GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hongarije. Miskenning van Calvijn.

Eenige maanden geleden meldden wij, hoe in Hongarije, naar aanleiding van het Calvijnfeest, vele geschriften in het licht waren gegeven om de beteekenis van den grooten reformator en van zijne werken aan de Hongaarsflhe Gereformeerden voor oogen te stellen. Er verscheen echter ook een geschrift, dat men als een giftig onkruid beschouwen moet 't welk door zijn heilloozen stank veel nadeel aan de Gereformeerde kerk van Hongarije deed en dat eerst in den laatsten tijd door een radicalen maatregel uit den tuin dezer Kerk kon verwijderd worden. Wij bedoelen de Charakteristiek van Calvijn door professor Eugen Zovanyi.

Zovdoyi werd uit Roomsche ouders geboren. Als 18 jarig jongeling kon hij het met zijn weerbarstige natuur, die geen gezag kon verdragen, in het Priesterseminaiium niet uithouden. Hij ging tot de Gereformeerde Kerk over en volbracht 4ijne Theologische studiën (van 1883—X887) aan de Ev. Geref. Taeologi sche faculteit te Sdrospatak. Onder zijn mede-."«tudenten onderscheidde hij zich door zijn vorschenden geest, zijn voorliefde voor historische onderzoekingen en door zijn slagvaardigheid, scherpe tong en welversneden pen. Als student, en later als academisch docent en vice-bibliothecaris, gaf h^ een bundel historische opstellen in bet licht, maar tegelijk openbaarde hij gemis aan piëteit tegenover mannen die hun ambt in de kerk en aan de Hoogeschool met eere bekleedden, wanneer zij hem in den weg kwamen of zijn onfeilbaarheid bestreden.

In 1892 werd hij, na zich eerst te Sarospatak als privaat-docent gevestigd te hebben, als predikant te Kolozsvar benoemd. Na een jaar had hij het daar zoo gemaakt, dat er een kerkelijk proces tegen hem begonnen werd, zoodat hij het geraden achtte, een andere plaats te zoeken. Dit gelukte hem; bij werd te Tiszasolvcar, een aanzienlijke gemeente, beroepen. Maar ook daar kon hij slechts eenige jaren rustig leven; hij kreeg het weldra met de gemeenteleden te kwaad. Een kerkelijk proces werd tegen hem begonnen, waarin hij tweemaal vrijgesproken en ten derden male tot een geldboete veroordeeld werd. Van zijn kant klaagde bij honderden van de leden zijner kerk wegens beleediging aan, doch allen werden vrijgesproken. Toen zijn positie onhoudbaar geworden was, dong hij naar het professoraat in de Kerkgeschiedenis te Sarospatak en werd als zoodanig, al was het niet zonder vrees, om den naam die hij als kerkhistoricus verworven had, benoemd (1901). Kort na zijn optreden als hoogleeraar begon hij een veldtocht tegen hen, die hem wantrouwden of niet genegen waren zijn ongegronden eisch om meer tractement in te willigen, _ De algemeene vergadering van het kerkdistiict aan gene zijde van de Theisz en het bestuur van de Hoogeschool te Sarospatak keurden het doen van Zovanyi openlijk af en verklaarden vertrouwen te stellen in de mannen die door dezen aangevallen waren. Het hielp niets. Daarop richtte bij zijn aanval tegen de Bestuurscommisie der Hoogeschool, De uitkomst was, dat zijn aanklachten deels ongegrond, deels overdreven verklaard werden, waarom hij tot een vermaning veroordeeld werd. Nauwelijks was dit proces afgeloopen, of hij beleedigde den algemeen geachten negentigj»rigen bisschop Bartholom Kun. Wederom werd een proces tegen hem begonnen, ditmaal gepaard met schorsing, en opnieuw werd hij tot een berisping veroordeeld.

Na zijn optreden als hoogleeraar werd Zovanyi door het Kerkdistrict opgedragen de „Christelijke Kerkgeschiedenis", door zijn voorganger Warga geschreven, te herzien en te voleindigen. In het begin van 1908 verscheen het derde deel van dit boek, waarin de schrijver zich aldus over Calvijn uitlaat:

„Calvijn kan in den gebruikelijken zin des woords niet als een reformator beschouwd worden. Waar heeft hij zijn reformatorische werkzaamheid ontplooid? Nergens. Toen hij naar Gerève toog, vond hij daar alles al gereed, en zijn arbeid aldaar was niets anders dan organiseeren en het scheppen van orde in de dingen die reeds aanwezig waren. Hij die niet anders deed dan de denkbeelden van anderen overnemen en daaruit datgene kiezen, wat hem het meeste leek. Bij een reformator behoort een arbeid van iets hooger beteekenis, dan die van Calvijn was. De reformator schept een nieuwe wereld, die beter en voortreffelijker is, dan de oude was. Hij stelt zich tegen de offtcieele, maar bedorven opvatting van een geheele wereld, en schoon hij aan het gistende en verborgen verlangen van zijn eeuw uiting geeft, zoo bestormt hij toch door zijn optreden de bestaande orde en den heerschenden geest. Al wilde en ondernam Calvijn te Geneve iets dergelijks, het was echter slechts in een kleinen kring in een stad of een kanton; zijn streven was ook niet tot bevordering van den vooruitgang, maar van den achteruitgang, want allereerst was het tegen het Zwinglianisme gericht.... Luther was de wereld-reformator, niet Calvijn. Zonder den arbeid van Luther, had Calvijn waarschijnlijk nooit aan de verbetering der kerk gedacht, vooral omdat het hem aan den zelfopoff%: renden heldenmoed ontbrak, dien een reformator hebben moet. Hij vlood tweemaal uit Paiijs. Hoe ideaal-hoog staat daarentegen Luther, die ook dan naar Worms sreeaan zou /jia, a! waren daarin zooveel duivels als pannen op de daken.

Luther was, volgeus de nu reeds algemeene opvatting, de ongeëvenaard groote held van de geschiedenis der reformatie... Op den weg der ontwikkeling vormde de schepping van Calvijn een station, hetwelk zijn oppervlakkige geest als een eindstation wilde beschouwd hebben, , ., Calvijn was geen scheppende geest, men kon hem een eclecticus noemen. De karakteristieke elementen van zijn systeem zijn alle aan anderen ontleend Dit alles doet natuurlijk zijn groot heid minder worden, maar een nog nadeeliger invloed op zijn naam oefent het oordeel van een onbevangen geschiedbeschrijving over de beruchte uitkomst van zijn kerkelijke tucht. Het is toch een op grond van authentieke berichten, ook door Protestantsche schrijvers erkend feit, dat de zedelijke strengheid van Calvijn, die tot de wildste onverdraagzaamheid ontaardde, zich in een geheele reeks van monsterachtige wreedheden openbaarde".

Zoo schreef een hoogleeraar vaa eea Theologische iarichticg, die door de ïïcngaarsche Gereformeerde Kerk, en wel door de Calvinistische voorvaderen, enkel tot sterking en bevordering van de Helvetische of juister van de Calvinistische belijdenis in Hongarije, in het leven werd geroepen, en die door de rijke middelen, welke de vaderen daarvoor schonken, en door de gaven der Gereformeerde Kerken onderhouden wordt.

Hoe is het te verklaren dat Zovanyi zich aldus smadelijk over den geestelijken vader der Geref. Kerken uitliet? Is er iets van zijn vroegere opleiding bij hem blijven hangen? Zou hij, doordat hij eigenlijk een geestverwant van Servet is, zich zoo hebben uitgesproken? Zou hij verbitterd geworden zijn door de vele pro; cessen die tegen hem gevoerd werden? Wij weten het niet. Zeker is het, dal de Gereformeerden in Hongarije het niet hebben willen ongestraft laten, dat een hoogleeraar zich aldus over Calvijn uitsprak. Ze hebben zich de miskenning van hun geestelijken vader Calvijn door Zovangi niet laten welgevallen. Het Generale Convent dier Kerk was juist toen in April 1908 het derde deel van Warga's Kerkgeschiedenis (met het aanhangsel omtrent Calvijn) verscheen, te Boedapest vergaderd. De karakteristiek, die daarin door Zovangi gegeven wordt, werd door een der leden voorgelezen. Het geheele Convent was verontwaardigd ƒ de uiting van Zovangi werd een onteering van de Gereformeerde Kerk en van den grooten reformator genoemd. Ieder was van oordeel, dat men zoo niet het 4oojarig gedenkfeest van den geboortedag van Calvijn kon tegemoet gaan. Het Convent besloot daarom opheldering van de zaak te vragen aan de commissie voor de parochiale bibliotheek. Deze commissie ried, nadat zij het advies van de algemeene vergadering van het kerkdistrict aan deze zijde van de Theisz ingewonnen had, aan, het reeds verschenen maar nog niet verzonden derde deel der kerkgeschiedenis zonder bet aanhangsel van Zovangi in het licht te zenden en dit aanhangsel te vernietigen. Dit voorstel werd door het algemeen Convent aangenomen.

De redacteur van de Sdrospataki Reformatus Sapok (Geref. bladen van Sarospatak) zond het karakterbeeld dat Zovdagivan Calvijn ontwierp, aan onderscheidene kerkhistorici en Tneologen van naam, om hun gevoelen daaromtrent in te winnen. De Beriijnsche hoogleeraar Harnack antwoordde, dat hij uit gebrek aan tijd aan het verzoek van den redacteur niet kon voldoen, maar toch schreef hij het volgende: „Maar dit eene wil ik wel zeggen, dat Calvijn de Mozes van West-Europa geworden is en dat zijn zedenwetgeving (Sittengesetzgebung) wellicht het gewichtigste moment in de grondvesting der modern protestantsche cultuurontwikkeling is, Zïker is Calvijn geen reformator als Luther, maar ook Luther is geen reformator als Calvijn geweest. Maar het zijn twee geheel verschillende typen van reformatoren. Persoonlijk is Calvijn ook mij weinig sympathiek. Maar reformatoren zijn ons niet gezonden om ons sympathiek te zijn, maar om de menschheid tot een hoogen trap op te heffen. Dit heeft Calvijn ook gedaan, "

De hoogleeraar Paul Tschackert teGöttingen schreef: Het inliggend blad, hetwelk een referaat van Eug, Zovangi bevat, is een treurig voorbeeld van verbazingwekkende onkunde omtrent het levenswerk van Calvijn, Calvijn is ongetwijfeld naar tijdsorde een man van de tweede generatie der reformatoren; hij heeft ook veel van Luther overgenomen, maar als dogmaticus en als kerkorganisator is hij een man van den eersten rang. Zijn geest «Ijeheerscht de Romaansche wereld en een deel der Germaansche; zijn hoogeschool is de kweekschool voor de Theologische jeugd ­van alle Romaansch Gereformeerde kerken; zijn Theocratische staat (ofschoon kennelijk verkeerd gebouwd) is een eeuw lang het bolwerk voor Evangelische zeden geweest. Toen hij stierf, oordeelde de Raad van Gecève hem als „een karakter van groote majesteit". Dat is het resultaat der jongste onderzoekingen.

Het oordeel van Prof. Simons te Berlijn luidt ongeveer evenzoo, en noch Harnack, noch Tschackert, noch Simons staan op het standpunt der Ger. Kerk; veeleer zou men ze tot de moderne Theologen moeten rekenen.

Ook haalt jde Hongaarsche redacteur het oordeel aan van Prof. Dr. Hugo Visscher te Utrecht, die schreef: „alles wat ik van deze zaak geboord heb, neigt mij ertoe aan te nemen, dat de heer Zovagüi öf eeü onwetende moei zijn, df wel een man met Jezuïtische sympatbiën".

Het is ten slotte gebleken dat Zovangi de werken van Calvijn, gelijk zij in het corpus reformatoium gevonden worden, niet gezien en gelezen heeft! Zijn smadelijk oordeel over Calvijn ontleende hij aan de tweede of derde hand, voornamelijk aan de kerkgeschiedenis van MölienKawerau.

Het is natuurlijk goed, dat de Hongaarsche Gereformeerde kerk het geschrijf van Zo'aagi niet uit haar naam wilde gepropageerd zien. Maar betaamt het, dat hij, die toonde zoo onkundig en zoo hatelijk te zijn, in zijn posiue van professor in de kerkgeschiedenis blijft gehandhaafd ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1910

De Heraut | 4 Pagina's