GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit den schat van hei verleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit den schat van hei verleden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

We hebben gezien dat Fabius nimmer de kerk, zooals zij hier op aarde aanwezig is, hier op aarde vergaderd wordt en vergaderd is onder de bediening der ambten, wil degradeeren; dat hij nooit ten koste van haar de „algemeene christelijke Icerlc" wil verheerlijken; dat hij veeleer het kerkinstituut hier op aarde de zichtbare zijde acht van de eene kerk die vergaderd wordt van het begin der wereld tot het einde; dat hij dus veeleer de „algemeene christelijke kerk" en het kerkinstituut identificeert, zij het niet in Roomschen, naaar in Gereformeerden zin.

Fabius is daarbij merkwaardig actueel. Ik zeg niet, dat hij reeds aanhangt „het kerkbegrip", dat de laatste jaren onder ons naar voren is gekomen — niet pas ha de „vrijmaking", denk aan „Ons aller moeder" van prof. dr K. Schilder „Anno Domini 1935" —, maar wèl zeg ik, dat hij de problemen wezenlijk zuiver heeft zien liggen, dat hij oog gehad heeft voor de beteekenis van het kerkinstituut voor het gansche christelijke leven, dat hij heeft onderkend het gevaar van uitholling van het kerkelijk besef, • dat hij dat vervlakkingsproces heeft gesignaleerd.

Actueel is hij ook, wanneer hij in par. 9 aansnijdt „De pluriformiteit der Kerk". Hij schrijft daarvan, dat eenerzijds „de pluriformiteit der kerk moet worden aanvaard", maar dat zij anderzijds „geen oogenblik mag worden aanvaard". Factisch, feitelijk moet het bestaan van verschillende kerkinstituten worden erkend, maar er mag nooit in worden berust. En het schijnt dat Fabius bij die pluriformiteit niet in de laatste plaats gedacht heeft aan naast elkaar staande kerken als de Gereformeerde en de Luthersche, hetgeen nog weer iets anders is dan het op één plaats naast elkaar bestaan van een Gereformeerde Kerk, een synodaal-Gereformeerde Kerk, een Chr. (Sereformeerde Kerk, een Gereformeerde gemeente, een Ned. Herv. gemeente enz.

De scherpe probleemstelling van onze dagen: Waar roept Christus mij en alle andere geloovigen, in die bepaalde plaats, op dien bepaalden datum, tot de verkondiging van Zijn Woord? kent Fabius nog niet. We missen hier ook het luisteren naar de taal van de belijdenis en het naspreken daarvan. Wel hebben we reeds gehoord — en dat wijst toch in dezelfde richting als de beUjdenis gaat —• dat volgens Fabius „voor de Kerk wellicht niets gevaarlüjker is dan eene anti­ kerkelijke „kerk"" (blz. 61). De belijdenisterm. „valsche kerk" wordt hier door hem niet gebruikt, mastr zakeUjk bedoelt hij hetzelfde met zijn uitdrukking „anti-kerkelijke „kerk" ", waarbij hij ook het woord „kerk" tusschen aanhalingsteekens plaatst, ongetwijfeld om aan te duiden, dat zulk een instituut wel den naam „kerk" draagt, maar in waarheid geen kerk is. Als zoodanig beschou'wt Fabius met name de Ned. Herv. kerk:

„Intusscheu moet al de pluriformiteit der Kerk worden aanvaard — niet aanstonds kan dit op het (anti-) Hervormde Kerkgenootschap worden toegepast.

Het feit van de pluriformiteit der Kerk' kan nooit worden aangevoerd als grond om zich tot zekere hoogte bij het bestaan van het (anti-) Hervormde Genootschap neer te leggen. Men moge zeggen, dat onder de godsdienstige genootschappen in Nederland ook genoemd genootschap is te brengen. Maar kan het ook Kerk worden genoemd? "

Fabius voegt hier een noot aan toe:

„Zoo vraagt ook Ds Kerkhof in de Zeeuwsche Kerkbode van 14 Sept. des vorigen jaars (1917, B. J.): „ draagt het instituut der Herv. Kerk de kenmerken van een wajen Kerkvorm? Is daar alleen „reine predikatie des Evangelies? "

„Is er de „reine bediening der Sacramenten? "

„Wordt er de kerkelijke tucht geoefend om de zonde te straffen? " of staan niet veeleer de Reglementen aan elke Schriftuurlijke tuchtoefening in den weg?

, , Wat heeft in de Herv. Kerk de hoogste zeggenschap ? Niet Gods Woord, maar wel de kerkelijke reglementen".

Hij vervolgt dan in den tekst:

„In de vraag, of het (anti-) Hervormde Genootschap als Kerk is te erkennen, ligt veel besloten. Daarom deinzen wellicht velen voor hare ontkennende beant-. woording terug. Maar om diezelfde reden bestaat te ernstiger plicht haar onder de oogen te zien. Natuurlijk ontstemt het velen in genoemd Genootschap, als men daaraan het karakter van Kerk ontzegt; reeds als men dit betwijfelt. Doch hoezeer te mijden is wat noodeloos prikkelt, mag toch niet in hetgeen de tegenstander niet hooren wil, aanwijzing liggen van wat men mag zeggen. Men heeft vaste kenmerken van wat eene Kerk is. Wat daaraan niet voldoet, kan niet als Kerk erkend worden.

Deze dingen moeten zakelijk behandeld worden" (92).

In een noot bij dit laatste haalt hij aan Bavinck's omschrijving van „valsche kerk", en dan blijkt duidelijk, dat hij deze benaming op het „(anti-) Hervormde (Senootschap" van toepassing acht.

Uit dit alles vloeit volgens den schrijver voort, ' dat bestrijding van de Herv. Kerk plichtmatig is, dat de Gereformeerden in de Herv. Kerk steeds moeten worden opgeroepen tot vrijmaking, dat het verfoeilijk is, dat bij de afscheidspredikatie van-een gereformeerd predikant ook aanwezig is de predikant van de Herv; gemeente ter plaatse, een bewijs, dat de Gereformeerde predikant geen krachtige actie voor vrijmaking heeft gevoerd en den Herv. predikant niet heeft gewezen op het zondige van zijn ambtelijk bestaan.

Deze bestrijding is echter verslapt:

„Zelfs ging De Standaard 20 Maart l.I. zoo ver, dat Genootschap de „aloude Kerk" te heeten, waartegenover de gereformeerde Kerken slechts in , , tijdelijke afzondering" zouden staan".

Ja, zoo beziet tegenwoordig menigeen de vrijmaking. Menigeen, ook binnen de vrijgemaakte kerken, ziet de vrijmaking niet als reformatie der kerk, doch slechts als vrijmaking van een paar concrete synodebesluiten, die apart-staan noodzakelijk hebben gemaakt, daar van synodewege de 'vrijmaking van deze besluiten beschouwd werd als een breken met de kerk; terwijl dan onmiddellijk „hereeniging" kan plaats hebben, wanneer die besluiten maar worden opgeheven, of tenminste dusdanig worden verzwakt, dat we er vrede mee zouden kunnen hebben. De breede stroom van het gereformeerde leven vloeit verder in de thans synodalistische kerken, 'wij zijn slechts een kleine zijtak, losgemaakt van den hoofdstroom, om zich zoo spoedig mogelijk weer daarmee te vereenigen.

Maar vergeten wordt, dat opheffing van de gewraakte besluiten nog geen principieele breuk is met de synode-hiërarchie.

•Vergeten wordt, dat met de invoering van de syrode-hiërarchie het gereformeerd karakter is verloochend, en dat daarom de vrijgemaakte kerken is de stroom van het gereformeerde leven, waarvan de synodalistische kerken zich hebben losgemaakt, om steeds verder zich ervan te verwijderen.

Dat zeggen we niet uit zelfverheffing. Dat zeggen we niet in de meening, dat ons vrijmakingswerk zonder smet of rimpel zou wezen. We zeggen dat in dankbaarheid voor wat de Heere aan Zijn Kerk in deze landen heeft gegeven.

Dat is niet een kwestie van visie of kijk, waarnaast dan een andere visie kan staan met gelijke rechten. Het is de waarheid der Schrift omtrent de historie der kerk.

O, dat subjectivistische spreken vanuit - visie of kijk! Gij ziet het zus, maar ik z i e het zoo, en waarom zou uw meening nu meer recht van bestaan hebben dan de mijne? Spreken we toch normatief, uit de Schriften, die de norm zijn voor ons geheele leven. Het subjectivisme is een doodelijk gevaar voor de

kerk. De eeuwen door is het dat geweest en vandaag is het dat nog. Ook Fabius — we hebben het reedis gezien — was van het subjectivisme een gezworen vijand.

Het slotboofdstuk (par. 11, Versterking vaK het kerkehjk leven) bevat o.a. deze behartigenswaardige wenken:

„Met het terzijde stellen-van de Synodale organisatie was nog geen kerkelijk leven bereikt; slechts de mogelijkheid daarvan. En met dank aan God raag en moet worden getuigd, dat het aan opbloeling van kerkelijk leven ook niet heeft ontbroken. Maar te weinig leeft het besef, dat daaraan voortdurend gearbeid moet worden. Te meer in dezen tijd, waarin de onkerkelijke strooming zich zoo sterk gevoelen doet. Zeker rust ook in dezen op de bediening van het Woord eene ernstige taak. Zij heeft de beteekenis van het kerkelijk instituut aan de gemeente voor te houden. Reeds biedt de bevestiging van ouderlingen en diakenen daarvoor telkens igoede gelegenheid. Voorts kan dit onderwerp bij meer dan ééne Catechismus-afdeeling ter sprake komen. En wie in kerkelijk besef leeft, zal als vanzelf gedrongen worden, telkens eenen draad daarvan door de prediking te weven.

Voorts is het catechetisch onderricht bij uitstek geschikt en geroepen den jeugdigen leden in dit opzicht heldere kennis bij te brengen.

In de derde plaats kunnen de kerkelijke bladen hiervoor uitnemenden dienst bewijzen. Met name kan dit middel meer aangegrepen worden. Men heeft kerkelijke organen, die week aan week met allerlei gevuld worden, maar waarin juist ontbreekt de bespreking van kerkelijke vraagstukken, die men daar ia de eerste plaats zou wachten".

Ook in zijn rede bij de viering van het 50-jarig bestaan der Vrije Universiteit (1930) tornde Fabius op tegen verflauwing van het kerkelijk besef. In die machtige feestyergadering, waar vrijwel alleen lof werd gesproken, ' durfde hij het wagen, het mes der critiek te hanteeren. Hij wijst o.a. hierop (blz. IIQ van het Gfedenkboek) dat kerken vóór veertig jaar heeten geïnstitueerd-te zijn, haar veertigjarig bestaan zeggen te herdenken, terwijl zij toch in waarheid reeds veel langer bestonden, doch voor veertig jaren tot reformatie kwamen.

Helaas is de stem van Fabius gesmoord.

B. JONGELING.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Uit den schat van hei verleden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's