GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

XII.

EEM DUURGEKOCHTE ZEGEPRAAL.

Intusschen werd het gevecht op de brug steeds heviger. Niemand dacht aan wijken. Telkens drongen van achteren mannen op en traden in de plaats van hen, die den moorddadigen strijd moesten opgeven. Vooral werd de kamp gevaarlijk op dat gedeelte der brug 't welk geen leuning meer had. Met lansen en zwaarden bestookte men elkaar van weerszijden.

Klaus en zijn strijdmakkers hadden een moeilijken post. Bijna geen van hen was meer ongedeerd. Vlak naast den wagenmaker stortte een burger dood neer, door een steek met een speer getroffen. Doch in 't volgende oogenblik tuimelde de keizerlijke voetknecht, die de wond had toegebracht, zelf zwaar gekwetst ter aarde. Het zwaard in de gespierde vuist van den wagenmaker had hem neergeveld.

De burgemeester, die overal tegelijk scheen te wezen, droeg zorg dat er geen verwarring ontstond. Hij liet de dooden en de gewonden wegvoeren (voor welke laatsten de vrouwen vooreerst te zorgen hadden), moedigde de mannen aan tot den strijd en hield op allen 't oog. Eindelijk, op het oogenblik dat hem gunstig scheen, beval hij tegelijk van twee zijden op den vijand van den oever los te branden. De burgers, meest geoefende schutters, troffen raak, zoo zelfs dat de Spanjaard een oogenblik ontzet terugweek.

Een luid gejuich ging onder de verdedigers op. »Vooruit!" riep Klaus die, schoon op drie plaatsen gewond, zijn post niet had willen verlaten, »de vijand wijkt; wij winnen!"

Dat was generaal Vives te veel. Hij baande zich met geweld een weg door 't gedrang naar de brug, vloekend én tierend over den langen duur van den strijd,

»Zijt gij soldaten? " riep hij den voorsten toe; slaat gij u door dien handvol burgers tegenhouden ? Ik zal u voorgaan, en we zullen ...."

Doch eer hij kon uitspreken, renden twee Spaansche soldaten, die wel begrepen dat zoolang Klaus stand kon houden, de strijd geen eind zou nemen, met gevelde lansen vooruit. Zij zouden, 't kostte wat het wilde, dien man onschadelijk maken, wiens kracht niet scheen uit te putten. Woedend ijlden ze op hem toe. Doch Klaus zag het. Zonder een oogenblik te aarzelen springt hij. vooruit, tusschen de speeren door, grijpt met elke hand een vijand en smakt beiden tegen den grond. Maar nu valt hij zelf door den schok, en dat juist op 't gevaarlijkst gedeelte der brug. Nog een oogenblik, en alle drie storten in de rivier!

Een schreeuw van ontzetting ging onder de Constansers op. Maar evenzoo een kreet van verbazing onder de keizerlijken, toen zij de kloeke daad van dien eenen man aanschouwden. Van weerszijden sprongen er mannen té water om de drenkelingen te redden. Een oogenblik was alle strijd vergeten. Tien, twintig handen grepen naar Klaus en zijn aanvallers...

't Was of ontzetting den vijand had aangegrepen. De Constansers daarentegen werden met nieuwen moed bezield toen zij hun medeburger zoo zagen strijden. Ze waren niet meer te houden. Zijn geest scheen in alle gevaren. Zonder te letten op pieken, zwaarden en musketten stormden zij de brug verder op, tegen den vijand in. Daartegen waren de keizerlijken niet bestand, de voorsten sloegen in verwarring op de vlucht. Wel trachtte de generaal hen tegen te houden, maar vergeefsch. Hij werd omvergeworpen. Al meer en meer nam het gedrang toe naar de zijde van Petershuizen, tot het eindelijk alles in wilde vaart meesleepte. Heel het Spaansche leger sloeg op de vlucht.

Een luid vreugdgeschreeuw hieven de Constansers aan, toen zij den gevreesden vijand voor hen zagen vluchten. Al wat nog de wapenen voeren kon zette hem na. Zij, die vuurwapenen hadden, haastten zich vooruit, en menig kogel trof nog onder de aftrekkende vijanden, zooals bleek uit de dooden en gewonden, die men op den weg naar de poort van Petershuizen vond liggen. De mannen uit de voorstad hadden voor den eersten aanval, gelijk we zagen, moeten wijken. Die nog konden kwamen nu te voorschijn, en keerden zich met de Constansers tegen den vluchtenden vijand, 't Was of de keizerlijken èn den moed èn de bezinning verloren hadden. Ruiters en voetvolk renden ordeloos dooreen, en haastten zich de poort uit te komen, wat echter lang niet allen gelukte. Van allen kant drongen de Constansers op hen aan, en bestookten de vluchtenden zooveel zij konden. Eerst op bijna een uur buiten de stad gaven de verdedigers de vervolging op. Vermoeidheid en ook 't gemis van paarden dwongen er hen toe.

't Was een wonderlijke avond, welke volgde op dien dag van beroering, benauwdheid en strijd. Hier hoorde men gejuich over de behaalde zegepraal, en stonden op straat groepjes elkander te vertellen van de groote gebeurtenis­ sen van den dag, of liepen, liederen zingende, volgens landsgewoonte, door ^de straten. Niet weinigen bezochten het tooneel van den strijd, waar het pas zoo woelig was geweest, en nu alles zich weer even kalm vertoonde, terwijl de maan zich spiegelde in de zilveren wateren van den Rijn. Alleen de gebroken brugleuning getuigde van den feilen kamp die had plaats gehad. Toch was 't op de brug vol van menschen, die óf naar Petershuizen óf naar Constanz gingen, om te hooren hoe het daar was toegegaan. Z Aan eten en drinken was dien dag weinig ge­ è dacht. Thans had men in der haast nog iets o genuttigd. Doch de meesten die 't even konden doen, bevonden zich op straat. Zelfs de kinderen schenen dien avond geen bedtijd te hebben. Trouwens, er was ook veel ongewoons te zien. Eerst waren de gév/onde vijanden die men op de brug en in de voorstad vond, weggebracht naar een .'vertrek in het raadhuis, waar de geneesheeren hen kwamen verbinden. Toen had men de dooden weggebracht. Overal op de straat lagen pieken, sabels, helmen en ander wapentuig. De een nam dit, de ander dat mee, om 't als een aandenken te bewaren.

Maar te middden van al die drukte en het gejuich, was er ook veel treurigheid. Meer dan één huis was gesloten, wijl er een doode was, wijl man of zoon, die dien morgen nog gezond en wel ter kerk ging, nu daar nederlag, door den vijand geveld. Elders weer zat een huisvrouw, eCR moeder of een zuster bij het ziekbed, waarop een gewonde nederlag, die alle zorg en verpleging vereischte, terwijl men angstig zich afvroeg, of hij er weer wel van zou opkomen. En terwijl allen God dankten, die het gevaar voor de stad en voor den vrijen loop van het Woord der waarheid had afgewend, ging tegelijkertijd uit menig hart een rouwklacht op, of een bede, dat de Heere genezing mocht geven en de vrees beschamen. En 't bleek ook hier weer, hoe elke oorlog, ook al wint men het, een vernielend kwaad en een verwoesting in 't land brengt. Gelukkig, daar komt een tijd dat de volken geen oorlog meer zullen leeren. Maar hoe was het met Klaus gegaan? vraagt misschien de lezer. Dat zullen we hooren.

CORRESPONDENTIE.

A. W. S. te L. We zullen gaarne beproeven antwoord te geven. Dat er geen teekens in den brief staan is wel jammer, maar daar moeten we dan ook maar eens over spreken, Eén teeken staat er toch alvast in; de verdere komen wel.

HOOGENBIRK,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's