GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanzelf is ditmaal in deze rubriek het woord aan Ds. Sikkel, die over een belangrijke ure, aan Kcuchenius' sterfbed doorgebracht, het navolgende in de Zuidholl. Kerkbode meedeelde :

Het zij ondergeteekende vergund hier een persoonlijk woord te wijden aan de nagedachtenis van Mr. Levinus Wilhelmus Chrisliaan Keuchenius

De mare van het overlijden en de begrafenis van dezen staatsman heeft reeds alie geloovigen in ons vaderland bereikt.

Maar het is alsof van oogenblik tot oogenblik meer en dieper gevoeld wordt, wat ons land en volk in dezen man bezeten en nu verloren heeft.

O, op ziJQ grafsteen ODS neer te zetten en te weenen, het zou ons het liefste zijn. Hoe mter de sympathie, die ons aan hem verbond, haar gehejm Ons verklaart, hoe schooner hij ons wordt; het is beter te tien in de trekken, die zijn beeld in ons hart afspiegelde, dan te zeggen, wat Keuchenius waard wasvoor land en volk en kerk.

We bedoelen hiermee geen menschenverheerlijking. De glans, die ons van hem toeblonk, de trekken van zijn beeld, die diep in onze ziel met zooveel waardeering en liefde werden opgevangen en bewaard worden, — zij zijn juist een heerlijkheid van hoogeren oorsprong; lijuen van een hemelsch beeld-

In zijn lijdenstijd, aan zijn sterfbed en na zijn heengaan is de .beieekenis van de schoonheid, die ons in hem b jeide van de innige liefde en vereering, die zijn persoonlijkheid ons inboezemde, duidelijker dan ooit voor ons bewustzijn getreden. Wat was het?

Zijn schoonheid was de Geest der genade, de Geest van God, de Geest der heerlijkheid, die op hem rustte; de kracht des Heeren die zich in hem verheerlijkte. En de trekken in zijn beeltenis die ons zoo boeiden, het waren de trekken van het beeld van Christus, waarnaar hij vernieuwd werd van dag tot dag.

O, vele Christenen, die zichzelven of elkander misschien hoog verheffen, dwingen u, om, zoo gij eerlijk en waar blijven wilt, met een zucht en een traan, en een gevoel van droeve teleurstelling u van hen af te wenden, zoo niets of zoo weinig als gij van de gestalte van Christus in hen vindt. Maar wij hebben in Keuchenius den discipel des Heeren mogen aan­ schouwen die door genade het exempel, dat de Heere Jezus ons naliet, niet slechts erkende als zijn voorbeeld, rnaar die geoefend was in den weg van 's Heeren ware discipelen: «verloochen uzelven, neem uw kruis op en volg Mij."

En de liefde .van Christus week daarbij van zijne lippen niet.

Hoe onnoemelijk was zijn lijden, sinds voor iV« jaar de vreeselijke krankheid, die hem ten grave sleepte, zich openbaarde; hoe ontzettend werd dat lijden, dat steeds klom! O met bevend hart, overtrad ook ondergeteekende steeds den drempel van de Jijdenskamer. straks van het vertrek, waarin Keuchenius den dood afwachtte. Maar in dat schrikkelijk lijden bleef hij als een gespeend kind bij zijne moeder, vertrouwend, dankbaar, vol liefde. God verheerlijkend.

Keuchenius was een toonbeeld van genade en trouw des Heeren, die zich in de zijnen verheerlijkt, niet het minst in het lijden

Een klacht hoorde ik nooit. Op zijn best één woord, waarmee hij zijn pijn inde vreeselijkste oogenblikken beschreef: «onbegrijpelijk", «ongeloofelijk", «onbeschrijfelijk." Maar nooit zonder stille onderwerping en beslist blijmoedig geloof: «Mijne ziele wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen." «En wanneer dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, dan zal het woord geschieden dat geschreven is: de dood is verslonden tot overwinning. Dood waar is uw prikkel! Hel, waar is uwe overwinning! Ik danke God door Jezus Christus, mijnen Heere I"

Elders beschrijft men Keuchenius' levensgeschiedenis, en gedenkt wat hij was voor land en voik, — het zij ons vergund met dit weinige te zeggen niet wat, maar wie hij was.

Die man was de staatsman, de volksvertegenwoordiger de oud minister Keuchenius.

Mogen we daarbij nog zijn afscheid voegen.

Z ij n afscheid. Want door mij wtrd een ure bij hem doorgebracht, die niet alleen voor mij was; een ure, niet alleen voor zijne geachte kinderen die in die ure met mij rondom zijn sterfbed stonden; maar een ure voor allen^ aan wie JCetuhinius toebehoorde. Toen heeft hij zijn levenstaak neergelegd en zelf bij het scheiden gezegd, wie hij was. Zijn slotwoord, zijn zwanenzang.

En de familieleden, met mij diep onder den indruk, verzochten mij bij het heengaan dan ook, dit woord niet aan de vergetelheid prijs te geven.

Och, kon ik het woordelijk weergeven! Ik geef het zoo getrouw, als mij dh mogelijk is; met weglating van het zeer intieme, dat zijnen kinderen en mijzelven betrof.

Het was Zaterdag 2 December.

Tot uien dag toe was alle spreken den lijder verboden geweest, en ook geheel onmogelijk geworden. Toch was het zijne bede in stilte geweest, dat hem nog éénmaal de spraak gegund mocht zijn Die bede was in den nacht een zuchten, een smeeken tot den Heere geworden. En de Heere hoorde. In den na nacht begon hij te spreken. Zoo sprak hij ook, toen ik in den morgen bij hem kwam, zoo krachtig zoo keurig, als in zijn beste oogenblikken in de Tweede Kamer.

Met blijdschap stak hij mij beide handen toe, toen ik binnen kwam. En hij wachtte niet op mijn, woord, maar gaf mij aanstonds te kennen dat God, die de tong der stommen om Christus' wille losmaakte, op zijn smeeken ook zijne tong losgemaakt had, om nog eenmaal te spreken

Hij vervolgde: «Want ik moet zeggen, dat ik sterven ga. Ja, ik ga sterven; ik wil sterven; ik begeer te sterven; maar ik kan nog niet sterven. De Heere moet mij laten sterven. Hij moet komen om mij het sterven te vergunnen Maar Hij zal komen. Ik wacht op Hem. Ik verlang naar Hem. «Hij is mijn God!

«Mijn God De God van mijn geloof. «Ja, ik geloof in mijn God.

_ »lk geloof in mijn God, den Vader, den almachtige, die den hemel en de aarde uit niets geschapen heeft, en die ook mij geschapen heeft; mij geschapen heeft uit niet; al wat ik ben. ben ik door mijn God die alles bestuurt en regeert. Hij is de eenige en waarach tige God, de eenige fontein van alle goed. Hij moet verheerlijkt worden tot in der eeuwigheid. Hem komt alle liefde toe.

«Ik geloof in God, den Zoon. In Jezus Christus, die met den Vader één eenig God is. Den eeniggeboren Zoon des Vaders, door wien alle dingen zijn Mijn Verlosser. Mijn Zaligmaker. Mijn Koning. Mijn eenige Priester. Die door den Vader, den God van alle genade en barmhartigheid, gegeven is tot een Zaligmaker voor arme zondaren Hij heeft ons vleesch en bloed aangenomen Hij heeft geleden Hij heeft zijn bloed vergoten tot vergeving der zonden. Tot behoudenis van arme zondaren. Omdat Hij hen zoo lief had. Hij heeft ons het eeuwige leven verworven Hij had ons lief Hij is opgestaan Die ook ter rechterhand Gods is Die ook voor ons bidt. Voor Hem kniel ik met Thomas neer: «Mijn Heer en mijn God." En met Petrus aan zijne voeten moet ik het zeggen: «Heere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik U liefheb."

... .De trouwe belijder aan de voeten des Heeren trok mij hier nader tot zich en legde mijn hand op zijn hart, dat ik door de ontvleeschte ribben voelde kluppcn Hij drukte met zijne beide handen mijn hand tegen zijn hart en ging voort:

: «Ja. Ik heb Hem lief; ik heb Hem zoo lief; Hij is mijn Zaligmaker."

Wi] zwegen allen in de diepste ontroering, terwijl zijn siem fluisterend werd in de herhaling zijner liefde aan zijn Verlosser.

Daar ging hij voort, rrijn hand op zijn hart gedrukt: »Ik geloof in God, den Heiligen Geest dien de Heere Jezus Christus voor ons verworven heeft. Hij alleen is het, die het hart wederbaart. Hij alleen is het, die de oogen van den zondaar opent. Hij alleen is het, die ook mijne oogen geopend heeft. Hij is met den Vader en den Zoon de éénige, waarachtige God. Hij alleen is het, die mij uit de duisternis tot het licht bracht Hij, de Heilige Geest, Hij is het, die het geloof in mijn hart gewerkt heeft. Hij alleen is het, die in alle waarheid leidt. Die mij den Heere leerde kennen en liefhebben, en liefde gaf voor zijne geboden Neen, ik ken geen ander geloof in den Heere Jezus Christus, dan het geloof, dat h.t werk is van den Heiligen Geest, Die mij mijne zonde leerde kennen en vertrouwen op mijn God en Zaligmaker. O, daar zijn er, die ik liefheb en voor wie ik leefde en bad, die den Heere lezus belijden als hun Zaligmaker en zeg gen, dat zij in vrede sterven kunnen maar die het werk des Heiligen Geestes niet kennen; die geen arme zondaren voor God geworden zijn. Ik versta hen niet; ik ben niet gerust over hen; ik gevoel geene gemeenschap met hen; ik ben bedroefd over hen; het mag zoo niei met hen blijven. Ik ben vereenigd met hen, die den drieëenigen God als hun God en Zaligmaker belijden. Die God is mijn God, Van zijne hand verwacht ik de kroon der rechtvaardigheid, welke de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij geven zal, en niet alleen - mij maar ook allen, die zijne verschijning hebben liefgehad. Maar met zijn Woord moet ik onderricht en vertroost worden, zoolang als ik nog leef" Onze lieve broeder zweeg en veegde zijne tranen weg. Ik troostte hem, dat het een ander is, die zaait en een ander die maait; maar dat in den dag des oogstes zich verheugen zuilen beide, die gezaaid en gemaaid hebben. Dat die God, die hem uit de duisternis tot het licht bracht, dezelfde blijft en zijn werk op aarde niet zal laten varen. Dat de Heere hen, die dwalen, door onderwijzing wil leiden in het rechte spoor. Toen mocht ik God loven en Hem alleen de eere geven voor zijtie genade en trouw, die Hij in onzen zwakken broeder verheerlijkt had Ook voor het werk, dat Hij hem gegeven had, om te doen. Voor het getuigenis van den Naam des Heeren, dat Hij met de smaadheid van Christus, had mogen dragen hier en in Indiê; ook als volksvertegenwoordiger en als minister; het getuigenis ook voor de kerk des Heeren. En daarna, heb ik den lieven broeder gedankt voor zijn liefje en trouw; voor zijn arbeid en strijd en li)den voor ons uolk, voor ons christenvolk, voor de gemeente des Heeren; voor de zaak onzes Gods Ik mocht hem verzekeren, dat zijn arbeid in den Heere niet ijdel iou zi)n. Maar ook. dat wij hem de rust en de heerlijkheid zoo gunden. En ik mocht spreken van de trouw onzes Gods tot in eeuwigheid.

Nu nam de lijder weer het woord, maar om hoorbaar tot God te spreken.

Daar wierp hij zich voor zijn God; zichzelven als den grootsten der zondaren bekennende met de woorden van den apostel Hoe vernederde hij zich! Hoe beleed hij al zijne verdorvenheid en schuld! Hoe wierp hij al het zijne weg als schade en drek ! Hoe aanbad hij in smeekingen den God aller genade 1 Hoe riep hij als de onwaardigste! Hoe omhelsde hij de genade des Heeren. Zijne genade alleen.

En niet voor zichzelven alleen bad Keuchenius. Hij bleef zichzelven gelijk. Hij leefde in zijn sterven nog voor zijn volk, voor Gods volk, voor de zaak des Heeren.

Zoo bad hij voor mij en de gemeente. Voor alle dienstknechten des Heeren. Hij bad voor hun dienst,

dat de Heere die tot verlichting zou doen strekken door den Heiligen Geest. Hij bad om de bekeering van vele zondaren, om de bekeering van ons volk van den leugen tot de waarheid. Hij smeekte voor den arbeid des evangelies. Hij smeekte voor degenen, die het evangelie niet kennen. Hij smeekte om de kennis van de liefde van Christus voor allen, die het Evangelie hooren. Hij smeekte om de samenbrenging en vereeniging van allen, die den Heere Jezus liefhebben. Hij smeekte voor ons volk. Voor de beteekenis en roeping van dat volk onder de volken. Voor zijn oprichting naar Gods Woord. Hij smeekte voor allen, die daarvoor arbeiden, strijden, lijden. En in het bijzonder nog voor de hofstad, de koningin, en de koningin-weduwe regentes. Hij smeekte om de verheerlijking Gods en van den Heere Jezus Christus, dien eenigen dierbaren Naam, tot zaligheid gegeven. Nu begon zijn stem te dalen.

Hij had gesproken. Hij bleef biddende, en nadat ik hem" nog den Heere opgedragen en een paar woorden uit de Schrift daarbij gevoegd had, moest hij wat rust nemen.

Later sprak hij weer moeilijk en weinig, maar aan zijn zielswensch om nog eenmaal te getuigen^ was voldaan.

Zijn geloof bleef krachtig tot het einde toe.

Ook voor zijn bitter lijden dankte hij. Voor de genade des Heeren, die hem dit vergunde. En die hem ook vergunde, tegenover, de wetenschap, die machteloos was, het blijk te dragen van wat de ge nade Gods in Christus Jezus is en vermag. Dadrtoe achtte hij dezelaitste pijnen noodig. Tot een getuigenis.

Tot een getuigenis was ons Keuchenius.

Een getuige des geloofs en der liefde van Christus ; een getuige voor de eere Gods,

E> e hand op Gods Woord.

Zijn versleten Bijbel, een bundel losse bladeren, waarvan hij nooit scheiden wou, ligt met hem in zijn kist.

Die man was door Gods genade de ontslapen Nederlandsche staatsman, de oud minister Keuchenius. Hij, spreekt nog door zijn geloof, nadat hij gestorven is.

Aanbidding en dankzegging zij Hem, die op den troon zit en het Lam!

En God zal degenen, die ontslapen zijn in Jezus wederbrengen met Hem,

Voor deze mededeeling zijn we Ds. Sikkel dankbaar. Hij heefc als Herder en Leeraar met dezen kranken en stervenden broeder geworsteld ; aan het graf heeft hij zeldzaam trouw en ernstig van hem getuigd en voor zijn genoten bezit gedankt; en nu verrijkt hij ons nog met dit rijke woord.

Zoo kennen we dan nu Keuchenius tot aan zijn einde.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1893

De Heraut | 4 Pagina's