GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is het kaarlspel ongeoorloofd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is het kaarlspel ongeoorloofd?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

«Dominee, ik zou u zoo gaarne iets willen vragen", zeide op zekeren dag in den zomer van het jaar 1719 een dame van 65 jaren tegen Ds. De Frein, met wien zij in gezelschap was ten huize haars broeders Jakobus Leydekker, die destijds, evenals De Frein, predikant te Middelburg was.

Ds. De Frein zag op en antwoordde met de minzaamheid, henï zoo bijzonder eigen : »Wat zou die vrage wel kunnen zijn, geachte juffrouw ? "

»Het betreft het kaartspel, dat tegenwoordig zóó in de mode komt, dat men bijna geen huisgezin meer vindt, waarin men niet daartoe genoodigd wordt, " antwoordde Cornelia Leydekker. »Zegt men: ik kan daarvan niets, of: ik wil het niet spelen, dan ziet men spoedig op menig gelaat een glimlach des spots, of wat erger is een lach des medelijdens over zooveel onkunde. Zelfs begin ik te merken, dat men onder Gods volk in het kaartspel geen kwaad ziet. Meer dan één Christen, dien ik tot nu toe voor een kind Gods aangezien heb, staat het aan zijne kinderen toe. Ja, daar zijn er zelfs, die gaarne meedoen."

»Ik weet het, " hernam Ds. De ïrein, »het heeft mij reeds genoeg zorge gebaard, dat. jong en oud bij het kaartspel zich vermaakt. Want dat het verkeerd is, staat bij mij op grond van Gods Woord vast."

»Kunt u ons niet de redenen ontvouwen, waarde dominee, waaruit klaar en helder blijkt, dat het spelen met de kaart den Christenen ongeoorloofd is? " vroeg een ander uit het gezelschap den trouwen leeraar.

»Zeker kan ik dat", was het antwoord van Ds. De Frein «Vooreerst brengt het kaartspel het misbruik van het lot meê."

»Misbruik van het lot!" riep Suzanna van Dunsen, dochter van den Vlissingschen leeraar, die toen ter tijd te Middelburg gelogeerd was, uit »Zoudt u dat met wat nader kunnen verklaren? "

»Dat zou wel gaan, Suzanna", antwoordde Ds. De Prein, »maar zou het niet te lang duren, om dit uiteen te zetten? 't Is al laat."

»Ja, collega", zeide Ds. Jak. Leydekker, »ik ben het met u eens. 't Is te laat, want 't is reeds 7 uur. Ware zuster Cornelia maar wat vroeger met hare vraag begonnen!"

»Nu, ik weet wat, " hernam Cornelia Leydekker; »alsik mij niet vergis, dan moet u Zondagmorgen in de Nieuwe Kerk prediken. Als u dan eens dit onderwerp naar de Schriften behandeldet, zouden wij allen bij u ter kerke koinen. Jakobus kan ook met ons meê opgaan, want hij preekt eerst 's middags."

„Nu, gaarne", antwoordde Ds. Leydekker.

»En wat mij betreft, ik wil wel aan den wensch mijner oude vriendin voldoen, " hernam Ds. De Frein, »temeèr, omdat ik hierdoor een ongezochte gelegenheid krijg, om de gemeente tegen dit gruwelijk sjsel te waarschuwen."

Nadat deze afspraak gemaakt was, zett'en de gasten zich aan den eenvoitdigen avonddisch, en eer de klok acht uur geslagen had, waren allen op weg naar huis.

Het spreekt vanzelf, dat niemand der gasten tegen­ over vriend en maag zweeg over het plan van Ds. De Frein voor aanstaanden Zondag. Op deze wijze kwam het ook aan de ooren van verscheidene hartstochtelijke liefhebbers van het kaartspel, nieuwsgierigen, onverschilligen'. Geen wonder, dat, toen de Zondag aankwam, een groote schare, van kerkgangers zich naar de Nieuwe Kerk spoedde. Zoo hier en daar ving men uitroepen op, als deze: »Hoe, gij naar de kerk!" of zoo •-»Gij naar Ds. De Frein, dien strengen Puritein, voor wien ge anders niet de liefelijkste namen overhebt? " Of: »Wel, men mag van u wel vragen: Is Saul ook onder de profeten!" — Toen nu de dienaar des Woords te half negen voor de gemeente optrad, zag hij een gehoor, grooter dan hij anders gewoon was, ofschoon hij anders niet te klagen had over ledige kerken.

Een stil gebed ging uit de ziele des leeraars tot den Heere op, om eenvoud en getrouwheid in het vermanen van zooveel zielen, van welke hij in den dag der dagen rekenschap zou geven. Daarna begon de godsdienstoefening met psalmgezangen gebed. Toen sloeg Ds. De Frein zijn tekst op, CoU. 3:17. »En al wat gij doet met woorden ofte met werken, doet het alles in den name des Heeren Jezus, dankende God en den Vader door Hem." Deze woorden voorgelezen hebbende, begon hij: Daar is niets, dat aan een mensch, een redelijk schepsel, meer luister en sieraad geeft, dati dat hij zijn bedrijf, gedrag en levenswijze in alles zóó schikke, , dat die overeenkome en' be-- antwoorde aan den staat, in welken de aanbiddelijke Voorzienigheid hem gesteld heeft." Zoo ging de leeraar voort, totdat hij aan de verklaring van zijn tekst kwam, dien hij noemde »eene lesse, die ieder raakt: n mij én ulieden; zij raakt overheden en onderdanen, ouden en jongen, mannen en vrouwen, dienstknechten en dienstmaagden, wie men ook zij. En al wat daartegen druischt. onder voorgeven dat de eisch te zwaar, de plicht te ondoenlijk is, moet echter daarvoor zwichten."

De verklaring van het verband, waarin de woorden voorkomen, waarover de leeraar wenschte te spreken, was zeer eenvoudig, evenzeer als de uitlegging van de woorden zelf, van welke hij zeide: Zij »zullen (mij) dienen tot een grond mijner verhandeling, om u overtuigend te bewijzen de ongeoorloofdheid van het kaartspel, dat een landzonde geworden is, aan dewelke zich vele belijders der Hervormde leere verslaafd hebben, en voor hetwelk zij pleiten niet minder dan Demetrius voor zijn zilveren tempeltjes en de Efeziërs voor het beeld van Diana en het prachtige gebouw, tot hare eere gesticht. Ik verbeelde mij, dat eenigen uwer zijn opgekomen uit nieuwsgierigheid, dien van Athene gelijk. Sommigen met blijdschap en begeerte, opdat zij mochten hooren het tegenspreken van eenen verfoeilijken gruwel, daar zij wegens de hunnen dikwijls om zuchten, en hunne zielen kwellen. Ook zullen er geen ontbreken, die ingekomen zijn met een boos opzet, om, wat er ook tot afmaning van deze zonde gezegd mocht worden, echter te blijven bij hunne gewone praktijk, en stoffe te rapen tot spot onder de huichelachtige, spotachtige tafelbroeders en wat te rellen in hun saletten-sociëteiten, als zij met de kaart in de hand voor hunne bekleede tafeltjes gezeten zijn, of in de koffiehuizen en dergelijke plaatsen van ledigheid. De heilige Paulus heeft niet tevergeefs gezegd, dat de zonde oorzaak neemt door het gebod; de wet \5ekt de begeerlijkheid op "

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Is het kaarlspel ongeoorloofd?

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's