GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

F. J. J. BüVTENDijK, SCHETS EENER ANAIYSB ER FUNCTIES VAN ORGANEN EN ORGANISMKIT.

I.

Aldus de titel van een essay, van niet minder an 55 pagina's, in de jongste aflivering van et ORGAAN VAN DE CHRISTÏLIJKE VEREENIGINO AN NATUUR-EN GENEESKUNDIGEN IN NEDER­LAND.

Het onderwerp daarin behandeld dunkt mij, ok voor wie, als ik, gsen vak-menschen zijn, oo uiterst belangrijk, en daarbij is de wij» aarop het daarin is behandeld, mij zoo blijerrassend, dat ik mij gedrongen voel uit de« stay mijn lezers iets mede te deelen. Laat ij echter vooraf, om dit mij blij-verrassende e doen verstaan, den geachten schrijver van d« CHETS EENER ANALYSE DER FUNCTIES VAK RGANEN HN ORGANISMEN, wijl hij voordemeöe HEKAüT-lezers nog een onbekende is, even ogen introduceeren.

De arts BUYTENDIJK is thans te GRONINGEN en aar, naar ik meen, aan het physiologiscb tboratorinm van PROF. HAMBUKSER, werkzaam.

Na een H. B, S.-opleiding studeerde hij aan e Stedelijke Universiteit te AMSTIRDAM en aren de chemie, waarbij PROF. BAKHUVS ROOSE­ OOM, en de physiologic, waarbij PROF. PUCE ijn leermeester was, de studiegebieden, die «ijn oorliefde hadden. Uit den student BÜYTENDIJ» een nu nog jeugdige geleerde geworden van, ooals door zijn valrgenooten erkend wordt, eer dan gewone bekwaamheid en daaibiji ooals ook weer uit deze SCHETS blijkt, wij*eerigen sin.

Maar nu het mij blij-verrassende.

Geboren en opgevoed in een ganscb ander ilieu, dan wat wij „'n christelijk" noemen, as het te verstaan, dat de heer BÜYTÏNDIJBI den aanvang zijn akadcmischc stadie en ook pg daurna, bij sijn denken uitging van begi»' eien of vóór-oord«elen welka met d« „cbriiliJke" in lijnrechte tegenstelling waren.

En nu blijkt mij uit dese zijn SOHITB, dat AM «elfde heer BÜYTKNDIJK thans bij uijn «etenflcbappelijk denken van vóór-oordeelen dtaaat, waarvan bij bet hunne, ook de Chtis-^Hke Genees-en Natuurkundigen uitgaan.

Zelfs maar aan de schets eener analyse diter veranderde wetenschappelijke denkwijze vin den heer BÜYTENDIJK xal ik wel laten mij te wagen. Alleen de geest des menschen, die (n htm is, weet wat des menschen is. Maar bovendien hangt een dergelijke verandering met ïooveel onbewust psychisch gebeuren iiuim, dat zelfs de geest des menschen, die in hem is, «' ""* ^'^*' "° "***' '^•"^'^ ''''' ^^^ mij voorkomen, dat de beïovloediog, die hij, tjeffost of onbewust, van ROOSEBOOM en PLACE heeft ondergaan, bij het rekenen met de psychische factoren, welke deie verandering hebben veroorzaakt, niet mag verwaarloosd. En even-100, dat, boe blij-vertassesd mij het feit zelf deiér verandering ook is, haar ontstaan, door fftt mij uit met BUYTENDIJK in de laatste jtren nu en dan gebonden gesprekken bleek, mij niet geheel onverklaarbaar is. Dan, belangrijker dan de verandering van denkwijze van dezen essayist, is voor inqn lezers bet essay telf en ^ wil daarom trachten daarvan een kott en, voorzoover mij dat als leek mogelijk il, juist resumé te geven.

De titel : SCHETS EENER ANALYSE DER ruNC-TIKS TAN OBOANEN EN ORGANISMEN, ZOU, naar ik meen, kunnen vertolkt met „Hoofdlijnen eener ontleding der verrichtingen van organen en organismeu"-Tot, zoo noodig, meer verstand der laatste twee woorden, sou er nog aan kun nen toegevoegd worden, dat, om iets te noemen, 'n menscbelijk lichaam een organisme en zijn hand of zijn spier een orgaan is.

Met dat „orgaan” en „organisme" bevinden vrij ODS op het gebied van het „organische" of vtD dat der „levende" natunr; van planten, dielen en menscben-lijven en hun organen. Orgasea en organismen zijn gegroeid uit levende „cellen" en niet alleen bij deze groeisels mau cok bij hun elementen: de „cellen" kan men ipieken van organen en organismen en is dan ook, {ooals SuYTENDijK zegt, een ameehe, een „orgasisme" en een hucocyt of witte bloedcel een „orgaan" te noemen.

Kan men dui zoowel bij organen ala bij organismen van levensverrichtingen spreken, als ondtrscheidtnd kenmerk van een organisme stel B. bet streven naar zelfbehoud en naar behoud van «ijn soort, cf wat hetzelfde zegt: naar doelmatige aanpassing en voortplanting, terwijl bij als het gemeenschappelijk kenmerk voor het leven van organen èa organismen, o. a. de stofwisseling en bet reageeren op prikkels noemt.

Bij een analyse of ontleding hunner functies doet zich de vraag op: „tn hoeverre deze faocties mechanisch materialistisch zijn te verstaan; of in hoeverre ontitoffelijke oorzaken daartoe bijdragen; en eindelijk, van welke orde dete onstoffelijke oor; aken zijn en in hoeverrewij te kunnen analyseeren.”

Dit is het probleem, welks oplossing BUYTEN-DIJK heeft zoeken te benaderen.

Eerst in het lie hoofdstuk van zijn essay zien wij hem aan die benadering bezig.

Hier, in het Ie, spreekt hij dan verder nog ovir zijn daarbij gevolgde methode.

Hij toont zich daarbij bewust te zijn, dat bij de benadering der oplossing van een probleem, als zich hier in het natuurgebeuren, op het gebied van de levende stof voordoet — in dit geval: de verrichtingen van organen en organismen, — naast de zintuigelijke waarneming een causaalof oorzaak zoekend denken dienst moet doen.

Wijl ieder onderzoeker, die dü) denkt, daarbij werkt met de begrippen oorsaak, kracht, orde, stof en wet, maar, omdat deze tot de hoogste of metapbiiiscbe bebooren, niet alle onderzoekers er hetzelfde onder verstaan, geeft B. hier een lezenswaardige uiteenzetting van zijn verstaan dezer begrippen.

Ooder die begrippen neemt hij echter öok op dat van „immatérieele realiteit" of „onstoffelijke zakelijKQeid", iets wat trouwens bij een probleemttelling als de hierboven vermelde, waarbij althans de mogelijkheid van „ontstoffelijke oorzaken" niet bij voorbaat wordt uitge­schakeld, ook te verwachten was.

Het getuigt daarbij van zijn bezonnenheid wanneer hij zegt dat genoemd be^p „immatérieele realiteit" scherp te onderscheiden is van de begrippen „Ziel" en „God”.

Wie als HAECKSL de „innerlijke ervaring", welke ons van een „immatérieele realiteit" verzekert, voor zelfnedrog houdt, kan tot de apodiktische uitspraak komen: „Die Weltgeschichte muss ein psysikalisches chemiches Piocess sein”.

Maar daarmee staat hij dan ook, sooals BüïTïNDijK zegt, „tegenover de algemeene opinie der moderne natuuronderzoekers”.

In de tegenwoordige, ook onder hèn heerichende kenleer toch, komt aan de innerlijke niet minder dan aan de sintnigelijke ervaring een plaats toe.

Zoo ook in de kenleer welke BtiYTStiDijK accepteert.

Maar, zonder materialist te zijn en dus, gelijk de moderne natuuronderzoekers, een „ontstoffe-Hjke zakelijkheid" te erkennen, kan men ook «óo, door een monisme of „eenheidsleer" zijn denken laten beheerscheo. £n dan zal daarin noch voor een eenvoudige en dus onstoffelijke «el mee de mogelijkheid op voortbestaan na het sterven, noch voor den persoonlijken God, den Schepper en Onderhouder der wereld, - plaats zijn.

Maar, anders is ook dit in het denken van BuvlïNDijK. Niet toch als vele moderne natuurondercoekers, laat deze zijn denken door het «öonime beheerschen.

Reeds in zijn „een woord vooraf" doet hij uitkomen, dat zijn SCHETS wil geven van tut »een streng dualistische, cretianistische levens­ beschouwing, een beeld der werkelijke ervaring”.

Maar ook wanneer hij op biz. 8 na het.: itVoor hem echter, die de realiteit van het Ik «rkent en de innerlijke (psychische) ervaring als goede en onmisbare methode aanziet, om mede de ware voorstellling der wereld te kunnen vormen, voor hem bestaan er ook onstoffelijke oorzaken en realiteiten", — terstond uêie zin laat volgen: „Te meer nog voor dengene, die meent, dat door bijzondere openbaring ons waarheden zijn toegevoerd, 'l'eQ zeker, ja nog zekerder, dan die welke "it andere bron zijn geput, " — dan behoeft men daar, na gezette lezing van het geheele stuk, waarlijk niet tusschen de regels door te lezen om te verstaan, dat hij zoowel vat in dezen laatsten als in dien eersten zin staat, ook voor «ich zichzelf bedoelt.

Wat het begrip „ziel" betreft zegt hij, voor-'> "g(ijpend op zijn mededeeling van later onderzoek, reeds in dit inleidend hoofdstuk, ''^t „het uitgesloten is, dat in de organen P'l^cht of deelen der psyehe s^ betkttn". I«tt w«zsktrmtthet bekende: „tota in toto et iota in qualiiet parte corporis", of, dat de ziel „geheel ha hét geheele en geheel in welk deel ook van bét lichaam is", — een gedachte, ons van den Neo-Flatonist PLOTINUS toegekomen, — ie strijd is, doch wat toch aannemelijker schijnt 4lan dèce voorstelling. „De eenheid en ondeel baarheid der menschelijke ziel", voegt Buyiendijk, — na een woord van niet onverdiender spot met de bèden-dsiagsche Theosophie, — er aan toe, „wordt zoowel door psychologische, ethisch-religiense als ook natuurwetenscbappe lijke ervaring ons als axioma opgedrongen." En, al acht hij ook nist, dat m de organen psyche besloten is en dat bij den mensch de schors der groote (en kleine? ) hersenen slechts psyche besif', — voOr een bestaan der ziel ook n* het sterven spreekt hij zich onverholen uit. Wel zegt hij dat de onderzoekingen van het spiritismt daaromtrent slechts negatieve resultaten hebben opgeleverd, maar hij zegt ook, „dat wij op andere en vele gronden en overtuigingen omtrent hei bestaan der psyche zonder deze materieele voorwaarden (deelen der hersenschots) zekerneid knnnen bezitten.”

In mijn volgend artikel zal ik gelegenheid hebben aan te wijzen, dat BÜYTENDIJK in zijn wetenschappelijk denken evenzeer plaats geef aan het begrip „God" en wel bepaald aan het Christelijk Tneistische.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1913

De Heraut | 4 Pagina's