GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dienst des Woords

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienst des Woords

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dienst des Woords (8). Zoo blijft het er dan bij, dat de prediking in Christus' kerk heel iets anders is, dan het brengen van het Evangelie aan ongedoopte Heidenen, Joden of Mahomedanen; en evenzoo heel iets anders dan het persoonlijk getuigen vóór Christus en tegen de v/ereld, om haar te beschamen.

De prediker in Christus' kerk is en blijft „dienaar des Woords", of gelijk de oude zegswijs het nog vollediger en scherper uitdrukt: „dienaar van Gods Woord."

Hij is dienaar; hij bekleedt een ondergeschikte betrekking; hij staat tn dienst van één meerder dan hij; is van dien meerdere afhankelijk; door dien meerdere gezonden; en door dien meerdere in al zijn doen en laten bepaald.

Zijns is niet de positie van een man die uit eigen hoofde komt. Ge moogt hem niet vergelijken met een ridder of held uit ouden tijd, die op eigen schild en eigen speer betrouwend, streed gelijk hem dit zelf geviel. Integendeel, hij is ingelijfd bij een staand legercorps. Hij dient onder een veldheer aan wien hij den eed van trouw heeft gezworen. Hij moet onder dien veldheer, in verband met zijn medekrijgsknechten strijden. En wat hem afgevergd wordt, is niet dat hij den franc tireur spele of een guerilla tegen leugen en zonde op eigen hand voere; maar dat hij, als ingelijfde in dit vaste corps, zich voege en schikke onder zijn koninklijken veldheer, lette op diens bevelen, en doe naar zijn woord.

Ook zoo boezemt hij wel ontzag in, maar een ontzag juist aan d.tn veldheer waaronder hij dient en het leger waartoe hij behoort, ontleend. Overal waar zich thans de Duitsche uniform vertoont, verhoogt die uniform de eere en den invloed van den man die haar draagt. Immers van de macht van den Duitschen keizer en van den moed van zijn leger hecfc heel de wereld gehoord, en nu wordt, om de heerlijkheid van dat leger en de uitnemendheid van dien veld­ . heer, elk soldaat ontzien ea geëerd, die blijkt in naam van dien veldheer op te treden ea als ingelijfde van dat machtige leger , te strijden. Vroeger ontzag men zoo de , Fransche uniform. Thans na cien oorlog , van 1870 is die roem op de D litsche co-. carde overgegaan.

Als zoodanig nu heeft ook de „dienaar des Woords" eere en kan ook hij ontzag inboezemen.

Imniers waar hij zijn cocarde vertoont en zijn uniform doet schitteren, herinnert hij niet aan een aardschen bevelhebber, hoe machtig en glorieus ook, maar aan den Veldheer daarboven, aan het Hoofd van de legerscharen des Heeren, aan Jezus onzen Heere en Koning; en achter hem aan het leger der heiligen, dat hij vergadert in zijns Vaders naam.

Leeft dus in iemands hart eerbied en ntzag voor den Vorst van 's hemels legeracht en bewondeting voor den heiligen od, dan za! het optreden en verschijnen an een dienaar des Woords, die als krijgsknecht van Koning Jezus optreedt, vanzelf indruk maken op zijn gemoed en zijn liefde in beweging brengen.

Doch dat is dan ook al de eere, die aan een, dienaar des Woords toekomt. „Wie u ontvangt ontvangt mij", sprak onze koninklijke Veldheer. Hij zelf komt in zijn dienaren tot zijn gemeente. Ea een dienaar des Woords, die ontzag poogt in te boezemen door groote woorden, door autoritairen omgang, door aanmatiging en zeitverheffing, kortom door in kwaden zin „den dominee te spelen", bewerkt niet alleen nooit wat hij beoogt, maar maakt zich bovendien schuldig aan rechtstreeksche zonde tegen zijn Veldheer en Koning. Alleen aan de glorie van den Koning mag hij zijn glorie ontkenen, en hoe meer hij er zijn medebroederen aan went, om inheinzelven niets bijzonders te zien en hem veeleer als een klein, nietig mensch te beschouwen, hoemeer hij er in slagen zal om geëerd te worden om Christus' wille en ter eere van zijn Zender.

Wie op den kansel staat, denkende: „Ik zal de menschen wel boeien, of ik zal het ze wel eens inprenten", of ook kracht zoekt in zijn geleerdheid, heeft zijn eere en zijn zegen weg.

Neen, al de kracht van uw staan op den kansel, moet liggen in deze ééne gedachte: > Wie hier staat en spreekt is niets en heeft niets, maar, al v/are hij róg minder, om zijns Konings wille vraagt hij (gehoor."

Slechts komt het er nu op aan, wel in te zien, waarin voor een dienaar des Woords zijn cocarde, zijn uniform en zijn wapenrusting bestaat.

Vroeger waande meer dan één, dat die uniform in den steek zat of in de witte das, gelijk nu sommigen nog altoos meenen, dat eerst de toga ze aankleedt tot dienaar des Woords; en hoewel nu noch de steek noch de witte das, noch de toga op zich zelf zonde zijn, worden ze dit toch metterdaad, zoodra ook maar even bij den dienaar des Woords of bij de gemeente de gedachte insluipt, dat het in dien steek zit of hangt aan die toga; of ook maar dat steek, of toga iets, hoe klein of gering ook, aan de waardigheid of het ambtelijk optreden van dendtenaar des Woords toevoegen.

Wie geheel gestorven is aan deze uiterlijkheden mag ze desnoods dragen; maar wie nog een vezeltje in zijn ziel heeft, dat er in leeft, Werpe ze af of hij speelt ' met zijn ambtelijke eere.

Neen, de eenige onderscheiding waaraan een „dienaar des Woords" herkenbaar moet zijn is zijn wapenrusting, en die wapenrusting bestaat juist uit het zwaard des Woords,

Het geldt hier een geestelijken strijd. Het gaat om een koninkrijk, dat niet komt met uitwendig gelaat. Nergens leest ge dan ook dat Jezus aan zijn apostelen een uniform heeft gegeven. Hij heeft ze geen toga aangedaan en geen steek opgezet, maar ze zich laten kleeden gelijk ze gekleed waren. En als ze optraden, zei niemand: „Dat is een apostel, want hij is zus en zóó gekleed", maar dat ze apostelen waren merkte men aan de kracht des Geestes die van hen uitging en aan het Woord dat ze brachten.

En zoo komt ook de Dienaar des Woords met het Woord., en hij komt met dit Woord niet als een pi ivaat persoon, die er u iets uit voorleest of er u iets over vertelt, maar als één, die gezonden door hem die dat Woord aan zijn kerk gat, op zijn last en in zijn Naam dat Woord aan zijn kerk op het hart komt binden.

Hoemeer dus een „dienaar des Woords" geheel in het Woord opgaat, er mee vereenzelvigd is, er aan kleeft, en het u als Gods Woord in de ziel doet dringen, hoe meer hij waarlijk als „dienaar des Woords" voor u treedt.

Maar dan ook omgekeerd, hoe minder ge in hem van dat Woord merkt, hoe meer hij er allerlei bijhaalt en uit zich zelf verzint, en zoodoende dat Woord op den achtergrond schuift, hoe minder hij als dienaar des Woords indruk zal maken.

Hij is juist in zooverre dienaar des Woords, als hij dat Woord brengt. Niet hij maakt dat Woord, maar dat Woord hem. En komt het zoover, dat deze gewaande prediker blijkt zich boven het Woord te stellen, het Woord te beoordeelen, of ook tegen dat Woord in te gaan, dan nadert hij met rassche schreden het oogenblik, waarop hij ophield te zijn, wat hij zich noemt, en waarop niemand in de kerke Gods hem langer als dienaar mag erkennen.

Want het is wel waar, dat niet elk lid er gemeente het recht heeft, om een ominee te verwerpen; maar dit recht kan an de leden alleen betwist, zoolang de erkeraad zijn plicht doet en den ontrouen dienstknecht tot de orde roept, kastijdt n desnoods uitwerpt.

Heult daarentegen de kerkeraad met den ontrouwen dienstknecht, dan rust van dat oogenblik af wel terdege op elk lid der gemeente de dure verplichting om te doen wat de kerkeraad verzuimt.

Dan moogt ge zulk een ontrouwen dienstknecht niet meer gaan hooren. Dan moet ge hem vermanen. Dan moet ge voor hem bidden. Dan moet ge op alle manier hem terecht zoeken te brengen.

En baat dit alles niet, en verhardt hij zich? tegen alle vermaan der liefde in, dan moet ge met andere getrouwe leden uwer kerk maatregelen nemen, om zulk een Dienaar, die dan ^een dienaar meer is, Xz verwijderen, en te bewerken dat er een ware dienaar kome, om de wacht waar te nemen vin 'sHeeren huis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Dienst des Woords

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's