GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 377

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 377

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

een meer uitvoerig artikel besproken. Enzovoort. Op kantoor is het al net eender. Daar zit ik nog op dezelfde plaats als vijfentwintig jaar geleden en doe nog hetzelfde werk. In de zomer van 1938 heb ik veel van en over Rilke gelezen. Het komt mij voor dat ik eraan toe ben dit nog eens over te doen; ik kan geloof ik nu veel van hem leren en heb hem nodig voor mijn levens- en werkhouding. 6 juli 1946 Sinds de vorige aantekening een nieuw begin gemaakt met de Rilke-studie. Voorlopig is hij voor mij de dichter. Ik ben dankbaar dat mijn aandacht zich spontaan om deze figuur sluit, want ik was bang dat ik te oud en te versleten was om nog tot een nieuwe en verse aandacht in staat te zijn. Aan tafel las ik vanavond de geschiedenis van de stokbewaarder uit de Handelingen in de zo veelszins frisse Leidse vertaling. Dan gevoelt men toch wel heel scherp de armoe van Rilke. Enkele aantekeningen van de laatste tijd, die ik nog niet ingeschreven had: Ik ben de man, die wat hij gedaan en geschreven heeft zelf voor de helft heeft uitgewist, ledere notitie in dit dagboek is het bewijs, zo niet het verslag van een nederlaag. Men zegt dat er grootheid in nederlagen kan bestaan. Als het op eerlijkheid aankomt, is er van verscheidene jongeren aan de 'overzijde' veel te leren. Naar de mens gesproken heb ik alleen nog maar slijtage te verwachten. Deze gedachte had ik vergeten. Ze schiet me pas nu weer te binnen. Een nieuw bewijs van slijtage. De wonderlijke rhapsodic die mijn leven heet. Zouden mijn domheden en beperktheden sterker zijn dan Gods leiding? Ik heb vroeger wel eens in een muziekbeschouwing gelezen, dat een stof dan goed behandeld geacht kan worden, als men zich niet kan voorstellen dat een ander zich nog daaraan zou kunnen wagen. Als voorbeeld werd genoemd de legende van Tristan en Isolde. Wagner zou de mogelijkheden die hierin liggen, hebben uitgeput en daarmee hebben bewezen, dat zijn bewerking goed was. Dit gaat op, maar . . . alleen voor de lopende kunstperiode. Komt er een nieuwe tijd met nieuwe middelen, dan staat de kans weer open. Vandaar dat Debussy kon zeggen: 'Het wordt tijd dat de legende van Tristan en Isolde eens muzikaal bewerkt wordt.' Hoe schuldig staan wij tegenover de nagedachtenis van reeksen van doden, die wij al te gemakkelijk en te snel vergaten. Maar niet alleen wij, ook de omstandigheden en het drukke leven hebben schuld. Hoe zou men iets goeds kunnen schrijven zonder de zegenende stilte, die stilte, die het ons ingeeft? Wat bewijst dat hetgeen wij schrijven goed is: de illusie dat wij iets scheppen dat nog nooit zo gezegd is, iets totaal nieuws en definitiefs

èf: het gemak en de onbevangenheid waarmee wij schrijven? Door woestijnen van middelmatigheden waden deze aantekeningen. 21 juli 1946 Ondanks minder geslaagd werk dat achter ons ligt; ondanks vergissingen en fouten, ondanks omwegen; ondanks een vijandige en jaloerse dagtaak, groeit de 'schrijver' in mij, want hij is nauw verwant aan de mens. Kunnen schrijven; gevoelen, weten te kunnen schrijven, is bijna een vergoeding voor het niet goed en niet goed genoeg en niet naar hartelust te hebben geschreven. Heimwee naar een stil landweggetje met zwaar boomgeruis, naar een lange, monumentale juli-zomerdag. Angst dat de hemel niet 'intiem' genoeg zou zijn, zoals een kleine kamer in een landhuisje, waarin men een zomer lang, geconcentreerd op meditatie en schrijven zou wilen leven, intiem wezen kan. Angst, dat men in de hemel spijt zou hebben over gemiste, dichtbije, kleine, intieme, aardse schoonheid, waaraan daar niet meer gedacht kan worden in het geweldige, alomvattend-sterke en eeuwig-stralende in de ontzaglijke stormen van aanbidding daar. 'Het denken aan de levensgedachte gaat altijd door' noteerde ik eens een twintig jaar geleden. - Altijd - door denken aan je levensgedachte, door alles heen, voert tenslotte toch tot een zekere, niet te miskennen gevorderdheid, tot resultaat. Als ik het gevoel heb dat het peil van dit dagboek bedroevend is ingezakt, probeer ik het door langzaam en netjes schrijven weer op te halen. Met het schrijven in dit dagboek ben ik altijd ten achter en veel is me ook nu weer ontglipt. Wanneer ik verlang naar dat landweggetje, is het er dan niet en ben ik dan niet in zekere zin (in een niet-ónzekere zin) daar? Die julidag leeft in mij, maar ik leef ook in die dag. Ik heb economie moeten leren; in mijn vakantie heb ik van alles gedaan: gerust en gewerkt, ik heb binnen en buiten gezeten en zelfs deze korte zondag, die praktisch bestaat uit de schaarse uren tussen de kerktijden, heb ik verdeeld in lectuur, rust, denken en schrijven. Bijna had ik een ingeschonken kopje thee op het balkon gezet om daar ook in de geest te zijn, terwijl ik hier in de koelere achterkamer in mijn dagboek schrijf Zo heb ik vroeger wel in een kamer de radio laten spelen, terwijl ik in een andere kamer las of sliep, niet uit vergeetachtigheid, maar om de kamer voor mij te laten 'luisteren'. Ik schrijf, maar ik ben aan alle stille landweggetjes; ik hoor overal de zware bomen ruisen en zie de monumentale juli-wolken boven de akkers -. Hoe kortzichtig is het deuren achter zich te sluiten, radio's tot zwijgen te brengen, landweggetjes voor zich te verduisteren. Laat de wereld open; leef in een open wereld. 26 juli 1946 Wie weinig tijd heeft en wiens lezen weinig

meer is dan een haastige wandeling langs een gedekte tafel, krijgt dikwijls in zijn even opnemen en inkijken een sterkere indruk van een boek of tijdschrift dan bij rustige lezing thuis, waar gewekte verwachtingen vaak verdwijnen. Iets anders is de suggestie die van een, 'n eenheid vormende goede dichtbundel uitgaat en die niet alleen eenheid in rijkgeschakeerde zielsavonturen kan suggereren maar tevens een illusie van volledigheid en uitvoerigheid kan geven, terwijl het boekje welbezien niets anders dan fragmentarische lyriek bevat. Waarom moet het altijd het lijden zijn dat ons geestelijk mooi maakt? In de hemel zal het bij wezen onze schoonheid zijn. Het beetje dat men beleefd heeft, het beetje dat men gelezen heeft, beheert men aandachtig en zuinig, want men moet het ermee doen. Bij iedere nieuwe optekening in dit dagboek voelt men zich opnieuw in genegenheid daaraan verbonden. 31 juli 1946 Zonder afgunst zien, dat God in anderen meer schittert dan in ons.

16 augustus 1946 Terugkeer tot de oude idealen, maar nu geleerd door de ervaring. Les van Rilke: de tijd voor goede dingen nemen. Wie zich verandert, moet er zich op voorbereiden dat de anderen zich gelijk blijven. Een tijd lang wil men in de kunst hetzelfde horen, nu eens zus, dan weer zo.

18 augustus 1946 Vanmiddag maar met zijn tweeën thuis. Hoeveel langer lijkt de tijd die men voor zichzelf heeft. Ik kan bijna niet meer voor mijzelf bidden, of het 'ons', het zeer concrete 'ons', waarbij ik met name denk aan een - nog betrekkelijk kleine - kring van mensen voor wie ik mij geestelijk verantwoordelijk en aan wie ik mij in christelijke liefde verbonden gevoel, dringt zich in de plaats van het 'ik'. Als ik het voortgaan van de tijd buiten mij en in mij als troost ervaar, is het in de grond der zaak niet de tijd, maar het werk van de Heilige Geest in de tijd, dat mij troost. Zo kom ik langs de weg van de ervaring tot de reeds theoretisch gekende waarheid, dat de Heilige Geest de Trooster is. Nietwaar, dit zal onze innigste verbondenheid blijven uitmaken, dat wij ons gelijkelijk laten meevoeren door de bewegingen, door het duizendvoudig bewegen van de ziel der muziek, ook in de taal. In de grond der zaak zingt alles en eerst wanneer alles zingt, leeft het waarlijk. Hoe kan men zich het 'eeuwig zingen' in de hemel als iets vervelends voorstellen, wanneer men bedenkt dat het ware zijn zingen, gezang is, en het zingen zijn. Mijn leven heeft een kalme pols, ik moet nog veel ellende zien. Wanneer iemand niet op een naam of woord kan komen en wij zouden ons die naam of dat woord hebben herinnerd, dan wil het \^aak ge35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 377

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's