GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het historisch gevondene.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het historisch gevondene.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In Scolastica II was, gelijk men zich herinnert, beweerd, dat er drieërlei dingen zijn, waarnaar te zoeken ongerijmd is. Ten eerste te zoeken naar hetgeen niet zoek is. Ten tweede naar hetgeen reeds gevonden werd. En ten derde naar hetgeen God ons openbaart.

Daartegen nu opperde de 7V< ? ^^r/««^^r bedenking. Niet wat het eerste, en niet wat het laatste punt betreft. Maar wel wat aangaat het tweede. Een bedenking, steunende op deze overweging: Of het reeds gevondene waarheid behelst, moet tóch weer aan Gods Woord getoetst. Stelt ge dus twee naast drie, dan neemt ge een bron van waarheid aan, die naast het Woord het absolute gezag der historie doet gelden.

Laat ons beginnen met de stukken voor te leggen.

Dr. Kuyper schreef in Scolastica dit tweede punt dit:

Niet anders staat het met de tweede tegenstelling, waarop ik U wees, ons niet meer zoeken naar wat voor lang reeds gevonden werd, of wilt ge ons/«V^Örisch standpunt tegenover het altijd op nieuw beginnen van 't Hypercriticisme. Het gebouw der wetenschap is zoo reusachtig groot in aanleg, dat, indien er bij den bouw geen orde, geen samenwerking, en geen rekenen met de historisch gereed gekomen fundamenten plaats grijpt, het gebouw nooit onder dak komt. Al wat reeds lang gevonden werd, raakt dan weer zoek, en het zoeken moet telkens op nieuw beginnen, en zulks wel door ieder «onderzoeker onzer eeuw" op eigen risico, en nieuw over heel het terrein Dan sluipt wantrouwen in u met opzicht tot elk verkregen resultaat. De lust bekruipt u, om elk vroeger onderzoeker op een fout te betrappen en ter wille van die fout hem aan de kaak te stellen Ge moet als zelfstandig denker dan vrij zijn, en zelfs als hoogleeraar u aan niets en niemand behoeven te storen. Zoo zelfs dat al kipt ge tien jaar later met eigen vinger het kaartenhuis om, dat ge eerst met veel vertoon van geleerdheid hadt ineengekunsteld, het toch »hoog wetenschappelijk' moet heeten èn wat ge eerst geknutseld én wat ge daarna destructief gearbeid hebt. Met dit critisch individualisme nu weigeren wij, als tegen aard en doel van alle wetenschap indruischend, meê te gaan. Ons spreekt daarin wel het spel van den op zoeken beluste, maar niet de ernst, die het kind des menschen in steeds klaarder licht van wetenschap wil doen voort wandelen Had de wetenschap alleen met de stoffelijke wereld, met het meetbare en weegbare te doen, er dreigde van die critische manie en van die atomistische zelfinbeelding geen gevaar, want een experiment is op staanden voet te hernieuwen, en een rekensom is spoedig overgecijferd Maar hoe gewichtig ook rie ontdekking en het leeren behandelen van natuurkrachten zij, alle déaraan gewijde studie levert toch nooit anders dan het lage sousterrein der wetenschap, en tot haar hoogere verdiepingen klimt ge eerst op, als ge indringt in de geestelijke wetenschap van het onzichtbare menschenleven, en in de verhouding van dat menschelijk leven zoo tot de wet die het volgt, als tot de mystieke eenheidsmacht die het worden en verworden liet en het aanstuurt op zijn doel. Die hooge, die edele wetenschap nu is zóó saamgesteld, zóó ingewikkeld, en zóó zeer verre boven het omspanningsvermogen van één enkele eeuw, laat staan van één enkel denker, uitgaande, dat er van verder komen in kennis geen sprake is, tenzij de komende eeuw wil voortspinnen aan den draad die aan de weggestorven eeuw nit de hand gleed." Resultaat van dien historischen arbeid nu was, dat er in deze hoogere wetenschap principieel onderscheidene positiën zich voordoen, die de historie zelve in bloed en tranen heeft uitgewerkt. De subjectieve verscheidenheid belet hier de eenheid, en naar dat ieder in zijn geest staat, voegt een dezer historische positiën bij hem en hij bij die positie. Daar nu saamwerking zich alleen bij gelijkheid van uitgangspunt denken laat, werken wij hier uitsluitend met hen samen die de positie onzer Gereformeerde vaderen innemen. Zoo als zij den stand der dingen vonden, zoo spreekt die ook ons als waarheid toe, zoo past ze op ons eigen levensbesef. En daarom weigeren we weer op straat te gaan staan, om al wat stond met de toorts der critiek in brand te steken, en dan nieuw te gaan bouwen. We wonen in het Gereformeerde huis. dat ons als erfenis van de vaderen is toegekomen, en zetten daarin ons leven voort Noemt men dat nu onwetenschappelijk, merkt dan op, hoe zij die ons dat brandmerk aanwrijven [feitelijk hetzelfde doen, alleen op minder soliede wijze. Ook onder hen toch is er niet één, die zelf thetisch geheel zijn eigen denkwereld heeft opgebouwd en alle fundament van het weten onderzocht heeft. Ook zij drijven op kurken, die anderen in het water lieten Ze voegen zich in een heerschende denkwijze. De Schlagwörter dier denkwijze spreken ze na. Ze zijn Kantianen, of Hegelianen, of Darwinisten, enz School naast school met een eigen catechismus komt onder hen op, en bij dien Catechismus van hun school of van hun leermeester zweren ze. Vocalen zijn er nooit meer dan vijf in ons alphabet geweest, en ook onder de critische atomisten vormen de consonnanten, die nog nooit een eigen geluid gaven, het groote gros. Ook zij wonen dus bij anderen in, en gaan uit van een door anderen gevonden positie. Slechts met dit verschil, dat de positie waarin wij onzen_.stand ^ nemen door een historie van eeuwen ge^kt is, waar zij schier elk decennie hun kaleidoscoop verschieten laten. En dit ook, dat wij zelf erkennen van wat anderen vonden uit te gaan, terwijl zij steeds de zelfverleidende pretentie koesteren, als dischten ze nooit anders op dan primeurs uit eigen broeikas.

Hiertegen nu merkte de recensent in de Ned. dit op:

De adstructie van de middelste dezer drie laatste stellingen schijnt ons het zwakke punt uit het boek. Immers, daar het Gereformeerde beginsel niet anders wil zijn dan het Schrift beginsel in zijn zuiversten en volledigsten vorm, zal het onderzoek naar wat tijdelijk zuurdeesem en wat essentieel gereformeerd is, samenvallen met dat andere onderzoek, wat de Schrift openbaart en eischt

Want wel is zeer schoonen juist, wat dr Kuyper op blz. 16, 17 en 18 uiteenzet, nl dat het absurd is niet te rekenen met de vruchten der denkkracht van het voorgeslacht, en elk op eigen gelegenheid weer van vorenaf aan te beginnen, daar immers de wetenschap «ver boven het omspanningsvermogen van één enkele eeuw, laat staan van één enkel denker" gaat, zoodat men op die wijs nooit zou vooruitkomen, — maar er bestaat ook geen enkel wetenschappelijk man, die op die wijze studeert. Heeft men ooit gehoord van een wijsgeerig denker, die zijn boekenkast dicht houdt en, zonder andere bron dan zijn eigen gedachte, gaat philosopheeren over de vraagstukken, die gedurende vele eeuwen den menschelijken geest hebben beziggehouden? Immers neen Een ieder doet zijn voordeel met de ervaring van het voorgeslacht; zelfs hij zou dit doen, die nergens aansluiting zocht, omdat hij overal grondfouten zag Hij wist dan althans, welken weg hij niet moest inslaan. Men kan ook profiteeren van de fouten van het voorgeslacht.

Het lijkt ons daarom onjuist, als elementen der te vinden waarheid op één lijn te stellen: »wat anderen reeds vóór u gevonden hebben" en »wat u zonder zoeken door openbaring in den schoot wordt geworpen" Immers het laatste is Waarheid en er behoeft alleen de inhoud van geconstateerd te worden. Van het eerste moet behalve den itihoud ook de waarheid zelve nog telkens door het wetenschappelijk onderzoek worden gelegitimeerd. Dit

sluit volstrekt niet de hooge beteekenis van het vroeger «gevondene" uit; dit maakt geenszins het historisch tot stand gebrachte waardeloos »La critique est facile, l'art est difflcile« geldt ook op philosophisch gebied. En het is gemakkelijker denken met de vrucht van vroegere denkkracht vóór ons, dan in de ijle lucht van een onontgonnen wijsgeerige atmosfeer.

Wij voor ons nemen dus met Dr. Kuyper aan, dat het doel van echte studie het vinden is Ook, dat wij daarbij de uitspraak van ons bewustzijn en de goddelijke Schriftopenbaring dankbaar als crrondslagen moeten aanvaarden, naar wier waarluid niet meer gezocht behoeft te worden (alleen naar den inhoud). En ook, dat bij het zoeken naar de overige, ons niet geopenbaarde waarheid de resultaten van het geschiedkundig zoeken voor treffelijk materieel, kostbare bakens in zee en handwijzers op den weg zijn Maar wij kunnen dit laatste niet als «gevonden waarheid* op één lijn stellen met het eerste. Noch geheel, wat ook Dr. Kuyper niet doet Noch gedeeltelijk, na er eerst het «tijdelijke» (dwz wat wij zelven«/«i? als waar heid erkennen) uit geabstraheerd te hebben

Deden wij het geheel, wij zouden de vaderen, — deden wij het op de beschreven wijs gedeeltelijk, wij zouden onszelf voor onfeilbaar verklaren

Nu zij ons al aanstonds de opmerking veroorloofd, dat de geachte recensent geen \ rekening hield met wat in Scfiol. II op p. 24 ^ staat. Het is dit:

Niet anders staat het met ons historisch beginsel Of denkt men soms dat de Gereformeerde levens beschouwing ons in een geheim document, kant en klaar, en uitgewerkt, in handen is gestopt? Is dan het Calvinisme in zijn opkomen en bloei niet een historisch verschijnsel, dat evenals elk ander stuk historie uit de bronnen moet worden opgediept ? En nu, moet om uit dat in bepaalden tijdsvorm opgetreden historisch verschijnsel te concludeeren tot zijn leidende gedachte, niet het tijdelijke geabstraheerd, het zuurdeesem van de mate meels gescheiden, en de eenheid in het veelvormige opgespoord ? En indien dit klaar als de dag is, waarom zou dit constateeren van het Gereformeerde beginsel dan in aard van studie minder wetenschappelijk zijn. dan het constateeren van den gee t van Indië of Hellas?

Reeds hieruit blijkt duidelijk, dat met het historisch gevondene niet bedoeld was een pasklaar geheel, maar een materie die op zich zelf nogmaals grondig onderzoek vereischte.

Zelfs ging Scolastica II nog verder, en verklaarde, dat ook bij hetgeen de Heilige Schrift ons openbaart, soortgelijk onderzoek moet worden ingesteld.

Er werd toch gezegd:

En geheel ditzelfde gaat evenzoo door, als we toekomen aan het Openbaringsbeginsel der H Schrift. Ook hier toch is het een gansch valsche voorstelling alsof de Schrift ons een gereede Confessie en een voor het leven pasklaren Catechismus bood. Oük wat de Schrift ons openbaart, kan eerst door grondig, opzettelijk onderzoek geconstateerd worden En al is het geloof aan de Schriftwaarheid een vrucht van dat Testimonium Spiritus Sancti, dat in zekerheid door niets is te vervangen, de kennisse van die Schrift en van haar inhoud kan niet anders dan vrucht van onderzoek en studie zijn. In die mate zelfs, dat er uit alle denkbare talen geen boek naast dit heilige Boek is te leggen, waaraan zoo diepgaande, zoo alomvattende, zoo nooit rustende studie besteed is, als juist aan de Heilige Schriftuur.

Verstaan we intusschen onzen recensent wel, dan is het ook niet dit waartegen hij opkomt, maar doelt zijn verzet alleen op het ivaarheidskarakter, dat aan de historische vondst als zoodanig wordt toegekend.

Niet alleen moet men onderzoeken hoe de historische vondst zich aan ons voordoet, maar ook, nader, in hoeverre ze op imarheid berust, en ons alzoo waarheid biedt.

Hij schijnt den indruk te hebben ontvangen, alsof Dr. K. aan de traditie der historie op zich zelf, omdat ze historische traditie is, een absoluut waarheidskarakter wenscht toe te kennen, gelijk staande met het waarheidskarakter dat de inhoud der Heilige Schrift bezit.

Hiertegen nu zij al aanstonds opgemerkt, dat Scolastica II volstrekt niet alleen handelt van het hoe, maar ook wel terdege het waarom bespreekt, en dat wel op het nog veel critiekerej punt van den inhoud der Heilige Schrift zelve.

Tegenover hen toch, die het standpunt innemen, alsof men de Schrift slechts had op te slaan, om gereed te zijn, stelde Scolastica II dit andere standpunt, dat we geroepen zijn, om het pleit voor de waarheid van hetgeen de Schrift ons openbaart; ook tegenover den verst afstaanden tegenstander hebben te voeren.

De schrijver liet zich daarover in dezer voege uit:

Ook van niet-Christelijke, ook van anti-Christe lijke zijde wordt slag op slag beweerd, dat veel wat we in onzen waarheidstresoor als diamant en goud wegborgen, valsche steen en klatergoud zou zijn Nu ligt niets verder van ons dan het beweren: Wat anderen ook tegen ons inbrengen, het raakt ons niet. Diep gevoelen we den levensband, die ook ons bindt aan het menschelijk geslacht, en daarom als mensch ook aan onze tegenstanders onder menschen. De wetens.chap is een algemeen menschelijke functie, en wie zich opsluit in eigen kring, zonder zich ook met wie buiten dien kring denken, «auseinander zu setzen, " raakt uit den frisschen stroom in het moeras. Ook tegen de bedenkingen onzer principiëelste tegenstanders hebben we daarom ons verweer te stellen, en omgekeerd hunne o i. valsche stellingen aan te vallen, het laatste niet uit vinnigen haat, maar uit liefde voor wie door hen misleid worden

Slechts werden daarbij drie restriction gemaakt.

In de eerste plaats wat de orde van behandeling betreft:

Alleen maar, we gaan hierbij bezonnen en met onderscheid te werk. Zoolang onze kracht nog zoo klein is, en er nog zooveel arbeids aan de opbouwing van eigen huis te verrichten valt, concentree ren we onze energie in de eerste plaats op de thetische, deductieve en systematiseerende onderzoeking van onze beginselen De verdeeling van 'ijd en arbeidskracht houden we aan ons zelven. Wie zich haastte om enkel apologeet te zijn, ver speelde altijd zijn invloed, kwam meest van een slechte markt thuis, en gaf de beschikking over zijn studiën in handen van den tegenstander. Zoo gaat alle eenheid van studie te loor, en moet men eiken morgen gereed staan om wat op nieuw tegen u werd ingebiacht, te beantwoorden. Een tot niets leidende aphoristische slavernij.

Ten tweede wat het karakter aangaat der aangevoerde bedenkingen:

Dit vooreerst, en dan in de tweede plaats, wei­ geren we onze kracht te verspillen aan het nog eens weerleggen van wat reeds zoo telkens weerlegd is. Veel van wat ons tegengeworpen wordt, zijn versleten argumenten, die hun volledige tegenargumentatie sinds lang gevonden hebben, en waarover het debat zoo is uitgeput, dat het niet verder kan, Door al te dikwijls te worden opgevoerd wordt het beste gladiatorenspel ten leste ongeniet baar. Het is oleum et operam perdere.

Ten derde wat betreft den aard van het bewijs:

En dan in de derde plaats nog dit. Verreweg het grooter deel dezer bedenkingen zijn deductiën uit contraire grondstellingen, beheerscht door een wijsgeerige idee Daartegenover nu is het principieel altoos onwetenschappelijk, den strijd op het terrein der deductiën te voeren, zoolang de strijd over de grondstellingen niet is uitgevochten Wat b.v. zult ge den strijd over het Christelijk dogma met wie het loochent aanbinden, zoolang ge niet over het Schriftgezag tot-xenparige conclusie zijt gekomen ? Of ook, wat zult ge over het Schriftgezag met hem gaan redetwisten, als niet eerst het zondebegrip en het openbaringsbegrip tusschen u en wie u tegenspreekt %'aststaat Doch al eischt uit dien hoofde juist deugdelijk-wetenschappelijke methode, dat ge den strijd over den oorsprong der rivier op de bergen, en niet aan den oever der zee tot beslissing brengt, voor wat ie grondstellingen aangaat hebben ook wij wel ter dege den wetenschappelijken strijd, tot zelfs met een Von Nietzsche, aan te binden. Een wetenschappelijke kring die het geven van rekenschap afslaat, begaat zelfmoord

Maar desniettemin werd staande gehouden, dat De Genestet's „alleen maar het critiekste mef\ voor ons geen zin heeft, en met het oog hierop aldus geconcludeerd:

Aan den strengen eisch dat de wetenschappelijke toetsing tot op het critiekste doorga, onttrekken we ons dus allerminst. Niet alsof we voor het subjectief verschil in grondovertuiging het oog sloten. Aesthetisch zult ge den doove nooit van het schoon van Beethovens symphonieën overtuigen Ethisch viel aan een Nero de heiligheid van het huwelijk nooit te bewijzen. En zoo ook oordeelde Jezus, op waarheidsgebied, dat, »wie niet wedergeboren is uit water en Geest, het koninkrijk Gods zelfs niet kan eten" Maar zelfs dan nog blijft dat subjectieve element zelf onderwerp van weten schappelijke disputatie, en zijn we bereid ook te dien opzichte het deugdelijk recht van ons stand punt waar te maken.

Hieruit volgt o. i., dat er indengedachtengang' van Scolastica II geen oogenblik sprake van was, of kon wezen, alsof de historische vondst zonder meer, als ahsohite waarheid boven alle recht van onderzoek naar haar waarheidskarakter werd geplaatst.

Het was duidelijk, dat a fortiori ook van deze historische vondst gold, wat opzettelijk ten opzichte der Heilige Schrift als eisch werd gesteld, t. w. dat de man van wetenschap, mits in ordelijke disputatie, en in disputatie op zijn tijd, steeds het waarheidskarakter ervan moest willen onderzoeken en bepleiten.

Dat spreekt zóó vanzelf, dat het alleen ten opzichte van de Heilige Schrift nader uiteen werd gezet, omdat alleen ten opzichte van de Heilige Schrift deze noodzakelijkheid soms in twijfel wordt getrokken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Het historisch gevondene.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's