GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXVI.

MATTHIEU DYMONET.

De naam van Matthieu Dymonet is ons reeds bekend uit de geschiedenis van het martelaarschap der s studenten van Lausanne; laat ons nu zien wie hij was, eer hij gevangen genomen werd, en hoe de Heere zich m zijn strijd en sterven verheerlijkte. Dymonet, die van Lyon geboortig was, leidde voor zijne bekeering een wereldsch leven • hij jaagde de wellusten des vleesches na en was zoo bedorven, dat hij van alle Godzaligheid een diepen

Sinds echter de Heere hem de kennisse Zijns Naams en Woords had geschonken, merkte men bij hem eene geheele verandering des levens op. Verscheidene personen, die er de oorzaak niet van wisten, waren er zeer verwonderd over, vooral diegenen met wie hij, die een koopman was handel dreef. Korten tijd na zijne bekeenng werd hij 'door de vijanden der Reformatie gevangen genomen. Dit geschiedde op Maandag den pen Januari 1553 zijn eigen huis.

'De stadhouder des konings en de officiaal Buatier drongen bij hem binnen en onderzochten al de boeken, die hij bezat, maar vonden geen ander verdacht werk, dan een klein boekje met geestelijke gezangen op nauziek. Daarop begon de officiaal (een hooggeplaatst geestelijke) hem te ondervragen, maar hij weigerde te antwoorden op grond, dat niet de officiaal maar de stadhouder zijn rechter was, waarom hij bereid was dezen, als hij wenschte, te antwoorden. De officiaal verzocht hierop den stadhouder den gevangene te ondervragen. Toen dit gebeurde, deed Dymonet eene vrijmoedige belijdenis om zijn geloof.

Donderdags (den i2en Januari) daarop kwamen de officiaals de la Primace en Buatier alsmede de inquisiteurs Vory en anderen in den kerker en begonnen Dymonet te ondervragen. Maar deze weigerde weer te antwoorden.

Toen Vory een en andermaal bleef aandringen op antivoord, zeide deze: »Ik ken u niet en heb niets met u te maken." Vory dreigde met uitbanning, maar de gevangene bleef volhouden, dat de stadhouder, die hem gevangen genomen had, zijn eenige wettige rechter was. Toen wilden zij hem in een donker hol overbrengen, maar hij waarschuwde den cipier toe te zien wat hij deed. Den 2oen Januari — het was Vrijdag — verscheen de stadhouder des konings en de officiaal Buatier met den inquisiteur Vory en anderen weer in den kerker. Doch onze Dymonet bleef zijne houding tegenover de geestelijke rechters handhaven. Den stadhouder verzocht hij hem de beschuldigingen, tegen hem ingebracht, te willen mededeelen, alsmede zijne wederpartij. Doch hij kreeg van genoemden stadhouder ten antwoord, dat hij gekomen was, om te getuigen, dat de inquisiteur en de anderen door den koning gemachtigd waren om hem te ondervragen. Toen schikte hij zich tot antwoorden en beleed wat de kerk van Christus alle eeuwen door en met name sinds de dagen des Nieuwen Verbonds beleden had in de 12 geloofsartikelen met verwerping van alle bijmengselen en vervalschingen der Roorasche kerk.

Des anderen daags kwamen de rechters terug, om onzen martelaar nogmaals te ondervragen. Hij vroeg den stadhouder hem toch de beschuldigingen mede te deelen, zooals beloofd was. Doch deze maakte zich van deze zaak af door te zeggen, dat hij hem niet vervolgde. Ziende dat men met de ondervraging wilde beginnen, en ook, dat het Gode behaagde hem voor de eere Zijns Naams tot den strijd op te roepen, verzocht hij de punten, die men behandelen wilde, hem op schrift te geven en voorts hem den tijd te gunnen om te antwoorden. Dit werd hem evenwel niet toegestaan. Toen onderwierp zich Dymonet aan de wenschen zijner rechters, die hem vroegen naar zijne belijdenis omtrent de kerk, en de Heilige Schrift.

Uit een en ander zien wij dat onze martelaar van zijne vijanden heel wat te lijden had, maar wat was dat lijden vergeleken bij de verzoekingen, die hem overkwamen van zijne ouders en vrienden, alsook van hen, die vroeger met hem de paden der zonde hadden bewandeld. Zij waren allen menschen, die niet de minste kennis van de waarheid hadden en daarom trachtten hem hiervan af te brengen, door hem eensdeels de pijnbank en den dood voor oogen te stellen, of ook de schande en de oneere van hem en zijne ouders, ook de droefheid zijner moeder, van wie hem gezegd werd, dat zij van verdriet sterven zou. Waarlijk, zoo moest hij later getuigen, waarlijk ik zou bezweken zijn onder deze aanvallen van Satan, indien de Heere niet aan mijne rechter-en linkerzijde had gestaan. Doch het ontbrak hem ook niet aan vertroostingen, hem door Gods kinderen in en buiten den kerker aangebracht. Hij ontving brieven van Calvijn, van Viret en anderen, waarin hij aangemaand werd om te volharden in den strijd, dien hij te strijden had. »Ik voel met u", schreef Calvijn hem, »daar ik met u mede lijd, hoe zwaar het u is, dat de Satan niet ophoudt u aan te vallen; maar gij moet de toevlucht nemen tot Hem, die in u zoo heerlijk begonnen is, opdat hij zijn werk in u moge voleindige.

Wanneer gij vele beproevingen hebt, wordtj niet verschrikt, zelfs al voelt ge in u zelven zoo groote zwakheid, dat gij dreigt te bezwijken, beken liever, dat God u zoodoende wil verootmoedigen opdat ge te beter leert, dat ge niet buiten zijne hulpe kunt wezen." »Antwoord uwc vijanden bescheiden naar de mate Ats geloofs, u geschonken. Het is niet allen martelaren gegeven te redetwisten. Antwoord dus eenvoudig naar uwe kennis, den regel van Gods Woord volgende: Ik heb geloofd, daarom spreek ik. Pierre Viret toonde hem en zijnen medegevangenen met duidelijke woorden aan, hoe groot de vijandschap is, welke Satan den kinderen Gods toedraagt en welke hulpe de Heere den zijnen biedt om ze te schragen. De overwinning van Gods kinderen is gewis.

Zelf schreef onze martelaar eens, en wel den 12 en Juli iSS3i aan Denis Peloquin, om hem de beproevingen, die hij doorstaan had, bekend te maken. In dienzelfden brief bad hij hem toch hen niet te willen gelooven, die rondstrooiden, dat hij van de ware leere was afgevallen. Het tegendeel was waar. God had hem meer en meer bevestigd in zijne belijdenis.

Ruim een half jaar bleef Dymonet in den kerker. Zwaar was in dien tijd zijn strijd; zelfs de rechters wilden hem redden, indien hij de goede belijdenis prijs gaf. Hij deed het, Gode zij dank, tot zijn einde niet. Dat einde kwam Zaterdag den isen Juli 1553. Op het schavot toonde hij den volke velerlei dwalingen van Rome, met name die van de Mis en het Vagevuur aan. Toen stierf hij, gerust en blijde in zijnen Heer en Heiland.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's