GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Hij gaf den geest.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hij gaf den geest.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als Jacob voleind had aan zijne zonen bevelen te geven, zoo leide hij zijne voeten samen op het bed, en hij gaf den geest, en hij werd verzameld tot zijne volken. Genesis 49 : 35.

De wereld van ons verborgen zielsleven is zoo raadselachtig en geheimzinnig dat ge, hoe ouder ge wordt, al meer merkt, wat wereld van wonderen ge in uw eigen inwendig leven omdraagt.

Tal van vragen rijzen hier op, waarop de schranderste geleerden u zelfs geen begin van een antwoord kunnen geven. Zij die buiten Gods Woord hun studiën drijven, leggen u dan ook over de zielkunde wel ingewikkelde opstellen voor, maar het einde is altoos, dat ze onmachtig zijn u te zeggen, wat de ziel is, waar ze huist, in wat verband ze met uw lichaam staat, aan wat wet ze gehoorzaamt, en hoe ze werkt.

In zijn Woord heeft God de Heere zooveel licht over ons zielsleven gespreid, als ons van noode was, om godzaliglijk te leven en in zijnen vrede te sterven; maar antwoord op allerlei vragen der nieuwsgierigheid geeft ook de Heilige Schriftuur ons niet.

Het helderder en rijker inzicht in die verborgen zielswereld blijft u hier onthouden, en komt eerst later. Toen God de Heere Adam voltooid in het paradijs had ingezet, zal Adam door zijn zuiverder besef er wel meer van gevoeld hebben dan gij; maar toch mysterieus moet de achtergrond van het zielsleven ook voor hem zijn gebleven. Het hoort niet tot de «zienlijke'', maar zeer beslist tot de sonzienlijke" dingen, en over de onzienlijke dingen hangt altoos een sluier.

Het helpt u daarom niets, of ge al met brandende en hartstochtelijke nieuwsgierigheid in deze wereld vol geheimenissen poogt door te dringen. Wie dat te sterk drijft, loopt zelfs gevaar van waanzinnig te woiden. En de veiligste stand voor Gods kind is, dat ge, wat God u openbaarde, in stil geloof aanneemt, u door die geopenbaarde kennis laat leiden, en hierin rust met uw peinzen.

En de uitkomst heeft dan ook getoond, dat

het zielsleveti alleen ddn harmonisch en in schoonen eenvoud zich ontwikkelde, als we niet poogden in te zien in wat aan onzen blik onttrokken was, maar stil als het gespeende kind in de geopenbaarde kennisse ons neervleiden.

Vooral één punt staat dan voor u vast, dit namelijk, dat uw ziel en lichaam twee, en, in die tweeheid, toch één zijn. Andersoortig; want uw ziel is heel iets anders dan uw lichaam, en uw lichaam is heel iets anders dan uw ziel; maar toch ook wtex bijeenhoorend want uw lichaam wordt zonder uw ziel een lijk, en uw ziel is zonder uw lichaam in dien afgescheiden en beroofden staat, dien Paulus de heilige apostel afbidt als een toestand van ïontkleed" en »naakt" zijn.

Zoo sterk spreekt hij zelfs, dat hij in 2 Cor. 5 ; 4 niet schroomt te zeggen: »Wij, die nog in het lichaam zijn, zuchten, bezwaard zijnde, nadermaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden."

Natuurlijk beduidt dit niet, dat Paulus tegen het sterven morde en niet sterven wilde. Of had hij niet evenzeer »verlangen om ontbonden te worden en met Christus te zijn? " Er ligt alleen in uitgesproken, dat een tijdelijk bestaan alleen als ziel, zonder lichaam, voor ons mensche.i tegennatuurlijk is; dat we deswege tegen het sterven altoos als tegen iets, dat onze natuur geweld aandoet, opzien; en »bezwaard en zuchtende in onszelven zijn", om na onze > ontkleeding" hoe eer hoe beter weer overkleed te worden, d. w. z, weer ons lichaam terug te ontvangen.

Geen Christenmensch mag dus zeggen, dat, zoo hij zijn ziel maar redt, dat lichaam hem verder onverschillig is.

Wie dat zegt, eert Gods heilige ordinantie niet.

Want immers toen God een mensch schiep, schiep Hij niet een ziel, maar schiep Hij zelfs eerst het lichaam, en blies in dat lichaam den adem des levens, en zoo werd de mensch tot een levende ziel.

Een ziel is dus geen mensch. Mensch is lleen wie ziel en lichaam beide heeft. Zoo oet de dood dus aan uw mensch-zijn geweld an. En dan eerst zal de macht van den ood over u gebroken zijn, als ge in den dag er opstanding uw lichaam verheerlijkt terugrlangt, om eeuwig voor Gods aangezicht in at lichaam te wonen.

Maar juist daarom moet uw sterven dan ok zulk een sterven zijn, dat ge weet wat e doet; en dit nu teekent de Scbrift u in de elkens weerkeerende uitdrukking, dat wie sterft en geest geeft.

Zoo ziet ge op Jacobs sterfbed drie gcloofserkingen schitteren.

Eerst bereidt hij zijn huis en zorgt voor de ijnen. Dan legt hij zichzelf op het bed neder, m te gaan sterven. En ten laatste sterft hij.

De dood is voor dezen patriarch een vale troom der vergetelheid, waarin hij zich niet uwen laat, waarin hij niet geworpen wordt, aar waarin hij zichzelven willens nederlaat.

De geest wordt hem niet ontnomen, maar ij geeft den geest.

En dat dit bij den ouden patriarch geen vermoed noch inbeelding was, dat toont olgotha u.

Immers daar sterft der vaderen Verwachting, n ook uw Heiland geeft niet alleen den geest, aar handelt hierbij met zoo helder bewust ijn, dat hij nog even vóór zijn sterven luide itriep: »Vader, in uwe handen beveel ik ijnen geest.''''

Zelfs in onze eigen moedertaal is dat zelfewuste en zelf handelende van wie in den ood gaat, zoo schoon uitgesproken.

Wie heengaat, wordt niet gedood, maar hij elf doet het; zelf sterft hij.

Hij wierd geboren, want dit ging buiten emzelven om; maar in zijn heengaan is hij iet meer lijdelijk.

In zijn sterven sterft hi; zelf.

Wat ge dan in uw sterven te doen hebt? Zie dat aan uw Jezus, die immers eerst zijn eest in 's Vaders hand beval, en toen den eest gaf.

Is nu hier onder den »geest" dien ge geven oet, uw ziel te verstaan?

Eigenlijk niet.

Wat ge toch overgeeft in uw sterven is uist niet uw ziel, maar uw lichaam. Ook na w sterven hebt ge uw ziel nog; maar wat ge a uw sterven, althans voor een tijd, verloren ebt, is uw lichaam.

Uw ziel verlaat u geen oogenblik. Uw ziel aat met u, waar ge ook heengaat. Van uw iel kunt pe zelfs niet scheiden. Want zelfs n oogenblikken, dat ge uw bewustzijn verliest, n van uw ziel niet afweet, is toch uw ziel ltoos bij u en zijt gij bij uw ziel.

Wat ge nu houdt, geeft ge niet, en kunt ge iet in de hand van een ander bevelen; en oo ge tusschen ziel en lichaam kiezen moest, ou het nog altoos beter zin hebben, om te eggen, dat wie sterft zijn lichaam overgeeft, an dat hij zijn ziel overgaf.

En toch, dat ge uw lichaam overgeeft, is og iets anders dan dat ge den geest geeft.

En dit moet ook iets anders zijn.

Want wel is het te verstaan, dat wie ploteling te midden zijner blozende jeugd en loeiende gezondheid door den dood overallen wordt, het iets vreeslijks vindt dat gave, rachtige, bloeiende lichaam over te geven; aar als ge oud zijt geworden, en allerlei waal en krankheid u beliep, en het lichaam raakt en knarst in zijn samenstel, dan is het scheiden van dat lichaam waarlijk zoo hard iet meer, en slaakt menigeen de stille bede: a. God, verlos mij. van dit lichaam dat ij benauwt en kwelt."

Neen, wat ge in uw sterven te doen hebt s: den geest te geven, en geest beduidt hier niets anders dan »de adem des levens."

Adem en geest worden én in de taal van et Oude én in de taal van het Nieuwe Tesament, vaak met hetzelfde woord uitgedrukt. e ééne maal heet bet daarom:3> Gij neemt un adem weg en zij sterven", en een ander aal dat ^de geest wederkeert tot God die em gegeven heeft." En dit komt voor, niet alleen van den mensch, maar ook van het dier. Want »wat den kinderen der menschen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten, en eenerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft alzoo sterft deze, en zij allen hebben cenerlei adem" (Pred. 3 : 19).

Alleen maar als de »adem des levens'! uit een dier gaat, keert die nooit terug; en als^^" dien »adem des levens" uitblaast en in Gods and overgeeft, zal God Almachtig in den dag der opstanding, dien »adem des levens" weer n u terugbrengen.

Uw geest, uw levensadem, dien ge in uw sterven aan God overgeeft, bewaart Hij in zijn d veilige en heilige hand, en in uw verrijzenis keert die geest tot u weder.

Daarom leeft in dien tusschentijd uw ziel wel, en geniet, naar den aard der ziel, in de zaligheid van uw Heiland; maar ge mist dien adem des levens, dien ge hier hadt, eenvoudig omdat die »adem des levens", het wondere geheimenis is, waardoor God de Heere uw lichaam van een dooden klomp tot een bezield en levend lichaam maakte.

Zoo is dan ook bij Jezus die geest, dien hij in 's Vaders hand beval, tot aan den derden , morgen in 's Vaders hand gebleven, tot hij weer opstond, nadat God hem door het teruggeven van dien »adem des levens" uit den dood had opgewekt.

Wat ook gij in uw sterven te doen hebt is dus, dat ge met klare, heldere bewustheid hebt te bekennen, dat uw ziel alleen door dien adem of dien geest des levens met uw lichaam in verband staat; dat uw ziel thans van dat lichaam scheiden moet; dat dit alleen kan doordien die adem of die geest des levens door u aan uw God wordt teruggegeven; door u aan zijn Vaderhand wordt toebetrouwd; en dat ge nu sterft in de zekere hope en wetenschap, dat God Almachtig eens weer dien »adem des levens" in u terug zal brengen, opdat ge weer naar ziel en lichaam, en dan eeuwiglijk, moogt leven voor zijn aangezicht.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Hij gaf den geest.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's