altijd met elkander eens zijn omtrent het antwoord op de véle vragen van den dag? Dit is het bewijs, dat er gedacht en gewerkt wordt. Het eenige, wat de Heere van ons vraagt is, dat wij staande op den rots der eeuwen, de ware kerk des Heeren, met elkander spreken bij de lamp van het Woord, en ons altijd weer door dat Woord laten gezeggen.

Groen bleef in het genootschap en hij bleef gehoorzaam strijden. Maar nu volgde ook het lijden. Telkens weer vielen zijn beste vrienden, op wier steun hij hoopte, hem af.

Pas had hij met enkele vrienden een adres aan de Synode gezonden met den eisch: handhaaf de belijdenis, een adres waarmee de heeren der Synode wat verlegen zaten, of daar kwam een tegenschrift van Da Costa. Men mocht die handhaving niet vragen.

• De Synode en alle vijanden der reformatie juichten. Zij waren uit de moeilijkheid gered. Zij konden antwoorden: hoor maar naar Da Costa. Wie be|grijpt niet, hoe diep die teleurstelling; Groen treffen moest. Hij rekende op Gunning, om nog een vriend te noemen, en ook die viel hem af. Geen tucht in de kerk, zelfs niet tegen de modernen. Dezen moesten zelf maar zien, dat zij behoorden heen te gaan.

Het niet zuiver zien wat de belijdenis van de kerk zegt, was de oorzaak van dit lijden. Groen kende geen speculatie van pluriforme kerk of van allerlei terreinen. En hij was zeker „zoon van Calvijn", doch, en hier zat de oorzaak, „kind van den Reveil".

En zoo kwam hij ook met den eenig juisten grond der samenwerking niet klaar. Hij zag den geweldigen afval Jn jj^nnsch Europa. Het waren de beginselen der Fransche revolutie, die alom overwonnen. En daartegen moesten nu toch alle Christusbelijders worden opgeroepen ten strijde. Het was nu veel erger dan in de dagen van Dordt. Toen ging de aanval tegen zeer belangrijk belijden, o zeker. Maar nu was heel de Christehjke belijdenis in het geding. Nu ging het tegen het volstrekte ongeloof. Dus moesten de Christenen alle onderling verschil laten varen. Een enkele formule was voldoende, zoo zeide hij op de vergadering der EvangeliscHe alliantie in Geneve, als men maar bleef bij de belijdenis van den Christus der Schriften.

Het was alles goed bedoeld. Maar — toch een vergissing. 'Ea daar lag nu de bron van veel lijden, wijl niet dan teleurstelling. In de Evangelische alliantie zelve, waar een de Pressensé de revolutie prees, omdat zij „vrijheid" breiigen zou. In een Chantepie de la Saussaye, die den modernist beter kon uitstaan dan den goed gereformeerde. In Gunning, die ook met Groen niet kon meegaan. Geen verdeeldheid, geen partijen, geen groepen enz. Wij kennen dat zeggen ook in onze dagen. ^

Teleurstelling in Van der Brugghen. Stond die' niet dicht hem? Leefde hij niet bij Vinets geschriften? En toch, nauwelijks was deze Van der. Brugghen minister, of hij viel af en ging met Thorbecke mee, en de liberalen juichten.

Was Van der Brugghen niet eerlijk en oprecht? Groen twijfelde er niet aan, maar hij begreep het niet. Waarom niet? Omdat hij zich in Vinet vergiste. Het is niet voldoende neen te zeggen tegen de revolutie; dat deed Thorbecke ook en Fruin. Het is niet voldoende van „Christendom" te spreken. Niet het Christendom!, al of niet humanistisch, zal eenig behoud kunnen geven. Alleen de Christus der Schriften kan dit. Die Zijn kerkvolk vergadert en in getrouw en gehoorzaam belijden Zijn kerk alles wil geven, wat zij in den harden strijd tegen de revolutie, den opstand tegen Hem en Zijn rijk, noodig heeft.

Toen Van der Brugghen afviel, hoopte Groen op den graaf van Zuijlen. Nauwelijks was die minister, of hij viel weer af.

Welk een lijden beteekende dit voor Groen. Zoo erg, dat toen de schoolwet Van der Brugghen was aangenomen, hij het lidmaatschap der Kamer neerlegde. Niet om den strijd te staken. Hij had van Prins Willem van Oranje geleerd, hoe het kind Gods in Gods kracht den goeden strijd kan doorzetten, ook al breekt het alles bij de handen af. Groen werd telkens weer alles bij de handen afgebroken.

Welnu — dat zullen allen ervaren, die om reformatie roepen, doch haar stem allereerst in de kerk niet willen volgen.

Groen's lijden kon hun een waarschuwing zijn. Dat zullen allen ervaren, die meenen 'dat in eenheid de kracht van den waarlijk christelijken strijd ligt en niet in de eenvoudige gehoorzaamheid aan Woord en belijdenis. Niet w ij zullen redding. geven, niet w ij beslissen over den gang van den strijd. Dat doet onze Koning en Heere. Hij vraagt alleen dat wij eenvoudig gehoorzaam zullen zijn.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's