Uit de Pers.
In de Waarheidsvriend geeft een medewerker, wiens naam niet genoemd wordt, maar die zoo uitstekend het zwaard weet te hanteeren, dat hij in dit ridderlijk toernooi heusch niet bevreesd behoeft te wezen zijn vizier op te lichten, een uitnemende, op kalmen toon gevoerden, met tal van citaten gedocumenteerde weerlegging van de door en door onjuiste voorstellingen, die Ds. Lingbeek op de Leeuwarder h vergadering der Confessioneelen van het streven b der „Neo-Calvinisten" gaf.
Eerst deed hij dat ten opzichte van de v beschouwing, die de Neo-Calvinisten van de d Kerk hebben. In een volgend artikel werd o gehandeld over de beschouwing der Neo-Cal m vinisten van den Staat. Dit artikel nemen we ditmaal over, om een volgend maal het slotrtikel te geven:
Ook hier maakt Ds. Lingbeek zich schuldig aan een foutief weergeven van de gedachten zijner tegenw standers. > De Vaderen ^Iden - aldus schrijft hij in De Geref. Kerk van 9 Mei 1912 - blijkens - art. 36 der Ned, Geloofsbelijdenis, dat de natie als een Christelijke natie zon wordenerkend en da de overheid eene Christelijke overheid zou rijn.
Dat willen de «Gereformeerdeni (let op deaan halingsteekens!) sinds Dr. Kuyper niet. Zij willen t een natie en een overheid, die als zoodanig neutraal zijn en niet aan het gezag van God en Zijn Woord zijn gebonden. Terwgl dan de Christenen geroepe zijn om door hun meerderheid van stemmen zich van het gezag over die natie meester te maken.
Met andere woorden: niet een Christelgke natie, die rich aan het gezag van God en Zijn Woord onderwerpt, maar een neutrale natie, waarover de Christen tracht de heerschappij te verkrijgen.
In De Geref. Kerk van 12 Sept. 1912 voert hi tegen een predikant der nGereformeerde Kerken* aan (wederom de aanhalingsteekens I) 4 Uw ideaal is: een neutrale of Heidensche Staat, met neutrale, dat is Heidensche Staatsinstellingen, Scholen etc; en in dien neutralen Staat eenige Christelijke Kerken, t wier leden al die neutrale instellingen in stand helpen houden, maar niet gebruiken, en er hun eigen instellingen naast plaatsen.
Het kan geen kwaad daarnaast eens te leggen, wat de grootmeester van het Neo-Calvlnisme in zijne breede uiteenzetting over de verhouding van Kerk en Staat in zijn veelgeroemde - nBe gemeene gratiei zegt. De lezer kan dan oordeelen, in boeverre Ds. Lingbeek's uiteenzetting juist is. Wanneer hij Latijn kent, dan zal hij zeggen: domine, toto coelo erras, d.i. gij dwaalt gansch zeer.
Het is alleszins billijk, wanneer Ds. Lingbeek over het staatkundige standpunt van het Neo Cal vinisme wil schrijven, van hem te verlangen, dat hij bekend is met de genoemde artikelenreeks. Anders oordeelt hij onverhoord, iets wat hij niet Gereformeerd vindt, vooral niet, wanneer het er over gaat om een modernen domine zonder vorm van proces den kansel te weigeren (zie De Geref Kerk van 12 Sept. j.l.) — en wij (n.l. het onverhoord oordeelen van iemand) niet Christelijk.
Dr. A. Kuyper meent het recht te mogen hebben, van zijn beoordeelaars te vergen, dat zij voortaan bij hun bestrijding uitsluitend naar de uiteenzetting daar gegeven verwijzen zullen. Nooit is voorzeker aan hem grooter aangedaan, dan toen men hem de meening toedichtte en nahield, als zou hij beweerd hebben, dat de openbaring van het Woord alleen voor de geloovigen gold, zoodat op staatkundig terrein alleen te rekenen viel met de natuurlijke Godskennis. Met beslistheid moet elke voorstelling worden bestreden, alsof de openbaring Gods haar eisch slechts op een beperkt terrein zou doen gelden. De bijvoeging van nChristelijkii beteekent op zichzelf nooit iets anders, dan dat de Staat, de overheid en de wet is gelijk se, volgens den klaarlijk geopenbaarden wil van God, zijn moet. Van dien wil ligt de klaarste openbaring in de Heilige Schrift. Hoe de Staat te beschouwen, in te richten en te leiden is, moet alzoo opgemaakt
I°. uit de kennisse van het natuurlijk leven, bezien bij het licht der Gemeene Gratie; 2». uit de bijzondere openbaring, die ons gegeven is in de H. Schrift. Tusschen ongeloovige Staatslieden en Christen-staatslieden bestaat alleen dit verschil, dat ongeloovige staatslieden ten slotte hun eigen •wil als maatstaf of norma nemen, en dat de Christenstaatsman steeds te vragen heeft naar den toil uan God en zich aan dien wil heeft te onderwerpen.
Het is duidelijk — de lezers kunnen zelf oordeelen — dat Ds. Lingbeek met heel deze uiterst belangrijke artikelenreeks van Dr. A, Kuyper, waarin het ^standpunt van het Neo Calvinisme betreffende de verhouding van kerk en staat zoo principieel mogelijk wordt ontvouwd, onbekend is en zich desniettegenstaande niet ontziet het uit de hoogte te veroordeelen.
We begrijpen wel, hoe Ds. Lingbeek tot zijn onjuiste uiteenzetting is gekomen. Ook hij heeft houvast gezocht aan een enkele min gelukkige uitdrukking, die aan Dr. Kuyper voor twintig en meer jaren ontvallen was. In geschrift na geschrift toch is het dezen zelfs als hoofdzonde aangerekend, dat hij den neutralen Staat in beginsel zou verdedigen. Terecht kan men hen verwijten, dat ze op hooren zeggen afgaan én zich nooit de moeite gunden hetzij deze quaestie der neutraliteit hetzij zijn gevoelen hierover met eeuigen ernst te onderzoeken. Zonder iemand hard te vallen, vraagt Dr. Kuyper dan ook alleen, dat men nu voortaan, alvorens deze versleten aanklacht te herhalen, althans van deze reeks artikelen (d. i. die over Kerk en Staat) kennis neme. Wie zich de moeite geeft zijn gevoelen over een punt van gewicht volledig uiteen te zetten, heeft er recht op naar deze uiteenzetting en niet naar een incidenteele uitdrukking beoordeeld te worden.
Die volgens Dr. Kuyper »incidenteele« uitdrukking vindt men in Ons Program, De niet-belijdende Overheid is wel bevoegd en verplicht in volstrekte en rechstreekschen zin de natuurlijke, maar niet de geopenbaarde godskennis als officieel richtsnoer van zijn optreden te nemen. De overheid wortelt rechtstreeks in het natuurlijk leven en heeft als zoodanig, d. i. rechtstreeks, dus ook geen andere dan een natuurlijke godskennis. De politieke en toch den levenden God belijdende Staat der-Gereformeerde of Puriteinsche volkeren, die den Staat rechtstreeks alleen op de natuurlijke godskennis bouwen en dientengevolge de overheid in de sfeer der natuurlijke godskennis a^/zV/, maar in de sfeer der geopenbaarde godskennis slechts assief als dienaresse Gods laten optreden. De overheid staat alzoo buiten het terrein van den geopenbeUarden godsdienst. Zij bezit qualitate qu wel de natuurlijke godskennis, maar niet rechtstreeks de bovennatuurlijke.
Het rijn deze uitspraken van Dr. A. Kuyper die aan Ds. Lingbeek ten onrechte zijn voorstelling in de pen geven. Men behoort zich echter naar den uitdrukkelijken wensch van Dr. A. Kuyper ter kenschetsing van zijn standpunt niet hierop, maar, gelijk gezegd, op de artikelenreeks in De gemeene gratie — ruim 20 jaren na yiOns Programv. verschenen — te beroepen, hetgeen, naar we veronderstsllen. Ds. Lingbeek alleen uit onbekendheid daarmee niet gedaan heeft. Zoo niet, dan zou hij spreken tegen beter weten in wat we niet kunnen gelooven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1912
De Heraut | 4 Pagina's