ZOMER
Ik hen de gang van alle dag ontvlucht, en heb weer als een gretig kind de zoetheid van de klare dennenlucht geproefd. Ik heb de milde wind gespeurd, zoals hij door de bomen ging in dicht geritsel en ik zag hoe 't fruit in overvloed te rijpen hing temidden van een zomerdag.
Des avonds hoorde ik het willig riet bewegen, als een zachte zucht en ving de tonen van een grillig lied van ver. Een uil ging in zijn vlucht onhoorbaar over, speurend naar zijn deel. Een popel ruiste wonderzacht de onrust uit mijn moede hart en heel voorzichtig liep ik door de nacht.
In kostbaar kleed vond mij de m, orgenstond en wekte mij met stralen goud; die strooiden diamanten in het rond waar nacht de takken had bedauwd. En weer ving 't-overal te leven aan als Amen op het eeuwig Woord: dat de getijden zó lang zullen gaan tot God de wisseling verstoort.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951
De Reformatie | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951
De Reformatie | 8 Pagina's