GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De rechten van de (vrijgemaakte) kerken op de goederen der (plaatselijke) kerken

Bekijk het origineel

De rechten van de (vrijgemaakte) kerken op de goederen der (plaatselijke) kerken

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een artikel „Oud Verband of Nieuw Verband" heb ik een juridische beschouwing gegeven omtrent de vraag aan welk kerkverband de goederen, tot de gezamenlijke kerken behorend, toekomen, waarbij ik tot de conclusie kwam, dat de vrijgemaakte gereformeerde kerken als voortzetting van het oude verband daarop recht hebben. Van mogelijk nog meer belang is de vraag hoe het nu rechtens staat met de goederen der plaatselijke kerken. Beantwoording van deze vraag schijnt te moeilijker, wanneer slechts een zeer klein gedeelte ener kerk zich heeft vrijgemaakt. De vrijgemaakte minderheid schijnt in zulk een geval wel alles tegen te hebben, wanneer wij letten op de door de Hoge Raad voor het Nederlands recht aanvaarde leer, dat bij ieder diepgaand meningsverschil over een geoorloofd ingrijpend besluit opoffering door de minderheid van haar aandeel in de bezittingen van de kerk het noodzakelijk gevolg is. Bij de beoordeling door de burgerlijke rechter van deze geoorloofdheid blijven, zoals reeds eerder werd vermeld (Zie „Rechtspraak en Staatsneutraliteit"), redenen van geloof en waarheid buiten beschouwing. En is daarmede aan de minderheid de pas niet afgesneden om haar recht te krijgen?

Het antwoord op deze belangrijke vraag hangt er van af hoe de situatie rechtens is in geval bewezen kan worden, dat de vrijmaking een zich losmaken was van een — door schending van voor de kerk geldende rechts regels — ongeoorloofd ingrijpen van het orgaan dier kerk, de kerkeraad.

Duidelijkheidshalve worden de hoofdlijnen van de rechtspositie onzer kerken hier even herhaald: Het kerkverband mist rechtspersoonlijkheid, waardoor de bepalingen der Kerkenorde niet als statuten van het verband kunnen worden beschouwd, doch met de Drie Formulieren van Enigheid de statuten van elke kerk op zichzelf vormen. De kerken hebben in art. 87 K.O. statutair slechts de afspraak met elkander vastgelegd, dat ieder voor zich haar eigen statuten niet zal veranderen, doch dat zij slechts gezamenlijk dit zullen doen.

Art. 31 geeft nu de spil, waar het recht der kerk om draait: Niet alleen gebiedt het als inhoud van de contractuele last aan de meerdere vergaderingen te handelen in overeenstemming met het Woord Gods en de artikelen der K.O., doch ook geeft het als statutaire bepaling voor de kerk de regel, dat a) een handelen in strijd daarmede voor de kerk niet geldig is, dus de kerk niet bindt, en b) dat een handelen in overeenstemming daarmede voor de kerk wél geldig is, dus de kerk wél bindt.

Een besluit van de kerkeraad in strijd met deze regel is ongeldig.

Dit ligt in het burgerlijk verenigingsrecht aldus vast: Bij niet-inachtneming van de statutaire, voorschriften door een orgaan van een rechtsnersoon handelt dit orgaan buiten de kring van zijn bevoegdheid en ontbreekt aan de door hem genomen besluiten rechtsgeldigheid. Zo zijn de in een onwettige vergadering ener naamloze vennootschap genomen beslui-

ten van de aanvang af nietig en eveneens alles wat ter uitvoering daarvan is geschied (blijkens het arrest van de Hoge Raad van 6 Februari 1931). Evenzeer zal het niet-inachtnemen van de rechtsregels van de statuten der kerk — in het bijzonder der Drie Formulieren en de Kerkenorde — nietigheid van de desbetreffende besluiten ten gevolge hebben.

Als we nu art. 31 K.O. lezen, dan bemerken wij, dat het ook uit zijn tekst blijkt, dat het niet aan het vrije goedvinden van een kerkeraad staat om een besluit van een meerdere vergadering al dan niet voor vast en bondig te houden. Er is sprake van een rechtsplicht: 't gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig worden gehouden, d.w.z. moet voor vast en bondig worden gehouden. Dit ziet op de plicht om wel voor verbindend te houden, terwijl het slot „Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen in deze Generale Synoden besloten etc." ziet op de plicht om niet voor verbindend te houden. De kerkeraad kan dus niet naar willekeur te werk gaan, doch moet toetsen welke besluiten voor de kerk, waarvan hij het orgaan is, geldig door de meerdere vergadering zijn genomen. De lastgever blijft meester van de last naar burgerlijk recht, hetgeen in casu betekent: De kerkeraad gaat na of zijn opdracht aan de meerdere vergadering behoorlijk is uitgevoerd en in hoeverre de kerk daaraan gebonden is. Binding is er alleen in het geval van uitvoering naar behoren: Wij zagen vroeger reeds, dat een kerk niet gebonden is aan overschrijding van de lastgeving door de betrokken meerdere vergadering. De ratificatieplicht bestaat alleen voor geldige besluiten van classes en synoden; daarentegen is de kerk statutair verplicht niet-geldige besluiten niet te ratificeren.

Wie nu goed heeft opgelet bij wat ik in mijn artikel „Oud Verband of Nieuw Verband" heb opgemerkt, zal hier kunnen menen een tegenstrijdigheid te ontdekken. Ik ben er daar nl. van uitgegaan, dat synodocratische kerkeraden wel nietige besluiten van meerdere vergaderingen konden bekrachtigen met als gevolg, dat deze besluiten voor hen geldigheid verkregen. En dat hiervan de consequentie was, dat zij daarmede uit het verband traden, prijsgevend de rechten van de gezamenlijke kerken als bedoeld in art. 84 K.O. Terwijl volgens hetgeen ik hierboven schreef een dergelijke bekrachtiging als in strijd met de statuten nietig zou zijn. Wij moeten hier goed onderscheiden. Vroeger zagen wij reeds (Burgerlijk Recht en Kerkrecht, Reformatie van 14 April 1951), dat rebus ipsis et factis het aanvaarden van een andere grondslag voor een vereniging mogelijk is, indien alle leden zonder uitzondering zonder krachtig en daad werkelijk protest, zij het ook met tegenzin deze aannemen. De processen om de kerkelijke goederen na Afscheiding en Doleantie zijn op deze grond door de gereformeerde gezindte verloren. Zeker lijkt mij, dat in de kerken, waar het tot vrijmaking is gekomen en waar niet volstaan werd met een bezwaard blijven en een slikken van een tolerantie-clausule, dit argument ons niet van synodocratische zijde met vrucht kan worden tegengeworpen. In hoeverre er ten aanzien van de bezwaarden-groep binnen de synodocratie reeds sprake is van een rebus ipsis et factis aanvaarden zal ik maar niet gaan beoordelen, daar een dergelijk oordeel meer op de weg ligt van een rechter, die van alle omstandigheden van het betreffende geval precies op de hoogte kan worden gesteld. Laat ik maar volstaan met er ter dezer plaatse nog eens op te wijzen, dat het gevaar daarvoor zeer groot is en met het voortschrijden van de tijd steeds groter wordt. Nog niet zo heel lang geleden, op 14 December 1932, heeft de Hoge Raad zich over een dergelijke vraag uitgelaten en kwam daarbij tot gelijke slotsom. (Het geval had betrekking op het in strijd met de statuten niet uitkeren van winst bij een naamloze vennootschap. De fiscus beriep zich op de nietigheid, doch kreeg te horen, dat, nu alle aandeelhouders dit besluit hadden goedgekeurd, het geldig was). Voor het statutaire recht der naamloze vennootschappen is de Hoge Raad op 8 April 1938 zelfs nog verder gegaan door bij een unaniem besluit van alle aandeelhouders in strijd met de statuten toch nietigheid aan te nemen.

Tot dezelfde conclusie kwam de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in de zaak van de kerk van Houwerzijl, waaruit ik overneem: , , Uittreding uit het verband, mèt als gevolg dat de zich afscheidenden tevens hun rechten op de eigendommen behouden, kan niet geschieden krachtens een besluit van de kerkeraad of de meederheid der leden. De minderheid, die in het verband blijft, behoudt haar recht op die goederen. Naar mijn mening zou dit zelfs het geval zijn, wanneer één lid der kerk in synodaal verband wenste te blijven, en kan er eerst sprake zijn van een medeovergang der uit het verband tredende plaatselijke kerk, wanneer alle leden unaniem zich met het besluit daartoe zouden verenigen. Dit zou dan het geval zijn, omdat die goederen toebehoren aan de „plaatselijke" gemeente en niet aan het geheel der kerken". De grond hiervan ziet de Advocaat-Generaal hierin, dat het verband tot het , , wezen" der plaatselijke kerk behoort. Dit laatste acht ik onjuist: De grond van deze op zichzelf m.i. juiste conclusie, ligt hierin, dat het verband door de kerken statutair is geregeld. Niet alles wat statutair geregeld is, behoort tot het wezen van een rechtspersoon. Wel zal een statutaire regeling vérstrekkende gevolgen kunnen hebben als hier bedoeld. Bovendien: In de statuten is uitdrukkelijk een voorbehoud gemaakt nl. 't , , Tenzij etc." in art. 31 K.O., dat het verbod van consciëntiebinding in art. 32 Ned. G.B. nader uitwerkt. Tenslotte: de toepassing van deze conclusie voor het onderhavige geval kwam verkeerd uit, daar deze rechtsdienaar er van uit ging (en waarschijnlijk op grond van het dossier, dat hij ter beschikking had er van uit moest gaan), dat de bewuste synodebesluiten rechtsgeldig waren.

Uit al het vorenstaande kom ik iuridisch dus tot dit resultaat: Gaan alle leden van een kerk accoord met in-zichzelf-ongeldige besluiten van meerdere vergaderingen, dan worden voor die kerk genoemde besluiten als geldig beschouwd, (mits uiteraard niet strijdig met de Nederlandse openbare orde en goede zeden). Is er slechts één lid (dit hoeft geen kerkeraadslid te zijn), dat zich tijdig vrijmaakt op de juiste wijze, dan leeft de kerk voort in dit ene lid, omdat hij zich heeft gehouden aan de geldende statuten met alle materiële gevolgen van dien. Dat er geen kerkeraad is, doet hieraan niet af, daar volgens het arrest van de Hoge Raad van 13 Mei 1938 een zedelijk lichaam kan bestaan zonder bestuur.

Het is dan ook niet te verwonderen, dat er in Nederland door de rechter wel uitspraken in kerkelijke kwesties zijn gedaan, waarbij de minderheid in het bezit van alle goederen werd gesteld; ik denk b.v. aan de uitspraken van het Haagse Hof van 1938 inzake de Oud-Geref. Gemeente te Scheveningen en vrij recent inzake de Hersteld Apostolische Gemeente te 's-Gravenhage. Ook voor onze kerken kan dit van zeer groot belang zijn, en de kerkeraden moeten zich m.i. hierop wel ernstig bezinnen, in ieder geval dan wanneer duidelgk is hoe de onderscheidene rechters in Nederland over deze vragen denken.

Er is echter aan deze uitlegging van art. 31 K.O. voor de kerken nog een andere zijde dan die van het recht op de kerkelijke goederen. De kerken kunnen er nl. uit leren van welk 'n groot gewicht besluiten van meerdere vergaderingen voor haar eigen kerkelijk leven kunnen betekenen. Haar wettige besluiten zijn door de geschetste rechtsverhoudingen immers geen zuivere adviezen meer, doch volgens gemaakte afspraak, bindende regelingen voor het eigen kerkelijk leven geworden. Daaruit moet duidelijk zijn, dat de kerkleden en de kerken, waar dit mogelijk en gerechtvaardigd is, , zich niet zo gauw op meerdere vergaderingen moeten beroepen. Laat men in christelijke wijsheid, en ook zonder daar weer een wet van te maken, eerst trachten met alle beschikbare middelen moeilijkheden in eigen boezem op te lossen. Geeft de meerdere vergaderingen niet meer werk dan strikt noodzakelijk is. Het zal het aanzien van deze vergaderingen ten goede komen, wanneer zij dienaressen der kerken blijven en geen heerseressen worden over de kerken. Ook uit practische overwegingen valt hier veel voor te zeggen, want hoe minder er op het agendum voorkomt, des te beter zal de behandeling kunnen zijn. En zo zullen door het volgen van deze gedragslijn de kerken uiteindelijk het beste gediend zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De rechten van de (vrijgemaakte) kerken op de goederen der (plaatselijke) kerken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's