GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een keurig gesteld artikel heeft Ds. Brummelkamp onder den titel van Zoetzuur een snijdende critiek geleverd op Dr. Bronsvelds gepruttel tegen de vereeniging.

Eerst besprak hij zijn voorgewende sympathie voor de vroegere Christelijke Gereformeerden.

Het eerste wat ons hi; r treft is Dr. Broosvclds bijzondere, maar wel wat spade belangstelliog in het welzijn der voormalige (, : hristelijke Geretormeerden. De tijden veranderen en de raenschen met hen. Maar anders — hoe heugt or.s r.og de geestige parodie, eens door hem in deze zelfde «Kroniek" geschreven op de pijpen en driekanten hoeden, waarmee de Afgescheidenen in de eerste jaren van hua bestaan iiun kerkelijke vergaderingen illustreerden I Dr. Brons veld zal hen toen toch niet in het oog ziper lezers belachelijk hebben v/illen maken? De broederlijke liefde, die geen kwaad denkt, verbiedt dit te onder stellen. Aangenomen echter dat dit slechts eenexube lamie van geestigheid geweest is, onopzettelijk uit de gedadnen in de pen. en uit de pen op het papier gegleden, dan is het toch een weinig moeilijk te begrijpen, hoe de Utrechtsche doctor nu zoo gul van de «eervolle positie" kan gewagen, door de Christe lijke Gereformeerden ingenomen, en die zij, volgens hem, helaas gaan verliezen. Eervol? Neen! had de Kroniekschrijver gezegd: De Christelijke Gereformeerden, die een zwaren strijd gestreden hebben om een plaatsje, een staanplaalsje op de kerkelijke zode te veroveren; -die, hoekig en kantig en vaak onesthetisch in hun optreden, hun puriteinsche afkomst verrieden; maar door hun volharding het publiek achting afdwongen en zelfs de Staatskerk — hun oude vijandin! — noodzaakten met hen te rekenen; die voormalige Afgescheidenen en latere Christelijke Gereformeerden sluiten nu een eerste markante periode in hun geschiedenis af, zoodat zij nu niet meer in dien vorm de aandacht zullen trekken van wie karakter en overtuiging zoekt in de verschijnselen die hij waarneemt; en dit vind ik van mijn standpunt jammer, — dan XOM de voormalige Christelijke Gereformeerde over zulk een uitlating zonder storing in zijn gemoeds rust hebben kunnen heenlezen. Maar bij die «eervolle •positie" waar Dr. Bronsveld nu van gewaagt, fronst hij onwillekeurig het voorhoofd en mompelt: »Nu ja; maar indien we die gehad hebben, dan heeft toch zeker Dr. Bronsveld nooit een vinger uitgestoken om ons die te bezorgen." Men spreekt van een berouw dat telaat komt.'Er schijnt ook een soort sympathie te bestaan, die niet op haar tijd past, en een burgerirans gaat vlechten, als de man, voor wien hij bestemd 5s, het tooneel reeds heeft verlaten. Doet het nietvoortleven der Christelijke Gereformeerde Kerk Dr. Bronsveld waarlijk smartelijk aan? Men mag het, na hetgeen hij hier zwart op wit verklaart, niet betwijfelen. Maar het zal velen zijner getrouwe lezers uit de voormalige Christelijke Gereformeerde Keik moeilijk vallen het te gelooven.... Doch hoe het zij hij trooste zich dan met de poging van Ds. Van Lingen c. s. om de gestorven Kerk als een feniks uit zijn asch te doen herrijzen 1

Dan gispt hij allerlei personaliteiten. ernstig zijn laf verloopen in

Een tweede ongunstige indruk door deze «kroniek ' .gewekt, is, dat Dr. Bronsveld zijn oordeel als kerkelijk man over een ernstige kerkelijke bev/eging door per sonaliteitcn laat beheerschen-Er is, zij het ook tusschen de regels, een vleien van Dr. Bavinck in zijn schrijven, dat niemand meer dan dezen hoogleeraar zelf zal stuiten. Het aannemelijke van Dr. Bavinck als Gereformeerd theoloog kan toch niet daarin liggen, dat hij een doctorstitel gehaald heeft aan eene moderne facul teit; aan eene Theologische school, op wier onderwijs de vaderen zouden toegepast hebben de spreuk: ^Theologia irregenitorüm non est ihcohgia! Wonder boven wonder, er is hier zelfs een zacht vleien van Lindeboom's vroegere, maar in het beslissend oogen blik manlijk door hem opgegeven oppositie; van Lindeboom, iet wel, die wel nooit gedroomd zal hebben, dat hij in Bronsveld's hand nog eens een roede worden zou, om de Christelijke Gereformeerden meê te kastijden. O tempora, o mores \ Wankelen dan alle vastigheden in onzen wankelmoedigen tijd; en kan in den dikken kruitdamp, |die over het kerkelijk slagveld hangt, zelfs het scherpe oog van den Utrechtschen doctor vijanden niet meer van vrienden onderscheiden? Minder nog verteerbaar is zeker wat de Kroniekschrijver van de heeren Wielenga enNoordtzij zegt. Nooit zullen deze, zoo verzekert hij, professor aan een Universiteit kunnen worden, «daar hun hiertoe de noodige wetenschappelijke vorming en kennis ontbreekt-" Het is werkelijk of Dr. Bronsveld in den raad der goden heeft gezeten! Kennelijk is hij ook van meening, dat uitsluitend de officieele - wetenschap, of laat ons liever zeggen, die geleerde lichamen, welke van de Overheid het officieel cachet van wetenschappehjkheid ontvangen, de dingen weten kunnen Een meening, die, met den geschiedkundigen oorsprong der hoogescholen, met de dagelijksche vergissingen der officieele wetenschap, met den eb en vloed van hare stelsels en theoriën voor oogen, bedenkelijk schijnt en immers hoe langer hoe meer terrein verliest! Ook Dr. Bronsveld zal als wetenschappelijk man, indien hem dit vooralsnog niet overkomen is, zich eens geplaatst zien voor de vraag, of de niet midden eeuwsche hypothese van een «officieele" wetenschap wel houdbaar is ? Misschien herroept hij dan zelf het ondoordachte vonnis hier door hem geveld. Tenzij hij er toe kunne besluiten, de wetenschap voor goed in een dwangbuis te steken en zich in deze principieele quaestie door de middeneeuwen te laten beschamen., . Doch neen, dat komt ons onmogelijk voor! Al draagt Dr. Bronsveld volgens zijn eigen verklaring leed. dat hij voortaan niet meer met «afgescheiden broeders" op vriendschappelijken voet zal kunnen verkeeren. oude vriendschap met hem die zoo spreekt, doet ons althans de hoop voeden, datieJ wordt hij dan ondanks zijne Veluwsche afkomst nooit lid der thans vereenigde Gereformeerde Kerken, hij ten minste de Theologie den smaad niet zal helpen aandoen, van haar in 's lands wetten aait een Macht gebonden te houden, die vreemd is aan hare natuur en reeds nu al het mogelijke heelt gedaan om haar te seculariseeren. De predikant Bronsveld moge dan niet kunnen besluiten Gereformeerd te worden, de theoloog Bronsveld helpe ons ten minste de Theologie te verlossen uit haier onwaardige banden!

En eindelijk striemt hij Dr. Bronsveld over zijn gemis aan historischen zin.

Het ergst van al is echter het gebrek aan dieperen historischen zin, aan kerkgeschiedkundige waardeering, waarmee Dr. Bronsveld de vereeniging der Gereformeerde Kerken beschouwt. Hij ergert zich dat Ds. Gispen dingen gezegd heeft, waarbij de muze der historie het achtbaar hoofd moet schudden. Maar met die ergernis begeeft hij zich, naar onzen indruk, op gevaarlijk terrein. Deze ergernis brengt onwillekeurig zijn verborgen gedachten aan het licht Bronsveld heeft nooit iets van de Afscheiding begrepen. Dit dankt hij misschien aan zijn overigens voortreffelijke Veluwsche tradities, die hij bij wijlen boeiend en roerend kan beschrijven. Want hoe vreemd het klinke, juist op de Geldersche heuvelen, waar de orthodoxe lijn nooit door het revolutionaire Rationalisme was afgebroken; v, - aar men dus een weerklank had mogen verwachten op den krijgskreet, die door de mannen der Scheiding werd aangeheven, — juist daar bleef men voor vijftig jaar doof en onaandoenlijk, en liet de «eenzame strijders" alleen worstelen met den vijand. Op het tweede geslacht heeft dat blijkbaar een noodlottigfen invloed gehad. Dr. Bronsveld heeft het niet eens de moeite waard geacht — hij die een dissertatie over het Rationalisme schreef — om kennis te nemen van de feiten, die op het gebied der scheiding in den loop der jaren hebben plaats gehad. Zoo betreurt hij bijvoorbeeld het verdwijnen van den naam «Christe lijk Gereformeerd", ! en weet dus niet dat die naam niet van '34 dateert, maar als modus vivendi werd aangenomen in '69, bij de ineensmelting van de Christelijke Afgescheiden Gereformeerden en de Gereformeerden onder het Kruis. Dit niet indringen in de geestelijke gedachte die zich in de Afscheidingbelichaamd heeft; dit degradeeren van eene historische kerkelijke beweging tot een goed gemeende, maar al te nuchtere en daarom mislukte poging tot hervorming, speelt Dr. Bronsveld bij elke ontmoeting met Afgescheidenen en Christelijke Gereformeerden parten en is de eigenlijke oorzaak van het dilettantisme in zijn Kroniek waarop we wezen, zoo dikwerf zijn snedige pen dit onderwerp aanraakt. Ook nu nog staat zijne theologische ontwikkeling op dit punt stil. Kennelijk verbeeldt hij zich dat de Afgescheidenen een soort lieden waren, die, verliefd op een mystiek stilleven, zich uit de Hervormde Kerk hadden ukgewerkt, om op een afgelegen plek een godsdienstig hofje te bouwen en daar, achter hooge muren, in angello cum libello, «In een hoeksken Met een boeksken." uit te rusten van den strijd en de - worsteling der geesten. Nooit heeft hij iets gevoeld van den innerlijken nodddrang van '34, om voor de zuiverheid desEvangelies in de Kerk te waken, desnoods door front te maken tegen haar zelf en hare hoogste dignitarissen. Nooit iets van den martelaarsmoed, waarmee de mannen van die dagen hun geheele toekomst waagden aan dien ongelijken kamp! Ook gevoelt Dr. Bronsveld, erasiiaansch als hij is, de solidariteit niet tusschen de mannen der Scheiding hier in Nederland en die in het overig Europa: de Engelsche Puriteinen, de Schotsche Covenanters, de Kerken der woestijn in Frankrijk, en de Pilgrim-fathers in het verre Westen. Hij beseft niet dat bij al deze scheidingen en scheuringen de innerlijke drang in de ziel leefde, om het met opoffering van alle wereldsch prestige in veiligheid gebrachte pand, hoe eer hoe beter wéér aan de gansche natie ten goede te doen komen; en hoe daarom die gesmade «afgescheidenen", die onesthetische «rondkoppen", die «Mucker", gelijk ze in Zv/itserland heeten, en welke liefelijke benamingen meer de wereld voor deze trouwe dienaren des Heeren uitgedacht heeft; hoe daarom, zeg ik, deze uitgeworpenen en uitgedrevenen Dr. Bronsveld en zijn talrijk geslacht de eeuwen door niet met rust konden laten en, hetzij dan onwillekeurig of met opzet, hem telkens ontmoetten op zijn sieriijken en gemakkelijken weg. Het is geen strijd tusschen de Afgescheidenen of Christelijke Gereformeerden en Dr. Bronsveld persoonlijk; het is de worsteling om de natie tusschen tweeërlei kerkbegrip, v/aarvan één slechts het ware kan wezen!

Ook het slot is, in zijn zachten en beleefden vorm, verpletterend.

Zich bekommeren doet men over andere dingen. En waar de muze der historie het hoofd over schud den zal, Dr. Bronsveld houde het ons ten goede, het zal over kerkelijke verschijnselen van een geheel anderen aard zijn. Over zijn lijdelijk dulden, om niet te zeggen, zijn verdedigen van de leerviijheid in de Kerk. Óver het zitting nemen van een man van zijn antecedenten in een Synode, die ten aanzien dezer dingen slechts een repetitie is van de dagen van '34. Over zijn naïeve verwachting, dat door dit zitting nemen van hem en de zijnen het ongeneeslijk vitium originis van dit lichaam kans heeft van te genezen. Men leest nu eenmaal geen vijgen van doornen! Dat te verwachten is een illusie, en over die illusie, bij geleerden zoowel als ongeleerden, zal de muze der historie zich eenmaal verbazen. Trouwens, welke toestanden zijn het toch, die door het aanzien van mannen als Dr. Bronsveld en zijns gelijken worden gedekt. Een Synode die een kerkgebouw vraagt, om hare zittingen met eene gods dienstoefening te openen. En een Kerkeraad die antwoordt: «volgaarne, mits ge bij die godsdienstoefening geen moderne laat voorgaan." De Synode die, geërgetd en verbaasd over de stoutigheid van dit antv/oord, daarop de geheele godsdienstoefening in den steek laat en met een afkeurende motie, door een harer orthodoxe leden gesteld, overgaat tot de orde van den dag! En dat alles binnen het kader van eenzelfde Kerkverband, waartoe al deze heeren, geërgerden zoowel als ergernis gcvenden, behooren. Waar toeft toch, zoo vraagt men onwillekeurig bij zulke tooneelen, de nieuwe Erasmus. die den lof van deze zotheid zal beschrijven! En v; at de muze der historie betreft, we hooren haar in gedachten zeggen: «Neen! een huis dat tegen zich zelf verdeeld is, kan niet bestaan, wat Dr. Bronsveld daarvoor moge pleiten. Dan liever met de Scheiding en de Doleantie en de vereenigde Gere formeerde Kerken alle zoetzure Kronieken gebraveerd, en met versmading van het officieel prestige in oogenschijnlijk onaanzienlijke vormen eerst de waarheid en daarna den vrede betracht!"

De nobelheid van toon contrasteert hier snijdend met de felheid van den Kroniekschrijver; maar juist om dien zachten vorm treft de stoot te dieper.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's