GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De langzame haast des Heren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De langzame haast des Heren

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VI)

Kortheidshalve willen wij inzake 't voorgaande aanvankelijk conclusie nemen. Het is déze conclusie: Over Gods langmoedigheid kan niemand ©en verstandig, dat is Schriftgetrouw woord zeggen, die de God van de besluiten niet erkent en eert. En het is niet zo, dat het spreken der Schrift over de lankmoedigheid vanuit andere Schriftplaatsen een „dordtse" correctie zou moeten ontvangen, al is naiiuurlijk, zoals steeds, het geheel der Schriften ook bij de uitleg van dit woord in rekening te brengen, maar dit woord zélf in zijn eigen zegging is een protest tegen alle hedendaagse speculaties over de goed-moedigheid Gods^). In Zijn langmoedigheid BLIJKT Hij de Vastbeslotene te zijn.

We watten nu de draad weer op. We hebben op Kaïn gelet. Maar naast Kaïn heeft E n o s geleefd. In die naam Kaïn is de klank van: an, sterke man; man •— ook in de afval. Enos betekent: ens in z'n zwakheid en afhankelijkheid van God. Dat wist Enos zich ook; daarom staat van hem: Toen begon men de naam des HEREN aan te roepen". „De naam des HEREN aanroepen", dat betekent maar niet: idden op zichzelf, maar dat is: ublieke eredienst houden; als kerk, die God aanroepen, van Wie men zich afhankelijk wist, maar Die men t e g e 1 ij k kende als God der belofte, als God der trouw. Ze wisten zich van Zijn genade afhankehjk, „steil" afhankelijk. Maar ze wisten óók, dat die genade toegezegd was. Ze wisten — die zwakke kerk — dat van boven het heil moest komen; maar ze wisten óók, dat God beloofd had, dat het heil zóu komen (Gen. 3 : 15). Ze wisten, dat ze geen heilsstaat van beneden, van deze aarde konden verwachten, zoals Kaïn en Lamech uit zijn geslacht dachten; noemde Seth zijn zoon niet Enos? Maar ze wisten ook, dat God een koninkrijk der hemelen beloofd had en naar Zijn belofte (Zijn naam is HERE) dat Koninkrijk der hemelen op aarde zou doen komen ^). En die kerk, die zich zwak wist tegenover de Here en zich afhankelijk wist van Hem, ze was ook zwak tegenover het brute, krachtige, opdringende kaïnietische geslacht. Welnu: iende, dat het zaad der vrouw in de overlast van het zaad der slang was en steeds meer zou komen en wetende eigen afhankeüjkheid van God, hebben ze hun zaak gebracht voor de troon der genade, hebben ze gevraagd om het komen van hun recht. De HERE had toch de „moederbelofte" ^) gesproken, dat Hij vijandschap zou zetten tussen het zaad der slang en het zaad der vrouw en dat wel het slangenzaad het vrouwenzaad de verzenen vermorzelen zou, maar dat het vrouwenzaad zou triumpheren in het vermorzelen van de kop der slang. Dat evangelie was er voor Enos en voor de kerk van die dagen. Maar wat zagen ze? Een kaïnietisch geslacht, dat ondanks de vloek over Kaïn gesproken, steeds sterker werd en ook steeds brutaler in de afval van God. Zelf waren ze zwak. Toen brachten ze hun zaak voor de Rechter van hemel en aarde en riepen Hem aan: Verlos ons God der legerscharen". Maar zie: ver Kaïn was God langmoedig: ij haastte Zich wel Zijn vloek te volbrengen, maar het was de „langzame", beheerste haast van de sterke God van het vaste besluit, m a a r óók over Enos is God langmoedig. Hij roept Kaïn niet weg in een vlaag van toorn, maar Hij stelt ook Enos niet in Zijn voldragen heerUjkheid in 'n vlaag van liefde. Ook nu haast Hij Zich wel Zijn belofte ditmaal te vervullen, maar het is weer de „langzame", beheerste haast van de sterke God van het vaste besluit. Want Hij wil al de Zijnen toevergaderd hebben tot de kerk, die uitverkoren is voor de grondlegging der wereld en pas dan zal Hij alle „Enos-kinderen" stellen in Zijn volslagen en voldragen zaligheid. Maar — en nu komt het! — reken maar, dat Enos en de zijnen hiermee hun WORSTELING hebben gehad. Die langmoedigheid van God, het is een zwaar stuk voor hen, die hijgen naar het vervuld worden van alle Woord van God, het vervuld worden van Zijn vloekwoord èn het vervuld worden van het Woord Zijner belofte. Een zwaar stuk voor hen, die de wereld zich groot en weerbaar maken zien en die de weerloosheid kennen van zichzelf, hoewel zij erfgenamen zijn van God. Jeremia zal later zijn worstelingen met dit stuk van de langmoedigheid in gebed brengen aldus: O, HERE, Gij weet het, gedenk mijner en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw langmoedigheid over hen; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid draag" (Jerem. 15 : 15). Zij groeien maar onder Uw langmoedigheid en Uw kerk dreigt als tot niets te komen onder Uw langmoedigheid. Een zwaar stuk. Geen aardigheidje uit de bijbel, waar we gemoedelijk over speculeren kunnen, dat het wel nog meevalt met Gods toom, want, zie Hij is. lankmoedig! Wanneer de langmoedigheid zó gezien wordt, dan is daarom de vraag gerechtigd: ent ge Uw strijdpositie wel in deze wereld en kent ge de rijkdom van Gods belofte wel, die in de vervulling nog toeft. Want „als gouden de portalen zijn" van het beginsel der eeuwige vreugde, dat hier genoten wordt (Z. 22 H. C.), „hoe zullen dan de zalen zijn V' WACHTEN DUURT LANG. En wachten is zwaar. Maar door het gelóóf verstaan we, dat 's Heren langmoedigheid over Kaïn vol van verschrikking is, maar over Enos vol van zegening. De Here is niet onbesuisd en onbeheerst in opbruisende toom. Hij is het óók niet in opbruisende liefde en wanneer de HERE tot Mozes komt op de berg Stnaï, dan presenteert de Here Zich a.h.w. aan Mozes: En de HERE ging aan zijn (nml. Mozes') aangezicht voorbij en de HERE riep: ERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid en trouw, goedertierenheid bewarende aan duizenden, schuld en misdaad en zonde vergevende, maar Hij laat zeker niet ongestraft, bezoekende de schuld der vaderen aan de kinderen en aan de kinderen der kinderen, aan de klein-en aan de achterkleinkinderen"*). En deze Zijn volk vertroostende en vermanende lof, die de Here Zichzelf geeft in deze deugdenreeks schalt ook de ganse Heilige Schrift door^). Hij is langmoedig over Zijn volk: ij snijdt geen draden door en maakt geen gedane zaak met een hardnekkig volk, maar Hij draagt het, opdat Messias komen zal en in Zijn bloed de zonde van Zijn volk verzoenen zal. Hij is ook in de nieuwe bedeUng langmoedig over Zijn volk, opdat Zijn getal volkomen worden zal. Dus enerzijds geldt: ie langmoedigheid des Heren is een. grote zegen voor Zijn volk. De Here toeft a. h. w., opdat Zijn werk volkomen worden zal. Zijn werk van toevergadering, van rechtvaardigmaking, heiligmaking, heerlijkmaking. Wie zou Hem daarom niet prijzen? Maar anderzijds geldt ook en blijft gelden: oor wie waarachtig met de Here leeft, blijft Zijn langmoedigheid een zwaar stuk, want nóg zijn de goddelozen niet verdaan, nóg zijn de rechtvaardigen niet gezegend in volkomenheid, nóg is de zaak van het volk Gods niet publiek bekend gemaakt de zaak van de Zoon van God te zijn (vgl. art. 37 N.G.B.). Dus beproeft de Here Zijn volk juist dóór Zijn langmoedigheid, om te zien wat er in dat volk „zit"; beproeft Hij Zijn volk om te voorschijn, te laten komen, wat in het hart van het volk is; beproeft Hij Zijn volk, of dat volk wel kent de v o 1 h a r-ding der heiligen in de oefening van het geloof en de werkzaamheid van het gebed. Dat stelt Christus Jezus ons voor ogen, als Hij in Luc. 18 de geUjkenis vertelt van de weduwe en de onrechtvaardige rechter (Luc. 18 : 1—8). Maar daarover in het volgende artikel, dat deze reeks zal afsluiten.

KAMPHUIS.


1) Prof. Schilder merkte eens in dit blad (de vindplaats ontging me) t.a.v. dr Berkouwer en dr Rldderbos op: „lankmoedigheid zéggen ze, goedmoedigheid bedoelen ze".

2) In een redebeleid, dat op sommige punten af te wijzen is, schrijft dr Ph. J. Hoedemaker (Zonde en genade. De tijd der Richteren, Amsterdam, z.j., bl. 32) over deze tekst deze prachtige woorden: (De naam des HE­ REN aanroepen, dat is) „het beloofd© Heil van BOVEN te verwachten, en de komst van de Heilaambrenger af te smeken".

3) Een goede typering van Gen. 3 : 15, maar met voorzichtigheid te gebruiken! In de vorm, waarin Gen. 3 : 15is gesproken is het geen beloftewoord aan de kerk, maar een „oorlogsafkondigïng" aan de slang. Dat o.m. moet bedacht worden in de debatten over het al of niet conditionele van Gods beloftewoord aan óns, zoals die debatten in de Prot. Ref. Church gevoerd worden. (Rev. de Boer in „Concordia" wijst op Gen. 3 : 15 om te bewijzen, dat Gods beloftewoord aan ons inconditioneel is).

4) Vertaling Dr W. H. Gispen in K.V.

5) Vgl. het haast refreinmatige optreden van dit „genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid", dat steeds teruggaat 'op deze zelfpresentatie des Heren aan Mozes: um. 14 : 18; Neh. 9 : 17; Ps 86 VS 15; 103 : 8; 145 : 8; Joel 2 : 13; Jona 4:2.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De langzame haast des Heren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's