GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschlanda Uit de Wurt em be r g-sche Synode.

De Wurtembergsche Synode der landskerk is van 20—22 November, dus drie dagen lang, bezig geweest om de vragen te behandelen, die betrekking hebben op de leertucht. De beraadslagingen werden geopend door Dr. Lechler, den Senior der Synode, die opmerkte, dat de strijd om de belijdenis in de kerken was gedragen, zoodat ook in de vergadering moest beslist worden of de landskerk den schat, door de reformatie haar geschonken, zou vasthouden, dan of zij zich aan eene nieuwe reformatie onderwerpen wil. Er was een stuk ingekomen van de predikanten Finck, Gmelin, Steudel c. s. waarin zij te kennen gaven, dat zij langs den weg van onderzoek tot het inzicht waren gekomen, dat de kerk een tal van verouderde'bestanddeelen in hare leer had. In het geheim had men afwijkende richtingen in de kerk toegelaten, doch dit was een toestand die der kerk onwaardig is, daar zij officieel de nieuwere beschouwingen verwerpt.

Een lid der commissie van advies antwoordde hierop, dat de Wurtembergsche kerk openlijk afwijkende meeningen in haar boezem had toegelaten; zij had scheurmakers en sgemeenschappen" ruimte genoeg gelaten en was alleen in de uiterste gevallen tot uitsluiting gekomen. Daarmede verklaarde zij echter niet, dat men voor zulke afwijkende meeningen de deur wijd wilde open zetten en haar formeel recht worde toegekend. De kerk duldt ook in hare leeraren zulke afwijkende meeningen, zonder die meeningen daarom in bescherming te nemen of daaraan gelijk recht met de belijdenis van de kerk toe te kennen. De onderteekenaars van het adres geven te kennen dat zij, die hunne afwijkende gevoelens deelen, in de meerderheid zijn en dreigen, dat, wanneer men hen niet tegemoet komt en hun openlijk hun recht waarborgt, zij dit recht 7ienien zullen. Hierop antwoordde de spreker, dat men het antwoord op zulke dreigingen over kan laten aan het hoogste kerkbestuur. Wanneer zij zich echter beroemen op hun overmacht, dan staat er geschreven: sVrees niet, gij klein kuddeke." Zegt men, dat de kerk eenvoudig de phcht heeft om dezulken, die van de leer afwijken, buiten de deur te zetten? Hierop antwoordde spreker: dit kunnen, mogen en durven wij niet. Het is onze taak te wachten en te hopen, te getuigen in liefde en ernst, te wachten of en wanneer de Geest des Heeren eene ommekeer in de geesten tot stand brengt. Voorts werd aangetoond, dat het dwaasheid was, om te zeggen naar Rom. 14, die een geloofsartikel belijdt, belijdt het den Heere, en die er een niet aanneemt, die laat het den Heere achterwege. Het gold niet dingen, die men doen of laten kon, maar zaken die het leven der kerk betroffen. Spreker liet uitkomen welk een diepgaand verschil er bestaat tusschen hen die Christus als eeuwigen Zoon Gods belijden, en die Hem als zoodanig verwerpen.

Daarna nam een tweede rapporteur het woord en betoogde, dat de verschillen, die openbaar geworden waren, niet betroffen de z. g. historische eridek, maar de verhouding van God tot de wereld; de vraag: is er eene werkelijke openbaring Gods, of wonderen en gebedsverhooring mogelijk zijn of niet, of in Jezus Christus de eeuwige Zoon Gods in de wereld gekomen is en of hij werkelijk persoonlijk bij de zijnen tegenwoordig is.

Daartegenover verhief zich Dr. Hilber om de moderne ideën te bepleiten. Wij kunnen het ons niet ontveinzen, dat zijn redebeleid heel wat krachriger was dan dat van zijn beide voorgangers, trouwens was het standpunt, waarop hij zich plaatste, meer waar en eerlijk. Na eerst eene poging gewaagd te hebben om aan te toonen dat de rachtzinnigen en de modernen eigenlijk hetzelfde beleden, voer hij voort met te zeggen, dat wanneer men ontkent, dat een predikant, die de nieuwe denkbeelden volgt, met zegen werken kan, er ook geen vrede zijn kan. Dan blijft er voor eene kerk die op hare eer gesteld is niets anders over als om te zeggen: weg met hen. Dan moeten vóór alles de theologische faculteiten aan eene grondige reiniging onder-

worpen worden. Men make er dan ernst mede. Stemt men toe, dat de moderne en de orthodoxe denkbeelden in eene hoogere eenheid kunnen worden samengevat, dan is er ook niets tegen om eene grootere vrijheid en het gebruik van eene theologisch geformuleerde belijdenis té geven. Moet men dan geen meerdere speelruimte laten bij het onderteekenen van deze belijdenisschriften? Men erkent dat er hoogere eenheid is tusschen de verschillende opvattingen van het Christendom, doordat men predikanten, wiens denkwijze men kent als aan de belijdenis afwijkende, aanstelt, ja zelfs roept om de hoogste ambten in de kerk te vervullen, terwijl ook het recht van bestaan der onderscheidene richtingen in de theologische wereld door niemand ernstig bestreden wordt.

De debatten werden gesloten door een rede van den Generaal Superintendent en Ober Consistorial Rath prelaat D. Wittich (welk een titels!) Deze nam een z.g. bemiddelend standpunt in, hetwelk ook door het Consistorium tot hiertoe ingenomen was en waaraan het getrouw blijven _ wil. Op de bedenking dat het Consistorium inconsequent was, antwoordde hij, dat ook het leven zijne antinomieën heeft, waarmede men rekening moet houden. Er bestond een zekere spanning tusschen de resultaten der wetenschap en de eischen der praktijk. In dezen nood heeft het bestuur alle reden om mild te zijn; en het moet er aan denken, dat de koning der kerk, ook met het oog op de dienaren der kerk, heeft gezegd, dat Hij het gekrookte riet niet wil verbreken en dat Hij de rookende vlaswiek niet wil uitblusschen. Vertrouwende op de opvoedende macht van het ambt, kan de kerk ook nog zoekenden tot den kerkedienst toelaten, wanneer zij maar den wil hebben om de kerk te dienen; deze milde praktijk heeft reeds menige edele kracht voor de kerk behouden en de splitsing in twee legerkampen verhinderd. Ook had deze gedragslijn ten gevolge, dat de karakters oprecht bleven; en het is zeker goed, dat bij examina de candidaten voor hunne dogmatische gevoelens durven uitkomen. Maar bij dit alles moest de kerk toch hare leer hebben, waaraan te herkennen is wat volgens hare overtuiging waarheid is; want zonder vaste vormen kan men niets bewaren. Daarom heeft de kerk hare belijdenis noodig en moet hare dienaren aan haar binden. Daarom heeft zij ook hare lijurgie noodig en hare agenda naast de verscheidenheid die zich in prediking en onderwijs openbaren mag en moet.

Hiermede waren de algemeene beschouwingen afgeloopen. Daarna begonnen de debatten over de onderteekeningsformule voor de predikanten. _ Tot hiertoe moesten de predikanten zich verbinden om »bij hunne voordrachten en bij het godsdienstonderwijs zich aan de H. Schrift te houden en zich geen afwijking van het Evangelisch leerbegrip, gelijk dit voornamelijk in de Augsburgsche confessie begrepen is, veroorloven." Men stelde voor, het woord sEvangelisch leerbegrip" te veranderen in «grondwaarheden der Evangelische leer." Doch men begreep, dat daarmede aan een ieder werd vrijgelaten om uit te maken wat tot de grondwaarheden behoort, en wat niet. Daarom werd de voorgestelde wijziging eenvoudig afgestemd. Maar als men meent dat djiarmede iets verkregen werd dat ten goede der landskerk kan werken, vergist men zich zeer, want met groote meerderheid van stemmen werd de volgende motie aangenomen: sDoordat de Synode de verklaring van het koninklijk Consistorium van 26 Jan. 1893 overneemt, volgens welke het geen predikant verboden is, de Christelijke waarheid onmiddellijk aan de H. Schrift te ontkenen en voor te stellen, indien slechts de zakelijke en historische samenhang met de grondgetuigenissen, in welke de Evangelische kerk hare opvatting van de Schrift nedergelegd heeft gewaarborgd blijft" — verklaart zij het verzoek om verandering der onderteekeningsformule voor beantwoord."

Dat daarmede het besluit om de onderteekeningsformule te laten gelijk het sedert 1827 geweest is verworpen wordt, is ons duidelijk genoeg.

Op ons maakte de handelingen der Wurtembergsche Synode een treurigen indruk. Niet één lid der Synode die het opnam voor het recht der gemeente om door hare leeraars volgens hare belijdenis te worden onderwezen. Niet één, behalve de modernen of Ritschlianen, die aantoonden welk een jammerlijk standpunt het kerkbestuur inneemt, dat naar omstandigheden een Schrempf uit het ambt ontzet, omdat hij wat al te stout met zijne ontkenningen was voor den dag gekomen. Maar overigens blijven de hoogleeraren in de Godgeleerdheid hun verderfelijke leer onder de studeerende jongelingschap verbreiden, waardoor de kerken steeds meer op het dwaalspoor worden geleid. Men verwart twijfelzucht aangaande de waarheden van de fundamenten waarop de kerk'rust, met den zieletoestand van die begenadigden, wier hart verbrijzeld is vanwege hunne zonden.

Men beschouwt dit ambt als een middel om iemand van zijn ongeloof te genezen, terwijl de Heere wil, dat de herders en leeraars zullen arbeiden tot opbouwing der geloovigen en tot volmaking van het lichaam van Christus. Zoo wordt de dienaar des Woords een patient in plaats van een man die krachtens zijne heilige roeping in den naam des Heeren het genezend medicijn door de verkondiging van Gods Woord aan de geestelijk kranken biedt.

Is het te verwonderen dat vele gemeenteleden, die treurige toestanden ziende, er aan gaan denken om de landskerk, die steenen geeft voor brood, te verlaten? Bij hen, die zeggen het op te nemen voor de belijdenis, nedergelegd in de Augsburgsche confessie, is niets dan betreurenswaardige halfheid te zien; men beweert te wachten op de werkingen des Heiligen Geestes, die de dwaling moet uitbannen, en inmiddels wederstaat en bedroeft men den Geest des Heeren.

Dat het getal van hen, die de belijdenis hunner kerk nog liefhebben nog zeer groot is, bewijst het groot getal abonné's op het Stuttgarter Ev. ZontagsblaU, waarvan wekelijksch 135, 000 exemplaren worden gedrukt. Dat er in ^Vürtemberg nog mannen gevonden worden, die er niet tegen opzien om tegen den tijdstroom op te roeien, blijkt uit het feit, dat door een aantal gemeenteleden, gelijk wij reeds mededeelden, aan den koning, als oppersten bisschop der landskerk, het verzoek gericht werd, om ten mmste één hoogleeraar in de Godgeleerdheid te benoemen, die op het standpunt van de belijdenis der kerk staat. Die mannen vonden geen gehoor, terwijl de 157 moderne predikanten, die der Synode verzochten om het formulier, dat candidaten tot den H Dienst moeten onderteekenen, te wijzigen, door het votum der Synode, feitelijk hun zin hebben gekregen. Diep treurig!

WiNCKEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's