GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk ban Christus en de armen of ongelukkigen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk ban Christus en de armen of ongelukkigen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII.

Eindelijk had men te Embden nog een armenzorg voor de arme schippers. „Het schippersgild had zijne eigene wetten en stond onder de leiding van twee voor hun gansche leven benoemde olderlieden en vier regenten, aan welke laatsten de zorg voor de armen van het gild was opgedragen. Voor dezen moesten zij bij de gildebroeders gaven inzamelen, welke zij dan weder onder de behoeftigen verdeelden. De verdeeling van levensmiddelen en kleederen had iederen Zondag, na afloop van de namiddaggodsdienstoefening, in de groote kerk plaats." „In geval van ziekte, nood en ellende moesten de regenten hunne gildebroeders bezoeken, hen op allerlei wijze vertroosten en den nood trachten te verzachten. In gemeenschap met de andere diakenen moesten zij schipbreukelingen en vreemd scheepsvolk, dat in de gastvrije haven in nood en ellende geraakte, milddadige handreiking bieden.”

„Tot de bronnen, waaruit deze diakonie hare fondsen trok, behoorden bepaalde inkomsten der stad, eene jaariijksche belasting, die zij gerechtigd was in ontvangst te nemen. Dan behoorde er ook toe een gebruik, dat wij tot den huldigen dag in Engeland zien toegepast. Bij het jaarlijksche feestmaal, waartoe de aanzienlijkste en vermogendste mannen en vrouwen der stad werden uitgenoodigd, werd aan tafel eene collecte gehouden, waaraan ieder naar vermogen bijdroeg. Eindelijk was er nog eene loffelijke gewoonte, die veel tot stijging der kas bijdroeg. •Wanneer de godvruchtige schippers hunne reis over de ongewisse baren hadden volbracht en hunne lading in de veilige haven voorspoedig gelost, plachten zij God en Zijne armen en nooddruftigen een dankofifer te brengen in den vorm van koren of andere voedingsmiddelen die zij als lading hadden meegebracht.”

Zietdaar den arbeid der Christelijke barmhartigheid door de kerk des Heeren. Haar tekort werd in den loop der tijden zooveel mogelijk aangevuld door de liefdadigheid van op zichzelf staande vereenigingen en van gelijkgezinde vrienden, die tot eenig werk der barmhartigheid elkander de hand reikten. Nu eens staande op denzelfden grondslag der kerk, dan weer op dien der neutraliteit tegenover de religie, hebben deze vereenigingen veel goeds verricht en tot stand gebracht. Ondankbaarheid toch zou het zijn te miskennen, wat wij in dit opzicht aan de verschillende Dorkassen, Diakonessenhuizen, Hulpen in nood en zoovele andere openbaringen van de barmhartigheid, die van Christus is uitgegaan, verschuldigd zijn. Doch wanneer de vraag gedaan wordt of in den dienst der barmhartigheid, zooals de Christus die eischt, hierdoor is voorzien, dan moet erkend worden, dat dit niet zoo is.

Daartoe is noidig, dat de kerk van Jezus Christus zich opmaakt. Reformatie in den dienst der barmhartigheid moet zij zich dus als het doelwit van haar streven in deze dagen kiezen. En waaraan is dan in de eerste plaats behoefte? Aan het besef, dat de gemeente des Heeren zelve barmhartigheid heeft te bewijzen en dat zoo ruim mogelijk moet opvatten, zoodat alles daaronder valt wat ontferming eischt. Dat dit geschiedt door de wettige organen, welke de Heere der gemeente aan zijn kerk gegeven heeft, spreekt van zelf, maar dezen moeten toch niet meer willen zijn dan de organen; de mond, de ooren, de oogen van 's Heilands kerk. Tegenwoordig wordt dit vaak vergeten, en het is niets ongewoons te hooren van idealen, die op de werkelijkheid breken en dus moeten prijsgegeven worden, wanneer men spreekt over de beginselen, die de Heilige Schrift aangeeft voor de ontwikkeling en ontplooiing der barmhartigheid. Idealen zijn er om bereikt te worden, om er ten minste naar te jagen, ten einde ze te bereiken; en hiertoe behooren alle middelen te worden aangewend. Degenen, die de tafelen dienen, moeten de dienaren blijven en de gemeente door den Eigenaar der tafelen geroepen om ze te vullen en te bezorgen. De eerste taak dus van de dienaren der barmhartigheid moet zijn de gemeente te onderwijzen en te onderrichten uit den woordc Gods, hoe zij eigenlijk hare armen, hare weezen, hare ouden van dagen, hare kranken, de vreemdelingen, de reizigers, enz. enz. heeft te verzorgen, opdat er ontwake een drang bij alle belijders des Heeren om den Heere in dezen gehoorzaam te zijn, al zou daarvoor ook prijsgegeven moeten worden wat tot nu toe gold als noodzakelijk of wenschelijk. Om een enkel voorbeeld te noemen. Wanneer het blijkt dat er meer barmhartigheid in de huisgezinnen moet beoefend worden tegenover ouden van dagen of weezen of ongelukkigen, is men er niet van af, wanneer men zegt dat zulke gezinnen waar dit geschiedt, zeer weinige zijn en men dus naar andere middelen moet zoeken. Strijden om dit te verkrijgen, wanneer het Gods wil is, moet dan aller taak zijn, doch met alle voorzichtigheid en zonder dadelijk de krukken weg te werpen. Dit zal zeker veel studie, veel tijd, veel ernst vorderen, goed; maar mag des Heeren zaak gediend worden met de minste moeite en de minste studie? Niet minder noodzakelijk voor de rechte leiding van den geheelen dienst der barmhartigheid is, dat de gemeente nauwkeurig beproeve de KM«xawaBM9KcatfSR«sn verschillende gaven voor dezen arbeid, welke in de gemeente aanwezig zijn. Tegenwoordig geschiedt dit niet. Eischen stelt men voor den persoon, maar niet voor hetgeen hij te doen heeft. Wel zou men hiertegen kunnen aanvoeren, dat de beproeving der talenten en genadegaven moeielijk is, en dit zullen wij niet ontkennen. Doch mogelijk is het, zoodra de gemeente zelve in haar geheel deelneemt aan het werk der barmhartigheid. In andere zaken beproeft men de geesten ook eerst. Vreest men echter, dat deze onderzoeking tot bedillen, tot vitten zal aanleiding geven, tot een beoordeelen en veroordeelen van hetgeen er gedaan wordt, men achte dit gevaar niet denkbeeldig, wanneer de gemeente van Christus zich niet gedrongen gevoelt door de liefde van haren Heere te handelen. Anders verdwijnt deze moeielijkheid.

Verdeeling van den arbeid is op dit gebied hoogstnoodzakelijk, en voor elk der onderdeden er van moeten de rechte mannen gekozen worden. Nu is het vaak of iemand, di^; armen verzorgen kan, ook de weezen of de ouden van dagen kan dienen. En dit is toch in geenen deele het geval. Ieder onderdeel eischt den geheelen mensch, misschien met enkele uitzonderingen.

Eindelijk moet de kerk de particuliere barmhartigheid zoo weten te leiden, dat zij de kerkelijke aanvult. Naarmate de kerk in dezen harer roeping meer en meer bewust wordt, naar die mate zal zij ook rijker worden aan het geld en de goederen, die zij voor den dienst der barmhartigheid noodig heeft. Van harte hopen wij, datde Heere der kerk eene reformatie bewerke in den dienst der bannhartigheid en de gemeente Christi niet langer daar sta als een dienstmaagd, die hier haren Koning niet dient naar de eeuwige ordinantiën.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

De kerk ban Christus en de armen of ongelukkigen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's