GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waarding geacht, Smaadheid te lijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarding geacht, Smaadheid te lijden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GENADE-GAVE GODS.

Eens schreef iemand deze onvergetelijke woorden: Wanneer wij om de gerechtigheid vervolging lijden, ligt daarin een bizondere vertroosting en een groote eer, die de Heere ons waardig keurt, dat Hij ons zoo siert met het bizondere kenmerk van Zijn krijgsdienst. Laat ons niet meenen, dat wij ongelukkig zijn in die dingen, waarin God Zelf met Zijn mond ons zalig gesproken heeft (Matth. 5 : 10). De armoede is wel, op zichzelf beschouwd, een ellende; evenzoo ballingschap, verachting, gevangenis, smaad; de dood eindelijk is de uiterste van alle rampen. Maar wanneer de gunst van God tot ons komt, is er niets van dat alles, wat voor ons niet verandert in geluk (Hand. 5 : 41). Door de misdaad der goddeloozen van onze goederen beroofd, worden wij wel bij de menschen tot armoede gebracht, maar aldus groeit de ware rijkdom bij God in den hemel voor ons aan; en worden we uit ons huis gestooten, des te inniger worden we in Gods gezin opgenomen; worden we gekweld en veracht, des te steviger schieten we wortel in Christus; worden we met smaad en schande gemerkt, des te heerlijker plaats nemen we in in 't koninkrijk Gods; onze dood is de opening van den toegang tot het gelukzalige leven".

Theorie?

Neen, neen.

De man, die 't bovenstaande neerschreef, gaat aldus voort: „Wij zijn al te ondankbaar, als we dergelijke smaadheid en rampen-niet gaarne en blijmoedig uit de hand des Heeren aanvaarden. Maar zulk een blijmoedigheid wordt van ons niet geëischt, dat die alle gevoel van bitterheid en smart wegneemt, want er zou geen lijdzaamheid der heiligen in het kruis zijn, wanneer ze niet door smart gekweld en door moeilijkheden beangstigd werden. Daarin schittert onze opgewektheid, wanneer we, gewond door droefheid en smart, in de geestelijke vertroosting Gods rust vinden."

Geloofspraktijk. Lijden naar het Woord. Onder het lijden hopen op Gods Woord, bouwen op het Woord. De schrijver van deze citaten is Calvijn. Een van hen, die waardig geacht werd om den Naam van Christus smaadheid te lijden — en dit is door hem gezien als een genadegave Gods: onverdiend, geheel verbeurd.

CALVIJN'S STRIJD EN LIJDEN.

Wat een ellende, zegt de wereld, als zij 't leven van Calvijn overziet.

Calvijn heeft gestreden tegen de roomschen: tegen kardinaal Sadoletus, tegen den laster van den franciscaner monnik Cathelan, tegen den hugenoten-vervolger Saconay, tegen de Sorbonne, tegen de afgoderijen en misbruiken der roomsche kerk;

hij strijdt tegen de chauvinistische, anti-fransche vrijheidspartij in Geneve, die de predikanten wil verdrijven en tegen hen, die de gereformeerde leer smaden: Ami Perrin, Berthelier, Favre, Vandel, Ameaux, Gruet; tegen de verwerpers van het leerstuk der praedestinatie: Bolsec, Pighius, Velsius; tegen de Wederdoopers; tegen de losbandige pantheïstische vrijgeesten; tegen de anti-Trinitariërs Servet, Gentilis, Alciati, Blandrata; tegen den Pseudo-Nicodemiet Dirk Volckertsz. Coornhert, den „botten Hollander", die de reformatie den doodsteek zou hebben toegebracht, had zijn beweren ingang gevonden, dat men als „bezwaarde", als heimelijk gereformeerde, zeer goed in de roomsche kerk kon blijven: wat doen ceremoniën er toe? 't komt toch alles op „het innerlijke" aan; tegen Stancarus en Osiander, die, elk óp zijn wijs, slechts een halven Christus in Zijn verlossingswerk erkennen.

Calvijn heeft zich te verdedigen tegen de lasteringen van den ultra-lutheraan Joachim Westphal; de Bemer predikant Sulzer, in zijn hart volbloed luthersch, conspireert met Calvijn's vijanden; de luthersche predikant Marbach vernietigt Calvijn's werk in Straatsburg, sluit de fransche kerk en verjaagt de gereformeerde predikanten; te Frankfort willen de luthersche predikanten Calvijn zelfs niet ontvangen of te woord staan; de Saksische luth. predikanten vragen of men Calvijn niet In den ban zal doen; wil men in Bazel iemand beschimpen, dan noemt men hem een calvinist; Bullinger schrijft in 1554 aan Calvijn dat de lutheranen de gereformeerden heftiger vervolgen dan de roomschen zelven; enkele lutheranen leeren, dat de God van Calvijn een dwingeland, een menschenmoorder, ja erger dan de duivel is; in zekeren lutherschen catechismus wordt gevraagd: „gelooft ge, dat de calvinisten inplaats van den waren, levenden God den duivel aanbidden? " waarop het antwoord luidt: „dat geloof ik met geheel mijn hart";

Calvijn heeft te worstelen met hen, die in vroeger tijd zijn vrienden, aanhangers of medestanders waren: zijn gewezen secretaris Baudouin pleegt verraad, steelt van Calvijn brieven en geheime documenten en geeft ze vervalscht uit; zijn vriend Du Tillet keert terug tot het pausdom; de Seigneur de Falais, voor wien Calvijn zijn hart pleegt uit te storten, wordt door Bolsec's invloed tegen den reformator ingenomen en alle vriendschapsband wordt verbroken; Caroli, de „advocatus diaboli", die minstens vier maal van godsdienst veranderde, beschuldigt Calvijn van Arianisme; de vrijzinnig gerichte Castellio, die zich steeds op 1 Corinthe 13 beroept en zegt, dat de theologische geschillen niet opgelost kunnen worden, als de liefde de zielen niet ontsluit, waartegenover Calvijn stelt liefde en waarheid: de liefde, die God de eere geeft, is nooit zonder erkenning der waarheid geweest •— deze liefdeprediker Castellio wordt de man, die uiteindelijk al de aanvallen van Calvijns vijanden leidt; Andreas Zebedaeus keert zich tegen Calvijn, smaadt het leerstuk der praedestinatie en treedt met groote heftigheid te-

gen hem op; de vrouw van Froment, Geneve's eersten prediker en geschiedschrijver der reformatie, begint een felle campagne tegen de toga's der Geneefsche predikanten, waarbij zij zich beroept op Marcus 12 : 38;

tot groot verdriet van Calvijn is de schuchtere, besluitelooze, zwakke Melanchton, ondanks herhaalde en krachtisre aansporing niet te bewegen Luther diens fouten onder 't oog te brengen, noch den overmoed en de dwaasheid der ultra-lutheranen te remmen — zelfs breekt hij alle correspondentie voor een tijd van drie jaar af; Calvijn moet Bucer berispen, die „om Christus voor allen aannemelijk te maken een (eigen) evangelie fabriceert"; hij moet Myconius tevreden stellen, die zich diep beleedigd acht, dat hij bij de totstandkoming van den Consensus Tigurlnus niet geraadpleegd is; Farel brengt Calvijn tot „stomme verbazing", als deze op 69-jarigen leeftijd voor 't eerst in 't huwelijk tredend, trouwt met 'n zeer jonge vrouw, alzoo den vijanden gelegenheid gevend den spot van Erasmus te vernieuwen: 't gaat met de hervoriners als met de blijspelen: 't eind is altijd een huwelijk;

van alle twisten en moeilijkheden tusschen Bern en Geneve krijgt Calvijn de schuld, hij wordt als de groote man achter de schermen beschouwd, wiens politiek aan Geneve den ondergang zal bereiden; het medelijden met de fransche geloofsgenooten, vervolgd en gemarteld, is voor hem waarlijk en ten volle:1 ij d e n; Juli '42 wordt aan Calvijn een zoontje geschonken, zijn eerstgeborene, tevens zijn eeniggeborene, het kind overlijdt nog dezelfde maand; sindsdien is zijn vrouw Idolette nooit weer de oude, zij kwijnt weg en sterft na zeven jaren zwakheid en lijden („zij zou niet alleen verbanning en armoede gewillig met mij gedeeld hebben, maar ook den dood." „Ik span mij in, zooveel ik kan, dat het leed mij niet geheel en al verplettert."); Calvijn zelf lijdt al vrij vroeg aan voortdurende hoofdpijn, hardnekkige hoest, een zwakke maag, catarrhen; hij krijgt pleuritis gevolgd door t.b.c, hij geeft bloed op, heeft last van intermitteerende koortsen en aambeien; later komen er bij graveel met niersteenkoliek en jicht, zijn nieren „gelijken een steengroeve", hij heeft verzweringen aan de aderen van den endeldarm. Een vriend schrijft: men zegt ons, dat er niets goeds in U is behalve uw geest, en dat Uw verschrompeld lichaam eer een skelet is en een schim dan een lichaam"; ten slotte bezwijkt Calvijn waarschijnlijk aan ontsteking der urinewegen, een gevolg van 't graveel.

VERVOLGING EN SMAAD.

Calvijn is nog geen 25 jaar als hij te Noyon om zijn reformatorische gevoelens in de gevangenis komt; na de rede van Cop, den rector der Parijsche Universiteit, door Calvijn opgesteld (een reformatorische beginselverklaring) vluchten zoowel Cop als Calvijn, de laatste, zooals een geschiedschrijver vermeldt, door zich langs aan elkaar geknoopte lakens uit het venster neer te laten; na tweejarige werkzaamheid worden Calvijn en Farel uit Geneve verbannen omdat zij weigerden zich aan de z.g. Bemer ceremoniën te onderwerpen hetgeen de Raad van Geneve geëischt had: de predikanten waren van oordeel, dat de kerk over haar eigen zaken had te beslissen, , en haar recht en roeping niet mocht ter zijde stellen; te Straatsburg, waar Calvijn behalve predikant van de fransche kerk ook hoogleeraar is, zijn de studenten opstandig, ; Calvijn wil ze niet aan 't Avondmaal zien: „van onze franschen, zelfs onder hen, die bij mij wonen, zijn onderscheidenen geheel gek •— morgen zal men hun zeggen, dat zij moeten heengaan of zich onderwerpen; ik denk, dat zij gaan, waaruit büjkt, met welk een overtuiging zij hier kwamen"; naar Geneve teruggeroepen, voert Calvijn van 1546 tot 1555 een geweldigen strijd met hen, die zich aan de stedelijke en kerkelijke tucht niet willen onderwerpen, Calvijn staat hun in den weg; sommige van zijn Geneefsche collega's spreken achter zijn rug kwaad van hem en geven af op zijn leer;

een vroegere vertrouwde van Calvijn roept uit, dat hij liever met Beza in de hel wilde zijn dan met Calvijn in den hemel; men komt in opstand tegen de door den Raad afgekondigde zedewetten: de herbergen zijn vol, heel den nacht wordt er gedanst en worden schandelijke liedjes gezongen, luid geschreeuw gaat op, dat men de predikanten, den franschman eerst (Calvijn) dood zal slaan, alvorens men 't oude juk zich weer zal laten opleggen; als Calvijn met de andere predikanten zich naar den Raad van 200 begeeft, omringt hem een woeste volkshoop, men stoot hem hoonend heen en weer en dreigt hem van kant te maken; Calvijn roept hun toe juist gekomen te zijn om zijn leven aan te bieden aan hun zwaarden — niemand legt de hand aan hem; in de Raadsvergadering staan de leden met getrokken degens onder onbeschrijfelijk tumult tegenover elkaar: „had Calvijn niet in den eigenlijken zin des woord zijn hoofd tusschen de ontbloote klingen gehouden, zoo zou het schrikkelijkst bloedbad onvermijdelijk zijn geweest"; zóó groot is Calvijn's invloed door optreden en toespraak, dat de gemoederen tot bedaren komen;

soms dringt men Calvijn van de straat tegen den huismuur, men maakt 's nachts lawaai voor zijn huis en bedreigt hem, sommigen geven hun hond den naam „Calvijn" en roepen het dier, terwijl zij op straat den hervormer passeeren; Servet overlaadt Calvijn met smaadredenen en noemt hem een Simon Magus, een boozen geest, een bedrieger, een valschen aanklager, een eerloozen schurk; men hitst de honden tegen hem aan, die zijn kleederen scheuren en hem letsel toebrengen; men verbreidt over hem de meest fantastische, ongehoordste lasteringen: Calvijn zou te Noyon de zonde van sodomie gepleegd hebben en den brandstapel waardig geweest zijn; uit medelijden spaarde de bisschop zijn leven, maar brandde wel op zijn schouder het schandmerk van de lelie in; in den Raad geraakt Calvijn in woordenwisseling met den heer De Sallars; deze staat op 'ï punt Calvijn te dooden, als men ijlings tusschenbeide komt; in 1563 worden twee moordenaars tegen grof geld gehuurd teneinde Calvijn om 't leven te brengen.

CALVIJN, DE HELD?

Op zijn sterfbed zegt Calvijn tot zijn ambtsbroeders: „Ik heb veel gebreken gehad, die U hebt moeten verdragen, en alles wat ik gedaan heb, is niets waard. De goddeloozen zullen deze woorden wel gebruiken om ze te verdraaien, maar toch herhaal ik het nog eens: alles wat ik gedaan heb is niets waard, en ik ben een erbarmelijk schepsel. Slechts dat kan ik van mijzelf zeggen, dat ik steeds het goede wilde doen, dat mijn 'gebreken mij altoos mishaagd hebben, dat de wortel der Godsvrucht waarlijk in mijn hart was. Ik smeek U, vergeeft mij daarom al het slechte en gebrekkige, vooral mijn drift, heftigheid en neiging tot toom; en indien U daarentegen iets goeds hebt waargenomen, neemt het aan en volgt het na."

Bij Hand. 9 : 15 teekende Calvijn aan: De menschen vermogen niets, dan voor zoover God hun hulp naar Zijn verkiezing gebruikt. Want indien wij instrumenten zijn en Hij alleen in eigenlijken zin de Werkmeester, zoo berust bij Hem alle vermogen en geschiktheid om het werk te volbrengen. Wat Christus hier van Paulus getuigt, geldt zonder onderscheid van ons allen. Daarom, al is het dat iemand zich ijverig inspant, en getrouw is in zijn ambt, zoo heeft hij toch geen recht om er zich eenige eer van toe te eigenen."

Bij Matth. 5 : 10, 11 en Lucas 6 : 22 schrijft hij: Wijl Christus voorzag met hoe groote hevigheid de vijanden van het Evangelie tegen zijn kleine en verachte kudde zouden strijden, heeft Hij hen terdege willen wapenen, opdat zij niet bezwijken zouden, al ware het dat smaad en schande zonder einde hen boven 't hoofd hingen, om hen ten eenenmale te overstelpen. En hieruit blijkt, dat men voor den ban van den paus volstrekt niet behoeft te vreezen, wanneer de tirannen ons uit hun synagogen werpen ter oorzake daarvan, (Jat wij ons niet willen afscheiden van Christus."

En bij Hand. 5:41: de smaadheid van Christus gaat in waard ij alle triomfen der wereld ver te bove n."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Waarding geacht, Smaadheid te lijden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's