GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In uw hart hervatten”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In uw hart hervatten”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo zult gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de Heere die God is, boven in den hemel en onder op de aarde; niemand meer. Deuteronomium 4 : 39.

Vatten is iets aanpakken en tot zich nemen. Her-vatten beteekent derhalve iets ten tweeden male tot zich nemen. Thans zeggen wij daarvoor: iets herhalen. Halen toch beteekent evenzoo iets naar zich toe halen of nemen, en her-halen alzoo iets ten tweeden male in zich opnemen. Als Mozes dus zegt tot Israël: »Zoo zult gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de Heere die God is, boven in den hemel, en onder op de aarde, niemand meer*, — dan betuigt hij aan het volk, dat ze niet maar kennisse van God uil zijn daden moeten nemen, om 't daarbij te laten blijven, maar dat ze, na kennisse van Gods daden in hun denken en in hun verstand te hebben opgenomen, nu daarna die zelfde machtige daden Gods nogmaals vatten, nogmaals naar zich toehalen en in zich op moeten nemen, doch nu niet enkel in hun denken, maar tevens ook in htm hart. Vóór alle dingen moet 't nakroost van Israël kennisse erlangen van wat God in Egypte en aan de Roode Zee voor zijn volk gedaan heeft. Ze moeten het weten. Maar bij zoo uitwendige, oppervlakkige wetenschap mag 't niet blijven. Telkens en telkens weer moeten ze dat heilige en wondere doen van hun God aanvatten, naar zich toehalen, weer in zich laten opleven, doch nii niet enkel in hun herinnering, maar ook in hun hart. ï> Zoo ziüt gijliedeM-Jieden vs^eten niet alleen, maar 't ook hervatten in uw hart, dat de Heere uw God dit alles u ten goede gedaan heeft.«

Tweeërlei soort lieden staan hier dus tegenover elkander. In massa treden hier op de oppervlakkigen, die ook wel gehoord hebben van wat de Heere onze God in het verleden voor zijn Kerk, voor een ieders land, in een ieders familie en in een ieders persoonlijke leven gedaan heeft, maar die 't' bij dat vluchtige hooren nu maar laten. Verder raakt 't hun niet en deert 't hun niet. Ze hebben 't te volhandig, te druk in 't leven. Ze hebben wel andere dingen in 't hoofd, dan om altoos om die dingen van vroeger te denken. Ze weten al die dingen wel, maar ze denken er verder niet over na, ze nemen ze niet weer op, en ze hervatten ze niet in hun hart.

En tegenover die oppervlakkige massa staat nu een kleine groep van dieper levende nadenkers, die de herinnering niet maar vluchtig door hun heugenis laten schieten, maar die wat God voor hun land en volk, voor hun geslacht en gezin, voor hen persoonlijk reeds als kind geweest is, gedurig weer indenken, er weer inleven, en er hun hart door bewerken laten. Bij dezulken blijven indrukken. Die indrukken prenten zich niet maar in hun heugenis, doch zetten zich in hun hart vast. Voor hen wordt dat alles een schat van hun eigen leven. Ze worden er door bewerkt. Het verrijkt hun innerlijk leven. Er wordt iets door gevlochten, dat een band vormt tusschen God en in hun hart.

Van nature was Israel even oppervlakkig en vergeetachtig als de volken nu nog zijn. Hoor maar, hoe Mozes 't hun als binden moet op 't hart. Aldus toch lezen we in vers 9: »Alleenlijk wacht u, en bewaakt uwe ziel wel, dat gij niet vergeet de dingen, die uwe oogen gezien hebben; en dat ze niet van uw hart wijken, al de dagen uws levens, en gij zult ze aan uwe kinderen en kindskinderen bekend maken". Juist wat ook in onze dagen zoo noodig is. Ook in onze historie heeft God zich ook aan ons volk verheerlijkt. Ook onder ons moet de heugenis hiervan blijven voortleven. Ook aan onze kinderen moet in 't gezin en op de school en op de catechisatie, zoowel in de predicatie als in 't leesboek, en door onze dichters, op alle manier gedurig vit.& r aangezegd wat God de Heere in de dagen onzer vaderen gedaan heeft, om ons als volk vrij te maken, en ons in zijn dienst te gebruiken. In de breede kringen van ons volk hoort men hier niet van. De openbare school gaat niet verder dan tot 1800 terug. En daarom is 't ons een heilig pand, dat .ons in ónze kringen met die historie onzer vaderen is toevertrouwd, en rust te duurder op óns de verplichting om de kennis van die heerlijke historie onder ons levendig te houden, en aan onze kinderen en kindskinderen in te prenten. Wie dat nalaat en verzuimt, hoort in onzen kring niet thuis. Vandaar dat 't »wien Neerlandsch bloed« geen vat op ons hart had, en 't wel een triomf van onfr'-hatbarc waardij voor ons mag heeten, dat t Wilhelmus van Nassauen met zijn rijken historischen schat, niet enkel onder ons, maar onder heel ons volk, weer is opgeleefd.

Kinderen als de onze, die van der jeugd af inleven in de historie van het Oud en van 't Nieuw verbond, en daarom met al de sympathie van hun hart inleven in wat God voor oaze eigen vaderen is geweest, ze dragen zulk een kostelijke erfenis mee 't leven in. Het jongere geslacht, dat buiten dit alles bleef, wandelt zoo ledig in hoofd en hart langs 's levens paden. Dat wij in onze gezinnen dezen schat'bezitten, hanteeren, en als erfenis overleveren mogen aan de komende geslachten, is een zegen, waar we onzen God niet genoeg voor danken kunnen. Niet genoeg kan er daarom op worden aangedrongen, dat ook onder de armere gezinnen die heerlijke schat niet zoek rake. Van de Bewaarschool af moet er op toegezien, dat deze zoo rijke kennis voor ons en voor onze kinderen niet te loor ga, en bovenal moet 'tkinderhdrt van vroeg af verwarmd worden, opdat 't versta en voele, wat God in deze indrukwekkende historie nu nog voor ons zijn wil, en hoe 't geheel ons leven kan en moet bezielen.

Doch dan blijve het ook niet bij de historie, maar vinde 't zijn toepassing ook op ons eigen persoonlijk leven. Ook in dat persoonlijk leven toch stuit ge telkens op dezelfde tegenstelling. Van den éénen kant lieden, die van der jeugd af allerlei doorleefd en ondergaan hebben, en er, toen 't gebeurde, ook wel door geroerd zijn, maar die 't sinds dien tijd allengs geheel vergaten, en voor wie er geen enkele verrijking van hun hart door achter bleef. En daartegenover die anderen, voor wie wat in hun leven voorviel, een duurzaam beeld achterliet, dat telkens weer voor hen opdoemt, en telkens door de herinnering weer voor hen opleeft, om hun geloofsstand te sterken.

In lief en in leed kan dat zijn. Krankheid van ernstigen aard kan 't leven verschrikt hebben, en toen er op het schier hartstochtelijk gebed redding volgde, is er ook een oogenblik van o, zoo warme, innige dankbaarheid doorleefd. Oogenblikken, waarin men zich niet kan voorstellen, dat men ooit weer van de paden zijns Gods zou afdolen. En toch, ontmoet nu tienduizenden dierzelfde geredden, en telkens doet 't u zoo koud aan, zooals schier elke indruk van hun krankheid en van hun redding te loor ging. Men heeft een dierbaar pand uit zijn huis moeten verliezen, en scheen in zijn smart en rouw bijna geen vertroosting te kunnen indrinken, zooals dat heengaan van wie ons zoo dierbaar was, ons diep ontroerd had, en toch, na een jaar en meer, ontvangt ge soms den indruk, alsof wat toen zoo diep ontroerde, geen vat meer op 't hart heeft. Zoo is 't met leed en droefenisse, en niet anders is 't met een zeldzaam aan ons ten deel gevallen geluk, met iets dat verrassende vreugde bood en ons 't hart van blijdschap tintelen deed. Op 't oogenblik sterke aangrijping. Haast geen woorden kunnen vinden om zijn dank voor zijn God uit te spreken. Geroerd en overgelukkig zijn. En toch soms reeds een jaar daarna er nauwelijks meer aan denken. Altoos weer 't hervatten in 't hart dat ontbreekt!

Ja, sterker nog. Datzelfde vergeten, en datzelfde er over heenglijden, komt helaas maar al te dikwijls ook voorin ons ^É-^j^é-Z^'/é leven. Genade Gods die ons op 't oogenblik ontroerde en ons psalmen in den nacht deed zingen, en toch straks die geestelijke inwerking geheel uitgesleten. Of ook, er was een uitglijden in zonde, die ons op de knieën bracht en voor God deed kermen, zoodat heel onze ziel er'onder verscheurd was, en toch eer, een jaar om was, schier gedachteloos in dezelfde zonde terugvallen. En dit alles door niet anders, dan door die telkens weerkeerende oppervlakkigheid.

Wel indrukken ontvangen, o, zeer zeker, maar straks weer afgeleid en 't hoofd met heel andere gedachten vervuld. En dit alles, omdat we 't hart er buiten lieten. Wat faalde was, dat 't ons alles wel door 't hoofd ging, maar dat we dit ééne groote verzuimden, om 't alles keer op keer te hervatten in ons hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„In uw hart hervatten”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's