PERSSCHOUW
„KOKAOH'S KINDEKEN".
„KOKAOH'S KINDEKEN".
Eén van onze muzikale lezers zou graag aan de vergetelheid ontrukt zien volgend vers, dat met onderteekening G. J. B. is opgenomen geweest in „De Standaard" van 7-ll-'31. Ook wij vinden het iets om te onthouden. Daarom vinde het hier zijn plaats:
KORACH'S KINDEREN.
Aan één van hen.
Als 't zwijgend orgel vroeg zflu ouden meester wachtte op 's Heeren dag, — en hij, Gods gunstgenoot, vóór hij de hymne in bronzen stemme sloot, van elk lied ving de teedere gedachte;
En 't wachtend volk dien glans dan, beeldend, bood met tongen fijn, zoodat de moede ziel, die smaclitte naar d' ouden troost, weer door den nevel lachte om zooveel vree, die door d' accoorden vlood;
Dan hieven zij, de speelman en de schare, den lofzang aan, in bond van „lied en luit", en d' ^en zond d' ander toe zijns levens blijde mare.
God geeft aan ied'ren tijd een eigen schoon geluld! Maar dit: Hem loven, ook in nachtelijke Jaren: Elk van Zijn kinderen weet, wat die gena beduidt.
Tot zoover het sonnet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951
De Reformatie | 8 Pagina's