GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Gispen, die nooit den moed verliest om zijn vriend, te Jeruzalem op de heogte te houden, schrijft hem nu weer over twee dingen, over de lente die komt, en over pastoor Brouwers die begraven werd.

Van die komende lente zegt hij:

Ia de tuinen en tuiHtjes en op het open veld zija de eerste uitspruitsels en groene blaadjes zichtbaar geworden. Zij kondigen weder de nadering van de lente en den zomer aan Zij bevestigen weder het woord des Heeren, dat de wisseling der jaargetijden niet zal ophouden; zij doen weer denken aan het leven uit den dood, aan de vastheid der ordeningen van hemel en aarde, aan de heerlijke toekoMSt van het verlost heelal.

Zij kunnen ons zoo trefiea, die kleine, groene blaadjes, e» - wij kuanen er zooveel grootheid in opmerken, als we achter het zichtbare den onzichtbare zien, die zi)ne eeuwige kracht en mogendheid, zijne goddelijkheid m de schepselen openbaart.

De lente is de bloeitijd van de hoop. Ook in het menscheh)ke leven. Wat moet een samenleving van enkel oude heden toch somber zijnl Als ik de oude menschen aanzie, die in gestichten hunne laatste dagen slijten, wordt ik dikwerf aangegrepen door een gevoel van weemoed en medelijden. Dezen moeten op hun ouden dag nog uniform; de kleéren van het huis, dragen en geteekend als verpleegden langs de straat gaan. 'sZondags vooral, als zij naar de kinderen of familie gaan, kunn«n ze nog parmantig stappen. Enkelen zijn nog gepaard ea gaan gearmd, ellcander steunend en voorttrekkend. Nu en dan ziet men nog een mannenborst, versierd met het metalen kruis; anderen met medaljcs en dienstkruisen, van langdurigen en trouwen dienst of belangrijke krijgsverrichtingen. De vrouvifen zijn meestal, zoo op het oog, zwakker en gebogener dan de mannen, enkele nog de sporen van vroegere schoonheid dragend. Hieruit heb ik we! eens het vermoeden gekregen dat, over het algemeen, de levenstaak der vrouw, vooral in den stand der werklieden, zwaarder is dan die van den man.

En dezen zijn nog de gelukkigen, die een onbezorgden ouden dag hebben. De kinderen en de familieleden hebben gezegd: vader of moeder, of beiden tegelijk, moeten maar zien in »het huis" te komen; dat is er voor. En de oudjes stemden toe en hopen, dat hunne kinderen, als zi) oud worden ook weder in »het huis" hunne laatste dagen zullen slijten.

Wat is de mensch, en wat is het leven!

In het menschenleven is het slechts eenmaal lente. En voor velen is die lente schraal en guur en koud, de zomer kort en teleurstellend, de herfst zonder vruchten, en de winter lang en bang I

Het wil mij soms voorkomen, dat het geloof alleen ons den waren blik geeft op de natuur en haar leven. Want het geloof leert ons in aanmerking nemen de dingen, die men niet ziet. Voor geloovige oude menschen moet, dunkt mij, de lente bijzonder aantrekkelijk zijn. Niet om hoop te voeden op terugkeer van aardsche jeugd, maar omdat zij, niettegenstaande de hopeloosheid voor dit leven, met beter wisseling zich vleien mogen en elke lente hen nader brengt aan dat gansch zeer uitnemend, eeuvi^ig gewicht van heerlijkheid, dat voor hen bereid is.

Zie, zoo kan een mensch soms mijmeren te midden van alle drukte, alle zorgen en moeilijkheden des aardschen levens. Al weten we, dat noch de lente noch de zomer veel verandering zal brengen in de eentonigheid des aardschen levens, dat ze ons noch rust noch uitspanning brengen zullen, toch kan het hart tot dankbaarheid gestemd worden, als we de natuur weer zien herleven, en het oudr? .. dat altijd nieuw blijft, zich weder herhaalt eveüa-.i de vrouw die, de bange ure doorworsteld hebbende, zich weder verblijdt, dat een mensch ter wereld geboren is.

In het midden van wat blijft ea vergaat levMide, grijpen wij naar hetgeen eeuv/ig is.

En van het tweede:

Dezer dagen aanschouwde ik de plechtige begrafenis van den vermaarden pastoor Brouwers van Bovenkerk, bij Amsterdam. Onder de velen, die het lijk volgden, bevond zich ook de president van de Synode der Ned. Herv. kerk. Ds. Perk. Het is te hopen, dat Dr. 13ronsveld van dit feit maar onkundig blijve, want lichtelijk zou hij er een kniebuiging voOr Rome in zien, en dat van den president der Synode!

Wijlen pastoor Brouwers was een vermaard man door zijne letterkundige talenten, zijn smaden van sommige Oranje-Vorsten, zijn ijveren tegen de annexatie van Nieuv/er-Amstel bij Amsterdam en, misschien ook, om-zijne bemoeiingen met de dingen des aaidschen levens. Zoo hoog stond pastoor Brouwers aange schreven, dat de Burgemeester van Nieuwer-Amstel, in ambtsgewaad, de uitvaart bijwoonde. In de Roomsche streken van ons vaderland hoort men meer, dat burgerlijke en militaire autoriteiten zulks doen, maar in Holland heeft, geloof ik dit niet plaats. Het kan echter ook zijn, dat de Burgemeesters nu besloten hebben altijd bij de begrafenis van predikanten en geestelijken in ambtsgewaad tegenwoordig te zijn; want om zulks alleen bij Roomsche geestelijken te doen zou weinig strooken met de traditie van oud-Nederland, en de onzijdigheid der overheid in zaken van godsdienst, zooals die in de nieuwere tijden al gemeen aangenomen is.

Maar wat mij het meest trof, was de aanwezigheid van zoovele parochianen die gezeten in Utrechtsche wagentjes het lijk van hun zielen-herder volgden. Zij vertegenwoordigden geen letterkundigen kring, zij zagen er niet uit als beoetenaren der schoone kunsten, raaar op hunne aangezichten was devotie, de uitdruk Idng van eerbied en aanhankelijkheid, de bereidwilligheid om vurig voor de zielerust van hun overleden pastoor te bidden. Indien wij een oogenblik het bij geloot en de dwaling van de eigenlijke daad des har ten, in onze voorstelling, kunnen onderscheiden, doet zulk een schouwspel ons weldadig, ja beschamend aan. Wij, predikanten, denken dan wel eens meer, dan oorbaar is te zeggen, Vooral als men in groote steden de kerk dient, gevoelt men hoe gering en slap de betrekking is tusschen de predikanten en hun gehoor Op de dorpen en in kleine steden is dat natuurlijk veel beter. Ook in de eerste jaren der Scheiding, toen de gemeenten overal klein waren. Maar zoo als het nu reeds is, laat geheel de toestand veel te wen schen over. In de Gereformeerde kerken te Amster dam A en B arbeiden thans negen predikanten. Indien nu die ééne kerk dirtig predikanten had, dan zou ieder predikant nog een wijk hebben van ruim duizend zielen. Een dorpsgemeente van duizend zielen acht men al groot En zelfs daar hoort men nog klachten over de predikanten, al is het niet in die mate als in de steden.

De stoffelijke zijde der moeihjkheid zal ik maar niet eens aanroeren, want de geestelijke en zedelijke kant is overweldigend genoeg. Men ziet de bezwaren en gevaren gaandeweg toenemen, en slaat onmachtig tegenover de macht der werkelijkheid.

Een lichtpunt is het zeker, dat de Gereformeerde kerken nu onafhankelijk van den staat zijn. en dus meer vrij in hare beweging dan de kerk voor dezen was. De tucht op leer en leven kan beter gehandhaafd worden dan in vroeger dagen. Maar onvolmaakte toestanden zullen er blijven bestaan En vooral met het oog op de tegenwoordige maatschappelijke toestanden, nooden en de daaruit voortvloeiende kwesties is het niet te verwachten dat er weldra gunstiger toestanden zullen komen. | Door vriend en vijand wordt de kerk vaak voorgesteld als de groote zondebok, die alle schuld op zijn hoofd krijgt. De volks oppermacht wordt door velen als geneesmiddel tegen alle kwalen begeerd ea, zooveel de omstandigheden nu reeds toelaten, toegepast.

En onder dat alles gaat de wisseling der jaargetijden bestendig voort. Zoolang het God behaagt deze wereld in stand te houden, zal elke crisis, elk oordeel, dat over de wereld en de kerk komt, de vastheid van het welbehagen Gods meer openbaar doen worden voor hen, die oogen hebben om te zien en harten om op te merken. Al de verschijnselen in de heden daagsche samenleving wijzen er op, dat God naar zijn rechtvaardig oordeel, de zonden ook in dit leven straft. De zonden der vaderen aan de kinderen en de zonden der kinderen aan de kindskinderen Geen theo rie, hoe zuiver en volkomen ook, zal van dat oordeel ons kunnen verlossen. Zij zal slechts, evenals bij de verwoesting van Jeruzalem en den val van het Ro meinsche rijk, de onmacht der menschen meer aan het licht brengen. Het oordeel zal wederkeeren tot gerechtigheid en de oprechten zullen het goedkeuren.

De opmerking van den Burgemeester is ad rem.

Rome mint, wat men noemt den splendor ecclesiae, d. i. het openlijk praalvertoon der kerk, en hecht er daarom bijzonder veel aan, dat bij zulk een begrafenis de burgerlijke en militaire autoriteiten haar opwachting maken.

Wij, Calvinisten, zijn daar niet op gesteld. Als een onzer ten grave wordt uitgedragen, werkt geestelijke gehechtheid, geestelijke ernst en heerscht er geestelijke eenvoud.

Alleen voor de » Volkskerli" is het wel eenigszins stuitend, dat Rome zich almeer als de Volkskerk gaat gedragen. Twee millioen zielen der Synodalen, en een millioen driemaal honderdduizend Roomschen.

Het scheelt nog wel, maar toch niet zoo heel veel.

En bovenal Rome kan op haar anderhalf millioen rekenen; de Synodale Volkskerk op geen millioen.

Videant Consuks.

Nu, de Synodale Praeses was er gelukkig zelf bij.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's