GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de breking des Broods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de breking des Broods.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Het feit, dat Calvijn bij het Avondmaal dus wel degelijk nadruk wilde gelegd hebben op de herdenking van Christus dood en daarmede de ceremonie van de breking des broods in verband bracht, kan dus niet betwijfeld worden. Toch wil dit daarom niet zeggen, dat Calvijn het Avondmaal evenals Zwingli alleen beschouwen wilde als een zinnebeeldige voorstelling van Christus offerande aan. het Kruis. Zelfs de ceremonie van het breken des broods diende daartoe niet alleen, want Christus brak het brood ook om het uit te deelen aan zijn discipelen, opdat zij er van eten zouden, gelijk Hij dan ook zeide: eemt, eet, dit is mijn lichaam. Het Avondmaal is in qle eerste plaats een maaltijd, en evenmin als honger en dorst verzadigd worden door ons brood en wijn te laten zien, maar alleen door deze te eten en te drinken, zoo is voor Calvijn bij het Avondmaal ook de hoofdzaak datgene wat door het eten en drinken wordt afgebeeld, n.l. de waarachtige . gemeenschap met Christus, waardoor Hij een vo.edsel en drank wordt voor onze zielen. Het brood, dat wij breken, zegt de Apostel, is de gemeenschap des lichaaras van Christus en de drinkbeker de gemeenschap zijns bloeds. Het is dit woord van Paulus, dat Calvijn altoos aanhaalt als de meest duidelijke verklaring van wat met het eten van Christus' lichaam en het drinken van Zijn bloed bedoeld wordt. Het eten en drinken in geestelijken zin genomen v.at Calvijn daarom niet op, zooals dat in Zwingliaansche kringen gebruikelijk was, alléén van te gelooven, dat Christus voor ons gestorven was. Hij ontkent niet, dat het geloof de mond is, waardoor we eten, om het beeld hier over te nemen, maar het eten zelf is hem iets meer: et is de gemeenschap met Christus, die het waarachtige voedsel is, waardoor we gevoed worden. Ook de uitdrukking, dat wat we (geestelijk) bij het Avondmaal eten en drinken, het gekruisigde lichaam en vergoten bloed was, of wil men zonder beeldspraak, dat we bij het Avondmaal in deze teekenen de verzekering ontvangen, dat zijn offerande aan het Kruis voor ons gebracht is tot een verzoening voor onze zonden, keurde Calvijn niet af. Hij zegt zelf in zijn Institutie, dat »het Sacrament ons naar het Kruis van Christus zendt, alwaar de belofte van Christus, dat Hij het brood des levens is, waarlijk volbracht en vervuld is geworden en dat wij Christus daarom dan eerst naar behooren en tot zaligheid eten, als wij hem gekruisigd eten en de kracht Zijns doods door een levendig gevoel aangrijpen". De voornaamste en bijna de gansche kracht van het Sacrament, is hem daarom gelegen in de woorden: t welk voor u overgeleverd, 't v^^elk voor u uitgestort wordt; «anderszins, zegt hij, zou het ons niet z^er bevorderlijk wezen, dat het, lichaam en bloed des Heeren nu ter tijd uitgedeeld worden, indien ze namelijk niet eenmaal waren gegeven tot onze verlossing en zaligheid." Maar hoe sterk deze uitdrukkingen ook klinken mogen, toch heeft Calvijn daarmede nooit bedoeld, dat we bij het| Avondmaal alleen gemeenschap zouden hebben met het gekruisigde lichaam en vergoten bloed van Christus in Zwingliaanschen zin genomen. Het gekruisigde lichaam van Christus is er niet meer, want het is nu verheerlijkt, en het vergoten bloed van Christus bestaat evenmin. Wanneer ik dus spreek van het eten van Christus gekruisigd Hchaam bedoel ik daarmede alleen, dat ik door het geloof gemeenschap heb met de offerande van Christus. Juist om het misverstand af te snijden, alsof dit alleen door hem bedoeld werd, zegt Calvijn gewoonlijk, als hij zich nauwkeuriger uitdrukt, dat we bij het Avondmaal gemeenschap hebben met het lichaam van Christus, dat eenmaal in den dood gegeven is geweest tot onze verlossing, maar dat nu in heerlijkheid is opgenomen en aan de rechterhand Gods zit. Wat Calvijn daarmede bedoelde 'is dit — hij komt daarop altoos weer terug en het is een der kenmerkende trekken van zijn Theologie — dat we de weldaden van Christus, ook zijn verlossing, niet ontvangen kunnen, of we moeten eerst Christus zelf bezitten. Er moet daarom voor alle dingen een waaraclitige gemeenschap met Christus zelf tot stand komen, en dit is de unio mystica, de verborgen gemeenschap met Christus, waardoor wij leden zijn van Zijn Hchaam, en Hij ons hoofd is. Die gemeenschap tusschen Christus en de geloovigen raakt niet alleen zijn Goddelijke natuur, naar welke Hij alomtegenwoordig is, zooals Zwingli wilde, maar raakt ook Christus menschelijke natuur, het vleesch en bloed, dat Hij aannam, en dat Hij nu in zijn verheerlijkt lichaam in den hemel met zich draagt. Zoo nauw is deze band, dat de Apostel Paulus daarom verklaart, dat we vleesch" van Zijn vleesch en been van Zijn been geworden zijn. In dien zin verklaart Calvijn dan ook het woord van Paulus in I Cor. 10:16 dat het brood dat wij breken (of het Avondmaal) de gemeenschap is des lichaams van Christus. De onjuiste exegese van Zwingli, alsof daarmede bedoeld zou wezen de gemeenschap met de gemeente als het mystieke lichaam van Christus, wijst hij terecht af. Er is trouwens ook niet één exegeet van naam, die deze onhoudbare exegese van Zwingli nog voor zijn rekening durft nemen. Heel het verband wijst uit, dat de Apostel hier spreekt niet over de gemeenschap der geloovigen onderling, maar over de gemeenschap met Christus zelf, want de bedoeling is om de geloovigen te waarschuwen, dat zij niet .tegelijk aan den offermaaltijd der afgoden kunnen ^deelnemen en aan de tafel des Heeren, oniBat men niet tegelijk gemeenschap met de duivelen en met Christus kan hebben. Bovendien, de bijvoeging van den drinkbeker, die de gemeenschap met het bloed van Christus is, zou zin noch beteekenis hebben, wanneer de gemeenschap met het lichaam van Christus sloeg op de gemeente. Hoe deze waarachtige gemeenschap met Christus als ons verheerlijkt Hoofd tot stand komt en werkt, blijft altoos voor ons een diepe verborgenheid, die beter, gelijk Calvijn zegt, gevoeld, dan in woorden kan worden uitgedrukt. Alleen dit kan gezegd worden om alle misverstand af te snijden, dat Calvijn elke voorsteUing afwijst, alsof bij het Avond-D aal Christus lichaam en bloed op aarde zou nederdalen en in of met het brood ons zou gegeven worden. Christus is en blijft in den hemel en wij zijn op aarde. Maar evenals de zon wel lichamelijk ver van ons verwijderd is en toch de stralen, die van de zon uitgaan, ons verwarmen, beschijnen en alles op aarde groeien en leven doen, zoo zegt Calvijn is het ook hier. Er stroomt van Christus als verheerlijkt Hoofd Zijner gemeente een levenskracht uit naar zijn geloovigen, en wel door de werking des Heiligen Geestes. Daarom is de laatste toon, die in Calvijn's Avondmaalsliturgie aan het eigenlijke Avondmaal voorafgaat, het sursum corda, de harten naar boven, waar Christus zit aan de rechterhand Gods.

Zoo heeft Calvijn de eenzijdigheid van Zwingli en van Luther overwonnen. Van een bloot zinnebeeldige voorstelling van Christus offerande wil Calvijn evenmin weten als van een werkelijk eten van Christus verheerlijkt hchaam, dat alomtegenwoordig zou wezen. Maar tegelijk neemt Calvijn de juiste gedachte, die in beide Avondmaalsvoorstellingen opgesloten lag, op en verzoent ze in hoogere eenheid. Gelijk de stralen van het licht door een brandglas verzameld en op één punt geconcentreerd worden, zoo geschiedt bij Calvijn's Avond-

maalsbeschouwing. Het middelpunt is de waarachtige gemeenschap met Christus, niet alleen met Christus, die voor ons aan het Kruis gestorven is, maar ook met Christus die nu verheerlijkt is. Daarom schenkt Christus ons bij het Avondmaal de gemeenschap met zijn lichaam, omdat dit een pand en bewijs is, dat Hij waarlijk in dit lichaam voor ons gekruisigd is en we daarom waarachtig deel hebben aan zijne gerechtigheid, gelijk Calvijn in zijn Avondmaalsformulier zegt. En tegelijk schenkt Hij ons de gemeenschap met zijn lichaam, omdat we door de levendmakende kracht, die van dit nu verheerlijkte lichaam uitstroomt, het waarachtige leven voor onze ziel ontvangen. Nu is het zeker waar, dat deze gemeenschap met Christus niet alleen onder het Avondmaal genoten wordt. Calvijn wijst in zijn Catechismus er met nadruk op, dat dit ook geschiedt door het Evangelie en ook door het Sacrament van den Doop. Het Avondmaal is echter het bijzondere Sacrament, dat door Christus is ingesteld om deze gemeenschap met Christus te bevestigen en te vermeerderen, Niet alleen doordat we door het geloof ons nu inniger met Christus vereenigd gevoelen, maar ook doordat van Christus een bijzondere genadewerking bij-het Avondmaal uitgaat op onze zielen, zooals Calvijn dit in een brief aan Petrus Mart}'r te Straatsburg nader ontwikkeld heeft.”

De vraag of onze Catechismus en Avondmaalsliturgie de Zwingliaansche of de Calvinistische Avondmaalsopvatting, belijden, kan na hetgeen hierboven is uiteengezet, niet moeilijk te beantwoorden zijn. Op de vraag, waarom Christus het brood zijn lichaam en den drinkbeker zijn bloed noemt, antwoordt onze Catechismus:

Christus spreekt alzoo niet zonder groote oorzaak ; namelijk, niet alleen om ons daarmede te leeren, dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzoo ook zijn gekruisigd lichaam en zijn vergoten bloed de waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden; maar veelmeer om ons door deze zichtbare teekenen en panden te verzekeren, dat wij zoo waarachtiglijk zijns waren lichaams en bloeds door de werking des Heiligen Geestes deelachtig worden, ali wij deze heilige waarteekenen met den lichamelijken mond tot zijne gedachtenis ontvangen, en dat al zijn lijden en gehoorzaamheid zoo zekerlijk onze eigene is, als hadden wijzelven in onzen eigenen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.

En onze Avondmaalsliturgie zegt eveneens :

Uit deze inzetting des Heiligen Avondmaals van onzen Heere Jezus Christus zien wij, dat Hij ons geloof en betrouwen op zijne volkomene offerande (die eenmaal aan het kruis geschied is) als op den eenigen grond en fondament onzer zaligheid wijst, waar Hij onzen hongerigen eri dorstigen zielen tot eene waarachtige spijze en drank des eeuwigen levens geworden is. Want door zijnen dood heeft Hij de oorzaak van onzen eeuwigen honger en kommer, namelijk, de zonde, weggenomen, en ons den levendmakenden Geest venvorven; opdat wij door dien Geest (die in Christus, als in het Hoofd, en in ons als zijne lidmaten woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en alle zijne goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid deelachtig worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Van de breking des Broods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's