GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nieuwe Bijbelvertaling (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe Bijbelvertaling (II)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKELIJK LEVEN

(ENIGE VOORLOPIGE OPIVIERKINGEN),

Wanneer men zich een oordeel tracht te vormen over de waarde der nieuwe vertaling, dient men een open oog te hebben voor de moeilijkheden die aan een vertaling nu eenmaal verbonden zijn. Vroeger had ik daar ook minder oog voor, maar nu mijn werk me de laatste jaren telkens met deze problemen in aanraking brengt, is dat anders geworden. Ik wil enkele vragen noemen, die telkens weer zich voordoen:

a) Moet je in je vertaling streven naar een 1 e t - t e r 1 ij k e weergave, of moet je proberen, al is het ook in wat vrijere bewoordingen, toch zo nauwkeurig mogelijk de gedachte weer te geven? Men behoeft maar enkele deeltjes van de Korte Verklaring op te slaan om te weten, dat ook anderen met die vraag geworsteld hebben, en ze in tegengestelde zin beantwoord hebben. Ik denk aan het onderscheid in methode tussen b.v. Prof. Greijdanus en Prof. van Gelderen. De één hovidt zich zo nauw mogelijk aan het origineel, de ander streeft naar goed Nederlands.

Trouwens, ieder die een mondjevol van de moderne talen heeft geleerd, weet wel iets van de kwesties, die hier in geding zijn. Elke taal heeft nu eenmaal eigen ontwikkeling en geschiedenis, eigen structuur en idioom. Om maar een heel simpel voorbeeld te noemen: terwijl wij zeggen, dat we iets „van buiten" hebben geleerd, zodat we het „uit het

hoofd" kennen, zegt de Engelsman „by heart". De moderne talen zijn vol van gevallen, waarin de ene taal wel een uitdrukking heeft, maar dan een heel é.igen uitdrukking, voor wat een andere taal op een totaal andere wijze weergeeft. En ook zijn er legio gevallen, waai- de eigen taal geen uitdrukking heeft voor gedachten, die in een andere taal wel met een bepaalde term zijn aan te duiden. Dan zit je met de vraag: hoe moet ik dat nu weergeven? Je zoekt dan naar de uitdrukking, die het oorspronkelijke zo dicht mogelijk benadert, of je bedient je van een omschrijving.

Maar in beide gevallen vallen er bezwaren te noemen. De man, die tracht zo letter! ij k moge- 1 ij k te vertalen, loopt gevaar dat zijn weergave stijf is en gewrongen, zodat de lezer zegt: zo zeggen wij dat niet. Je leest wel allemaal Nederlandse woorden, maar de constructie is Grieks of Hebreeuws, om ons daartoe nu maar te beperken. De ander kiest daarom voor een v r ij e manier van vertalen. Maar de lezer, die de grondtekst raadpleegt, ontdekt dan toch meermalen, dat er op die wijze iets van het aroma, van de kleur, van de typische nuance is verloren gegaan.

Hiermee hangt samen de vraag, of je telkens hetzelfde woord uit de grondtekst moet weergeven door een en hetzelfde Nederlandse woord. Ik las ergens een artikel, waarin dat bepleit werd. Een voordeel daarvan zou zijn, dat de deskundige dan onmiddellijk aan de vertaling zou kunnen zien, welk woord de grondtekst bezigt. Maar ik betwijfel, of het practisch uitvoerbaar is. Want de Griekse of de Hebreeuwse term kan in vele gevallen allerlei nuanceringen, gevoelswaarden, tinten in zich bergen, die het eenmaal gekozen Nederlandse equivalent niet bezit. Nog afgezien van de kwestie, dat een bepaalde term kan uitslijten, en verbleken; elke taal heeft woorden, die soms in heel pregnante zin worden gebruikt, doch dan weer vrij neutraal zijn. En men zal dus ook bij de vertaling rekening moeten houden met het feit, dat een bepaald woord soms meer dan één ding betekenen kan, en wanneer het in dezelfde zin wordt gebezigd tóch nog tameUjk vloeiend kan zyn.

Daarom meen ik, dat we niet de eis mogen stellen, dat eenzelfde woord constant door een vaste Nederlandse term zal worden weergegeven.

Om een voorbeeld te gebruiken: ieder weet, waaraan wij denken als we spreken van „haten". Daarin zitten voor ons nu eenmaal de momenten van afkeer, vijandigheid, passie. Als wij iemand „haten" dan zijn we, zelfs zeer fel, tégen zo iemand gekant. Maar bij het Hebreeuwse „s a n e", dat vaak door „haten" wordt vertaald, liggen de dingen anders. Het behoeft daar niet in te houden, dat men hartstochtelijk en dodelijk op iemand gebeten is, maar liet kan ook zijn, dat men min of meer onverschillig voor 'hem is; en zelfs dat behoeft het niet in alle gevallen te zijn. Het kan ook zijn, dat men tegenover zo iemand wat achteloos is en nonchalant, zodat men hem ietwat verwaarloost; en ook wel, dat men voor iemand wel voelt, doch minder dan men doet voor een ander, zodat men hem bij een ander ten achter stelt, en wat dies meer zij.

Maar nu gaat het dan ook niet aan, om maar zonder meer „sane" overal, waar de grondtekst dat woord heeft, te vertalen door „haten". Ik vind het in dergelijke gevallen vaak lastig, om dan uit de vele ter beschikking staande termen (, , haten", „verwaarlozen", „achteruitzetten" etc.) de juiste te kiezen; heel vaak begin ik maar met de precieze waarde voorlopig in het midden te laten, om op grond van een nauwkeurige overweging van het verband aan het slot tot een keus te komen. Hiermee is meteen duidelijk, wat ik in het vorige artikel al even aanroerde, dat meermalen de exegese van invloed is op de vértaling.

Nu geef ik maar enkele teksten op een rijtje, en ik druk telkens achter elkaar de vertalingen af, resp. van St. Vert., N.B.G. en die welke ik zelf prefereer. Genesis 29 : 31:

St. Vert.: Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was.

be­ N.B.G.: Toen de HERE zag, dat Lea niet mind was.

Zelf zou ik prefereren: Toen de HERE zag, dat Lea werd achteruitgezet. Ik geloof, dat het verband uitwijst, dat Jacob Lea niet bepaald haatte; en daarom vind ik de vertaling van het N.B.G. hier een vooruitgang. Toch kan ik de vertaling „niet bemind" niet bepaald bewonderen; het lijkt me niet onmogelijk, dat men in de commissie hierover gediscussieerd heeft en tenslotte tot een compromis kwam; dat men in meerderheid wat bang was om al te vrij te vertalen. Maar ik kan in de context niet vinden, dat Jacob om Lea niets gaf, maar wel, dat hij ze bij Rachel ten achter stelde.

Richteren 15 : 2: St. Vert.: Want haar vader zeide: Ik sprak zeker, dat ge haar ganschelijk haatte (onwillekeurig denkt men daarbij aan haat in de uiterste graad).

N.B.G.: En haar vader zeide: Ik dacht stel- 1 i g, dat gij in het geheel niet om haar g a a f t.

Zelf gaf ik op college eens de vertaling: Ik meende werkelijk, dat ge genoeg van haar h a d t.

Men ziet, dat in dit geval, ondanks verschillende woordkeus, ik het zakelijk helemaal met het N.B.G. eens ben,

Wlaieachi 1 : 3. St. Vert.: En Ezau heb ik N.B.G.: Idem. gehaat.

En zelf geef ik hier aan „haten" ook de voorkeur. Ik sta hier dus wat het principe betreft aan de kant van de commissie, om bepaalde nuanceringen in de vertaling te laten uitkomen. Wel lijkt het me toe, dat de commissie hierin af en toe verder had kunnen gaan. Zo meen ik b.v., dat'het ook in Matth. 6 : 24 een kwestie is niet van „haten" tegenover „liefhebben", doch dat Christus bedoelt, dat men, wanneer men twee heren heeft altijd aan de één de voorkeur zal geven boven de ander. Al geef ik toe, dat men in concreto, hoewel uitgaande van hetzelfde principe, toch wel eens onderscheiden vertalingen kan voorslaan.

Om een tweede détail te noemen: het Hebreeuws kent het z.g. perfectum frequentativum, om uit te drukken dat een bepaalde handeling regelmatig plaats had, terwijl het imperfectum een incidentele gebeurtenis aanduidt. Bijvoorbeeld: 1 Sam. 2 : 13 (waar het eerste gedeelte van de zin door het N.B.G. m.i. terecht bij vs 12 is getrokken, nadat in dat vers het „zij kenden den HEERE niet" van de St. Vert, naar mijn mening volkomen zuiver is weergegeven door: „zij rekenden niet met den HERE") heeft de St. Veit.: „wanneer iemand een offerande offerde". Het N.B.G. vertaalt hier preciezer: „Telkens wanneer iemand een slachtoffer bracht". Het Hebreeuws heeft hier wel niet een bepaald woord voor „telkens" staan, doch drukt dat toch uit door de gebezigde werkwoordsvorm, en terecht heeft het N.B.G. het feit, dat de misdaden van Eli's zonen regelmatig voorkwamen, weergegeven door „telkens" in te lassen. Misschien had men op dit punt nog iets preciezer kunnen bijn. Want in 1 Sam. 2 : 16 heeft men temidden der perfecta frequentativa, die de regelmatige handeling uitdrukken, opeens een imperfectum ter aanduiding van iets, dat incidenteel en sporadisch voorkwam. Daarom had ik in vs 16 de vertaling van het N.B.G. („Als de man hem dan antwoordde") liever vervangen gezien door: „Antwoordde zoiemand hem dan eens". Dan was in de tekst direct duidehjk geweest, dat niet ieder die offerde protesteerde, doch dat dat tot de uitzonderingen behoorde.

Ook meen ik, dat het aanbeveling verdient om in Gen. 15 : 6 het perfectum op te vatten als frequentatief, wat uit de St. Vert, en het N.B.G. in ieder geval niet blijkt; de bedoeling is ook daar m.i. te accentueren, dat het niet een incidentele geloofsdaad bij Abraham was, doch dat hij voor de zoveelste maal zijn geloof openbaarde.

Waarschijnhjk zou een controlering van deze vertaling door iemand, die erg precies let op de gebruikte tijden, ons allemaal winst kunnen brengen. Want het gaat hierbij om erg kleine nuanceringen in de grondtekst, die toch voor het verstaan vaak van grote betekenis zijn; en elke poging om die détails in de vertaling te doen uitkomen verdient toejuiching. De vertaling wordt dan onmiddellijk kleuriger, concreter, dieper; en zo kan naen zonder een commentaar direct de bijbel.beter leren verstaan.

Hierbij nog één opmerking. Ik heb al laten uitkomen, dat ik tegen een ietwat v r ij e weergave geen enkel bezwaar heb. Een letterlijke vertaling is meermalen wel letterlijk, doch geen vertaUng. En om dat laatste is het toch begonnen.

Doch nu is het wel de grote kunst, geloof ik, om bij zulk een vrijere vertailing steeds toe te zien, dat alle momenten van de tekst worden verdisconteerd. Expres noem ik een paar heel simpele voorbeelden, waarin heus de, betekenis niet ingrijpend wordt beïnvloed. Maar ik kan daarmee het best duidelijk maken, wat ik bedoel; en ieder zal dan zelf wel kunnen vermoeden van hoeveel belang zulk een ogenschijnlijk gering moment kan zijn voor het recht verstaan van profeten en psalmen.

D e u t. 16 : 21 heeft de St. Vert.: „Gij zult u geen b o s c h planten van eenig geboomte bij het altaar". Niemand, die niet iets weet van de kanaanietische godsdienst zal dit verbod begrijpen; hij zit onmiddelhjk met de vraag: welk bezwaar is er tegen een bos bij het altaar?

Nu heeft het N.B.G. een aanzienlijke verduidelijking gebracht met de vertaling: „Gij zult u geen ge wij de paal noch enig geboomte planten naast het altaar". In de kanaanietische eredienst werden z.g. asjeren gebezigd, voorwerpen van hout die dienden als symbool van de godin Astarte. Tegen het gebruik van die asjeren in Israels eredienst richt zich dit verbod. Hoe precies die asjeren eruit zagen, weten we nog altijd niet. Een amerikaanse meneer (Reed) is op dit onderwerp gepromoveerd, en wil denken aan afbeeldingen van de godin. Maar anderen denken aan heilige palen, die symbool waren van deze godin. Daarom is de vertaling „heilige paal" hier, zolang we geen verdere bizonderheden weten, juist. De onduidelijkheid van „bosch" in de St. Vert, is dus weggewerkt. En toch wordt die onduidelijkheid dan direct weer veroorzaakt doordat men laat volgen: „noch enig geboomte". Die commissie weet wel, wat er met die Astartedienst aan de hand was. Maar d s h u

(Zie vervolg pag. 152).

de eenvoudige bijbellezer niet. Als hij leest van „h e i- 11 g e paal" krijgt hij de indruk althans, dat het hier ging tegen afgoderij. Maar als hij de toevoeging „noch enig geboomte" leest, komt toch het „bosch" van de St. Vert, weer te voorschijn, en het roept dezelfde vragen op. Dit was m.i. te voorkomen geweest door het woord „noch" te vermijden, en dan iets vrij, maar zakelijk nauwkeurig te vertalen. In het Hebreeuws staat nl.: „geen heilige paal, alle geboomte". (Of: alle hout). Wij kunnen m.i. dan het best alle elementen tot hun recht laten komen door de vertaling: , , geen heilige paal van welke houtsoort (of: boomsoort) dan ook".

lets dergelijks hebben we in D e u t. 17 : 1: Israël mag geen dier offeren, „waaraan een gebrek zij o f enig kwaad" (St. Vert.). NBG heeft inplaats daarvan: „waaraan een gebrek is, iets, dat niet deugt". Het Hebreeuws heeft hier weer: , , een gebrek, alle kwade zaak". Het moment, dat ligt in „alle" komt in de vertaling van het N.B.G. niet tot zijn recht. Ik meen, dat het verdisconteerd is bij de vertaling: „Waaraan een gebrek kleeft, welk euvel het ook mag z ij n".

Dergelijke kleinigheden zijn zeker in de Schrift van

betekenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De nieuwe Bijbelvertaling (II)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's