GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXX.

JEAN DE MADOC.

Daar zijn drie jaren verloopen, sinds den marteldood van Florentin te St. Nicolas in Lotharingen. De toen verstrooide kudde dier plaats is weer verzameld en verlangt een herder en leeraar. Een der geloovigen begeeft zich met eenen brief van de kerk van St. Nicolas en een aanbeveling van de predikanten van Metz, naar Geneve om er een dienaar des Woords te zoeken. Hij krijgt er een en wel Jean de Madoc.

Jean de Madoc, geboortig uit Languedoc, had zich, nadat hij tot kennis der waarheid gekomen was, te Geneve gevestigd om er dieper in Gods Woord ingeleid te worden en zich te oefenen in een godzaligen wandel. Toen de kerk van Geneve zijne leer en zijn leven zag, werd hij door haar naar Bussin en Arzier (in het land Vaud) gezonden om er het Evangelie te prediken. Verscheidene jaren bleef hij daar. Doch toen hij bemerkte, dat hij er weinig kon uitrichten en men er de kerkelijke tucht niet aannam en toepaste, werd hij gedwongen, tot zijn spijt, weer naar Geneve terug te keeren met zijne zwangere vrouw en viji jonge kinderen. Doch de Heere, die zich van hem wilde bedienen om zijn weïk voort te zetten, beschikte het zoo, dat hij spoedig weer een arbeidsveld vond. Dat arbeidsveld was — wij hebben er reeds van gesproken — St. Nicolas de Few in LoiliariBgietj. Ongfevefer twefe maanöeïi haö db Madoc zijn ambt daar waargenomen, toen hem door de broeders zijner kerk werd gezegd, dat de heer van DeuUy tot kennisse der waarheid gekomen was en verlangde zich bij de kerk te voegen. Daar Gerbeviller, waar genoemde heer gewoonlijk vertoefde, niet meer dan vier mijlen van St. Nicolas verwijderd was, besloot de leeraar, in overleg met de broeders, derwaarts te gaan en den pas bekeerden in de waarheid beter te onderwijzen. Hij kon dit te geruster doen, aangezien het meerendeel der geloovigen te St. Nicolas, zich weer, op bevel van den prins van Lotharingen, had moeten verwijderen.

Madoc verliet den 24sten Mei 1564 zijne gemeente, vergezeld van eenen broeder uit Luneville (eene stad aan den weg naar Gerbeviller gelegen.) Aldaar overnachtte hij in de woning eens geloovigen, waar, spoedig daarop, twee anderen uit dezelfde plaats, van zijn komst verwittigd, hem kwamen opzoeken.

Maar de Satan, die altijd op de loer legt, ruide eenige menschen, die in de buurt van Viller aan het spelen waren en den laatsten der genoemde broeders zagen voorbijgaan, tegen de geloovigen op. Zij begonnen te vloeken en te razen: sDat we alle Hugenooten van Luneville hier hadden en hen dooden mochten." Terstond daarop verliet een gerechtsdienaar zijne vrienden en ging aan het raam staan van de kamer, waar Madoc en zijn broeders bijeenwaren en zeide liardop: sindien ik wist, dat hier een predikant was, ik zou dit spoedig aan den schout vertellen." Toen Madoc en zijne vrienden deze woorden hoorden, verlieten zij, na kort beraad, de woning. Madoc werd naar het huis van een anderen broeder gebracht, waar hij een twaalftal geloovigen vond, tot wie hij het Woord Gods sprak. Onder de prediking vernam hij, dat de schout, gewapend, naar Viller gekomen was, om hem te zoeken, Madoc ontroerde niet, voleindigde de predikatie, deed het gebed en liet ieder naar huis gaan. Des andierien daags htb'itie hfj van zijnen gasthfefer^ dat de schout een dubbele wacht aan de stadspoorten gezet en den wachters bevolen had, geen vreemdeling, zonder zijn toestemming, de stad uit te laten gaan.

De broeders, dit vernemende, waren zeer bedroefd, maar Madoc troostte hen, vooral zijne gastvrouw. De Heere was met hem, aldus verzekerde hij, daarom had hij niets te vreezen.

Na deze vermaningen beraamden zij samen middelen, hoe zij den leeraar buiten de stad zouden kunnen brengen. Daarna werd er gebeden. Doch eer dit gebed ten einde was, kwam de schout met zijne dienaren binnen en nam hem gevangen. sWeest Gode aanbevolen, mijne broeders", sprak de martelaar, terwijl hij den schout volgde. Toen de heer van DeuUy hoorde, wat er met Madoc gebeurd was, verzocht hij den schout hem los te laten, of hem zachtkens te behandelen. Doch de schout antwoordde dat hij den procureur-generaal des prinsen reeds verwittigd had omtrent de gevangenneming des leeraars.

Gedurende Madoc's gevangenschap bracht de schout verscheidene personen bij hem, die met hem twistten over onderscheidene punten der leer. Een dezer was d'Amondant, raadsheer van den hertog van Lotharingen, tegen wien Madoc bewees, dat de leer der transsubstantiatie eene valsche leer was. Tegenover eenen anderen, den onderwijzer van eenen jeugdigen edelman, die pas zijne studiën te Tresburg had voltooid, hield hij staande, dat de mis eene verloochening was van de eenige offerande van Christus en eene vervloekte afgoderij. Een derde wilde hst gezag der kerk stellen boven het Woord van God. Dezen toonde de martelaar zijne dwaling duidelijk aan. Eindelijk kwam er nog een monnik, de Abt van Beaufié (eene abdij niet ver van Luneville gelegen), doch deze werd meer door de nieuwsgierigheid, om eenen Hugenoot te zien, gedreven, dan doOr de lust om "te redetwisten.

Den zSsten Mei verscheen de procureur-generaal, met name fetrand de - Htingrë, vergeaeM van twee geriefchtsdienaren, te Luneville. Toen de broeders dit hoorden, werden zij zeer bedroefd, niet om zich zelf, maar om Madoc's wil. Daarom vereenigden zij zich tot den gebede en bevalen zich Gode aan.

Den volgenden morgen liet de procureur-generaal ze bij zich komen. Toen zij verschenen, zeide hij hun aan, dat de hertog hem gelast had, hun de keuze te geven, ót naar Roomsche wijze te leven, óf 't land binnen zes weken te verlaten. Overtraden zij des hertog's bevel, dan zouden zij opgehangen worden. Ook deelde hij hun mede, dat hij een hunner leeraren had gevangen genomen en bevolen binnen drie dagen het land te verlaten op poene van gedood te worden.

De broeders kregen acht dagen bedenkenstijd. Nog dienzelfden dag vernamen zij echter van anderen, die het zelf gezien hadden, dat de schout, vergezeld van drie gerechtsdienaren, Madoc de stad had uitgebracht naar een heuveltje, een kwartier van Luneville verwijderd en daarna teruggekeerd was met één man.

De waarheid was, dat de schout Madoc, onder den schijn van hem vrijgeleide te geven, een eind weggebracht en daarop afscheid van hem genomen had, waarna Madoc door de twee overgebleven gerechtsdienaren, overgeleverd werd aan den hoofdschout, die in het bosch op hem wachtte, en toen verder geleid. Onderweg werd hij geslageii en mishandeld, nadat hij op een paard was vastgebonden. Toen zij meenden, dat zij ver genoeg verwijderd \^•aren van de menschelijke samenleving, zetten zij Madoc weer op den grond. De martelaar bad en werd toen geworgd aan den voet van een boom. Zijn lijk wierpen zijne beulen in een dichte haag. Zoo was het uiteinde van dézen getuige voor Jezus Christus.

DE GAAY FoRTJiAïf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's