GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Professor Muller over Calvijn's bekeering.

Dat men ook in Duitschland belang stelt in de Calvijn studiën blijkt uit vele dingen. Zoo heeft de hoogleeraar Karl MüUeï dezer dagen een studie geplaatst in de „Nachrichten der K. Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen, " over de bekeering van Calvijn-

De Tubingsche hoogleeraar, schrijver van een nog niet voltooid handboek voor Kerkgeschiedenis, heeft nogmaals het door velen reeds behandelde probleem in het leven van den grooten reformator, opnieuw zoeken op te lossen. Protessor Muller gebruikte daarbij het geheele materiaal dat tegenwoordig den geschiedvorschers ten dienste staat, en behandelt achtereenvolgens de chronologie van de jeugd van Calvijn en zijne ontwikkeling, gelijk die blijkt uit zijn briefwisseling met zijn vrienden, zijn confidentie in den commentaar over de Psalmen en uit de gebeurtenissen kort na 1533. Als dit afgehandeld is bespreekt Prof. Muller in 6 „bijlagen":1. de data uit de registers van het Domkapittel van Noyon; 2. den kennelijken invloed, dien Charles Calvijn op zijn broeders uitoefende; 3. de rectorale rede van Cop op Allerheiligen; 4. den brief van Satolet als bron voor Calvijn's bekeering; 5. den brief van Calvijn aan Bucer van 4 Sept. (zonder jaar) uit Noviodemum; 6. een brief van Nicolas Regius, hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid te Bourges, aan Francois Daniël te Orleans, ongeveer uit 1534.

In de bijlage beweert Professor Muller, dat de rede van Cop niet door Calvijn is opgesteld; in een aanhangsel geeft hij twee facsimile's, waarop het handschrift van den reformator is overgenomen, waarin een stuk van Cop's rede gevonden wordt.

Het resultaat zijner onderzoekingen vat de Tubingsche hoogleeraar aldus samen: A. Lang heeft zich beijverd aan te toonen, dat de godsdienstige ervaring, die Calvijn tot reformator maakte, gelijk was aan die van Luther. Ik ben echter in tegendeel van oordeel, dat het eigenaardige karakter van Calvijn, in tegenstelling met Luther, reeds in den aard van zijn bekeering uitkomt.

Bij Luther kwam het tot een beslissing, toen hem uit Rom. 1:17 de zekerheid der barmhartigheid en liefde Gods uit den inhoud der geheele Schrift duidelijk werd. Deze kennis had Calvijn uit datgene wat de reformatie verworven had, wellicht reeds jaren lang bezeten; maar daardoor was hij niet tot het keerpunt van zijn leven gebracht; dat de Souvereine wil Gods gebiedend tot zijne ziel kwam en haar dwong, dat voor zijn aangezicht alle uitvluchten moesten verdwijnen, dit was zijn bekeering. Craindre Dieu, se dédier du tout a nostre Seigneur, (God vreezen, zich geheel en al aan God overgeven), werd voortaan de drijfkracht van zijn leven. En wijl hij dit ook aan anderen als het doel van zijn arbeid heeft voorgesteld, daardoor werd hij tot reformator gemaakt. Als men naar een parallel van Calvijns bekeering zoekt, zoo is deze veeleer in die van den kerkvader Augustinus t. te vinden".

In hoofdzaak is de hoogleeraar het hierin eens met hetgeen eerst door Lecouttre en daarna door professor Doumerque in zijn „Calvijns jeugd" zoo uitvoerig en zoo uitnemend voorgesteld is, terwijl de Duitsche schrijver Licentiaat A. Lang deze meening niet deelt. Het is een verblijdend verschijnsel dat men steeds meer van het leven en van het werk van Calvijn studie gaat maken.

N.-Amerika. Uit de General Assembly der Presbyteriaansche kerk.

Den 22sten Mei 1.1. besloot de Algemeene Synode van de Presbyteriaansche kerk van het Noorden, te Winona vergaderd, om zich met . de Cumberlandsche Presbyteriaansche kerk te vereenigen. Wanneer men weet dat bij de Cumberlanders het Arminianisme den boventoon voert, dan is het duidelijk, welk een droeve beteekenis deze vereeniging heeft. Het is een Stap op de „down grade". De vereeniging werd op bovengenoemde vergadering zonder discussie met algemeene stemmen, en onder stormachtige toejuichingen aangenomen. Is het niet bedroevend? Moet niet ook van uit Nederland daartegen ernstig geprotesteerd worden?

Er is echter iets, dat eenigermate de smart over dezen loop der dingen verzacht. Den volgenden dag namelijk stemde de vergadering het voorstel om de confessie van Westminster af • te schaffen en daarvoor een „Brief Statement" (korte verklaring) in de plaats te stellen, af.

Doch wij vragen: wat baat het, als men in de theorie al een Gereformeerde belijdenis handhaaft, terwijl men in de praktijk deze weder laat varen door zich met de Arminiaanschgezinde Cumberlanders te vereenigen?

Het voorstel om de Confessie van Westminster op zijde te zetten, was gedaan door het Presbyterium Nassau, onder leiding van den bekenden Dr. Carter, die openlijk de leer der Presbyteriaansche kerk verwerpt, door gelijk „The Banner of Truth" meldt, lasterlijke aanmerkingen te maken op de Westminstersche confessie. Het wordt door velen in de nieuwe wereld betreurd, dat genoemde Dr. Carter door zijn Presbyterium in de bediening gehandhaafd wordt.

Het „Brief Statement", dat Dr. Carter in de plaats van de Westminstersche confessie wilde stellen, is eenige jaren geleden door de General Assembly der Presbyteriaansche kerk aan het publiek aangeboden als eene uiteenzetting van hetgeen de opstellers in de Presbyteriaansche kerk fundamenteel achtten. Het kan dus volstrekt niet aangezien worden voor een belijdenisschrift van de Presbyteriaansche kerk.

Het is te vreezen, dat zoolang Dr. Carter en zijne geestverwanten beschouwd worden als goede Presbyterianen en in die kerk kunnen blijven, het „Brief Statement" wel eenmaal zal geschoven worden in de plaats van de Westminstersche confessie, welke Calvinistisch is.

Nu zijn sommigen nog niet tevreden met de vereeniging van de Presbyteriaansche kerk met de Cumberlanders. Zij willen eene federatie van allen „die den Hemelschen Vader liefhebben en het voorbeeld van Christus volgen". Gelukkig, dat de General Assembly der Presbyteriaansche kerk de gedachte aan zulk een federatie heeft verworpen. De Synode was vooral gekant tegen het „Council", dat de aanhangers der federatie in het leven wenschen te roepen, vreezende, dat daaraan te veel macht zal worden toegekend. De grondgedachte van de voorstanders der federatie is daarom niet minder verwerpelijk. Immers daardoor zou een kerkelijke band geslagen worden om bestrijders en belijders van het Evangelie Dr. N. M. Steffens zegt hierover in „de Hope" zeer juist: „Geve God, dat dit protest der Presbyterische kerk het begin eener heilzame reactie zij ten gunste van de historisch gewordéne kerken. Waar kerken in ons land zich organisch vereenigen kunnen op grond der gereformeerde belijdenis, zullen wij zulk eene vereeniging met gejuich begroeten. Wat bijeen behoort mag niet gescheiden blijven. Dit is de keerzijde van de stelling, die ik verdedig, dat wat niet bijeen behoort niet vereenigd mag worden. Het is mij een raadsel, hoe de publieke opinie, die naar eenheid van het heterogene streeft en eene groote kazerne wil bouwen voor godsdienstige menschen, die afkeerig zijn van ons denominationeel leven, zulk eenen invloed kan uitoefenen op de vele duizenden in ons land, die de gereformeerde leer liefhebben, dat men bijkans geene stemmen hoort tegen de kerkverwoestende taktiek der vrienden der uniformiteit, die volgens Kuyper de vloek is van het moderne leven. Wij begroeten derhalve de houding der General Assembly tegenover het plan der federatie met blijdschap".

Maar met minder blijdschap kan het volgende besluit der Synode begroet worden: De Presbyterianen zijn de Roomschen en Episcopalen hunne Kathedralen gaan benijden. Dat de laatsten van domkerken houden, is te begrijpen. Zij hebben immers „Kathedra's", dat is, zetels voor bisschoppen. Doch nu willen de Presbyterianen te Washington eene domkerk bouwen. De General Assembly benoemde eene commissie, om het volgende jaar over het stichten van een Kathedraal advies, uit te brengen. Presbyterianen, die de beginselen hunner kerk verstaan, kunnen' er geen vrede mede hebben dat men een Kathedraal gaat bouwen, een groot kerkgebouw, die niet aan eene plaatselijke gemeente maar aan de generale kerk toebehoort. In Schotland geeft men reeds aan de Moderators der General Assembly den titel van „Very Reverend", (zeer Eerwaard). Dr. Steffens volgt hieraan toe: „Wie weet wat de „evolutie" nog uit de puriteinsche kerken zal maken. Krijgen wij intusschen ook een Hollandsch Gereformeerde kathedrale? Wiet weet? "

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's