GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

LBVENSERVARINGEN van BR. ELSHOUT. Met een voorwoord van PROF. DR. H. H. KUYPER. Ten vo0rdeele van de Christelijke School te Pingjara.

Broeder ELSHOUT is 'n Oefenaar in onze Gereformeerde Kerk.

Het beeld dat in veler bewustzijn van den „Oefenaar" staat, is nog altijd d^t hetwelk collega KUYPER teekent, wanneer hij in zijn VOORWOORD herinnert aan wat hij verwachtte te zien, toen bij, voor nu bijna een kwart eeuw, bij de bevestiging van zijn akademievriend WIJMENOA als predikant té LOLLUM, den heer ELSHOUT voor het eerst zou te zien krijgen. „Het moest wel een lange, magere man wezen, met bleek gelaat, met plechtstatig gebaar, met zalvende woorden; een type van vroomheid, dat ons niet het meest bekoorde".

Maar aan dit beeld beantwoordt onze Broeder ELSHOUT allerminst.

Ook KUYPER ondervond dit, en hij schrijft dan ook: „Toen we echter in de kerk broeder ELSHOUT in het „vierkant" zagen zitten, viel de kennismaking mede. Die stevige, korte in elkander gedrongen gestalte; dat gulle, ronde, Brabantschè gezicht; dat levendige donkere oog, dat zoo vriendelijk en met ietwat schalkschen humor u aanzag, was zoo geheel anders dan we ons hadden voorgesteld. En toen wij later in de pastorie hem persoonlijk ontmoetten en aldra in druk gesprek met hem gewikkeld waren, smolt het laatste vooroordeel als sneeuw voor de zon weg. Zijn vroomheid was niet gemaakt, maar kwam rechtstreeks uit het hart. Hij had zulk een frisschen, kerngezonden blik op het leven. Hij wist zoo gezellig te vertellen van den kerkelijken strijd te LOLLUM."

En met deze bevinding vóór nu 25 jaar door KUYPER omtrent ELSHOUT opgedaan, stemt ook de mijne overeen en zUl het ook wel die van een ieder doen, welke het genoegen heeft gehad dezen Oefenaar te ontmoeten.

En dat genoegen hebben velen gehad.

Want de heer A. ELSHOUT RZ. is niet alleen Oefenaar, maar ook Ouderling van de kerk van LoLLxnt en als zoodanig heeft hij meer dan eens deelgenomen aan onze kerkelijke „meerdere vergaderingen", zelfs aan onze generale Synoden.

Deze heer ELSHOUT is thans een man van ruim 80 jaar, van wiens leven heel wat meer te vertellen valt, dan van dat van velen zijner medemenschen.

Van dit zijn leven vertelt hij zelf. Hij heeft dat gedaan in de FIUESCHE KERK­ BODE en wel onder den titel GODS LEIDINGEN MET iiMAMD. Het zijn de ervaringen van zijn eigen geestelijk leven, en ook van wat hij heeft ondervonden op het gebied van maatschappij, kerk en school.

Toen hij deze zijn levensbeschrijving in de KERKBODE geëindigd had, schreef Ds. A. DE GEUS van LEMMKR: „Broeder ELSHOUT'S levensbeschrijving komt misschien nog wel eens in oekformaat uit en zal dan rustiger dan uit en weekblad kannen nagelezen worden".

En dit vermoeden was juist.

Onder den titel LEVENSERVARINGEN VAN BR. LSHOUT zal deze autobiographic, „in eenvouigen omslag en versierd met 't portret van en scluijver, voorzien van een voorwoord van ROF. DR. H. H. KUYPER, voor een luttelen rijs verkrijgbaar worden gesteld."

Een drietal heeren hebben zich daarmee belast.

Het zijn drie hoofden van Christelijke scholen, aarvan twee vroeger als zoodanig te PINGJUM erkzaam waren en één het nog is. PINGJUM och was, zooals men lezen kan op blz. 140 an E.'8 levensbeschrüving, „het brandpunt van odernisme en Socialisme in Wonseradeel", en iar is toen, vooral door zijn krachtig initiatief, en christelijke school opgericht.

Ik lean de uitgave van deze autobiographie an harte toejaichen, en het boek, dat mij nu eedt ter kennisneming is toegezonden, ten zeerste anbevelen. Met beminnelijke vroomheid beziet EiSHOüx, die niet alleen in FRIESLAND,

maar ook in heel ons land, bekend is, — zijn levenservaiingen in het licht van de leidingen Gods. Het leven van desen tachtigjarige is daatbij, doordat het èn diep èn breed is ge weest, zoo belangrijk.

En belangrijk is ook de beschrijving ervan.

Voor E's jongere tijdgenooten, omdat zij e uit kannen leeren kennen den strijd tegen de „vrijzinnigheid", zooals die ook door „'n man uit het volk", ruim een halve eeuw, op schier ieder gebied is gevoerd. Voor hen, die mè ELSHOUT van gelijke jaren, dien strijd hebben meegemaakt, omdat hun jeugdherinneringen er weer door zuUen worden gewekt. En eindelijk acht ik dit eenvoudige boek e ook zeer belangrijk, door wat de schrijver er n meedeelt van zijn eigen zieleleven, van hoe hij gekomen is tot het Geloof, — voor hen, die zich bezig houden met de „psychologie van de religie".

Laat mij er nog aan toevoegen, dat he verkrijgbaar is bij de heeren: H. ALKEMA te PiNGjüM, M, W. CAMPING te EXMORRA, J. HESLINGA BZ. te LEEUWARDEN, alle drie Hoofden van Christelijke Scholen en dat „alle voordeelen geheel ten voordeele van de Christelijke School te PiNGjüM komen."

2. G. HULSMAN. HET ETHISCB BEGINSEL EN DE ETHISCH! RICHTING en IN DE DISTKLEN EN DE DOORNEN. P. Noordhof. 1911 en 191a Groningen.

Aldus de titels van twee brochures van den heer G. HULSMAN, predikant bij de Hervormde Gemeente te GRONINGEN.

De eerste dateert al van het vorige jaar en is een voordracht, door Ds. HULSMAN gehouden op de conventen der moderne en evangelische predikanten in de provincie GRONIISICEN op den 3osten en sisten October I9II.

Bij deze brochure zijn twee testimonia afgedrukt.

Het eene testimonium is aan Ds. HULSMAN uitgereikt door 35 „moderne" Theologen, waaronder PROF. DR. H. M. MEYBOOM, hoogleeiaar aan de Universiteit te GRONINGEN.

Daarin verklaren deze heeren het referaat „met groote icstemmicg te hebben gehoord" en spreken daarbij hun overtuiging uit, „dat de verhandeling kan, moet en cal medewerken om aan den onhoudbaren toestand in onze godsdienstige wereld een einde te maken, waarbij ter eener zijde de uitkomsten der historische critiek worden aanvaard en ter anderer zijde het geloof der gemeente wordt ontzien".

Het andere testimonium kreeg Ds. HULSMAN van 17 Theologen van de „evangelische richting", waaronder PROF. W, MALLINCKRODT, kerkelijkhoogleeraar te GRONINGEN.

Dèze heeren verklaren, „dat zij van harte instemmen, behoudens persoonlijke inzichten wat de onderdeden, o. a. de christologie, betreft, met de hoofdgedachte en strekking van deze verhandeling, n. 1. de onhoudbaarheid van het blijven vasthouden aan wat men „het geloof der gemeente" noemt, maar feiteli k bestaat in de dogmatiek der gereformeerde belijdenis, indien men daarbij tevens de resultaten der historische bijbelcritiek in hun volle beteekenis wil aan vaarden".

De zaak waar het hier om gaat, is deze.

Ds. HULSMAN is als „ethisch" predikant, in een periode, waarin hij zich tegen de bijbelcritiek verklaarde, van ZANTVOORT naar GRONINGEN gekomen. Aldaar is hij toen „van eerlijk tegenstander dier critiek tot een eerlijk voorstander geworden" en toen van „ethisch" „vrijzinnig" geworden.

Zijn brochure loopt nu in hoofdzaak over de vraag, die hij als no. a van 13 andere vragen stelt en in zijn brochure bevestigend beantwoordt: „Is het geen zelfverblinding van de ethische richting, als zij meent, de resultaten der critiek te kannen aanvaarden en tevens het geloof der gemeente te kunnen verkondigen? "

Zooals de vraag hier gesteld wordt, komt het mij voor, dat ze lijdt aan de noodige bepaaldheid.

Allereerst, wat is: „de resultaten der critiek aanvaarden ? « Die „evangelischen" te GRONINGEN welke het hebben over de „onhoudbaarheid van het blijven vasthouden", hebben het „onbepaalde" van [deze uitdrukking blijkbaar ook gevoeld en spreken daarom van „de resultaten der historische kritiek in hun volle beteekenis aanvaarden".

Vervolgens, wat is „het Geloof der Gemeente"? De uitdrukking is mij allesbehalve vreemd, maar ik zou haar allerminst willen vereenzelvigen, zooals bovengenoemde „evangelischen" doen, met die van „de dogmatiek der gereformeerde belijdenis". Immers, de Gemeente van Jezus Christus zou ik, bij „de pluriformiteit der kerken", niet willen vereenzelvigen met één kerk, en alzoo ook niet het Geloof dat éen Kerk belijdt, met het Geloof der Gemeente. Wel kan ik bij alle verschil hier een overeenkomst zien, en is voor mij het Katholiek of Algemeen Christelijk Geloof: dat Jezus is de Christus, de Eeniggeboren Zoon van God en de Zaligmaker der wereld. In dit Geloof aan Jezus Christus als den Middelaar, ligt voor mij het specifiek christelijke, als men zoo wil, „het Gelooi der Gemeente".

En eindelijk. Ds. HULSMAN spreekt van „de ethische richting".

Ook deze uitdrukking komt mij te onbepaald voor.

De ethische richting.

Het is alsof alle „ethischen" éen „richting" opgaan; terwijl toch metterdaad sommige zich naar rechts en andeie zich naar links „richten".

De vraag zou ik dan ook liever dus stellen: „Is het geen zelfrerblinding van 'n „ethisch" theoloog, als hij meent, de resultaten der critiek te kunnen aanvaarden en tevens het Geloof, dat Jezus Christus is de Middelaar, te kunnen verkondigen? " En dan spreek ik het onverholen uit, dat zij bevestigend moet beantwoord, want daaronder zijn al heel zonderlinge resultaten o. a. dat „de historische Jezus niet bestaan heeft."

Maar méenen nu dè „ethischen", wat de heer HULSMAN hun zoo maar even in de schoenen steekt? Van den heer HULSMAN zelf, om met hèm te beginnen, kon dit, toen hij noch als „gereformeerd", noch als „evangelisch" of „modern" predikant te GRONINGEN kwam, zeker niet worden beweerd. Hij toch was toen, naar bij zegt, zelfs „een eerlijk J^enstander der critiek", iets waarmee hij waarschijnlijk bedoelt, dat hij er toen heelemaal niets van moest hebben. Van andere „ethischen", zoo predikanten, als hoogleeraren, die verkondigen wat ik zooeven nader bepaalde als het „Geloof der Gemeente", weet ik, zoo door woord als schrift, dat zij, iets wat zij dan ook niet onder stoelen en banken steken, zich evenmin kunnen vinden „in de dogmatiek der Gereformeerde belijdenis" — waarom zouden zij ook anders „ethisch" zijn? — als in de resultaten der aitiek^ Ook van hèn kan alzoo niet worden beweerd, dat zij lijden aan de, door HULSMAN bedoelde zelfverblinding.

Van gereformeerde zijde is, voor zooyer mij bekend, van deze opzichtige brochure niet veel notitie genomea Ik deed het hier dan ook meer uit plicht dan uit nelg^. Als „machine de guene" tegenover de „ethischen" haar te gebruiken, acht ik, om meer dan één reden, on-ethisch, en de zaak zelf, dat iemand „vrijzinnig" is geworden, wat voor mij zeggen wil: ­ „los van het Woord van God en den God van het Woord, " is mij, op zijn zachtst uitgedrukt, min verkwikkelijk.

Natuurlijk is deze brochure, waarvan reeds een tweede druk verscheen, niet onbeoordeeld gebleven. Met dien tweeden druk en ook in een afzonderlijke uitgave, gaf, in dit jaar, onder t den titel: IN DE DISTELEN EN DE DOORNEN. DS. HULSMAN 'n antwoord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's