GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zal men ballen, en niet weder opstaan.”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zal men ballen, en niet weder opstaan.”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeg wijders tot hen: oo zegt de HEERE: al men vallen, en niet weder opstaan? Zal men afkeeren en niet wederkeeren? Jeremia 8:4.

Simeon profeteerde het in den Tempel te Jeruzalem, - dat het heilig Kindeke, uit Maria geboren, gezet zou worden tot een val en opstanding.

In die twee aangrijpende gedachten van val en opstanding ligt dan ook het kort begrip der historie voor alle kinderen Gods, voor wie zich de zaligheid van het Vaderhuis daairboven

ontsluit. Die twee: val en opstanding^ ze staan op heel ons menschelijk leven afgedrukt als de twee machtige motieven, die zelfs het leven van volkeren en natiën beheerschen. Hoe diep was ook ons volk niet in de 16e eeuw onder Al va en in de 19e eeuw onder Napoleon gevallen, en beide malen was het een weeropstanding., die redding en weeropleving, ja verhooging van leven bracht.

En gelijk het onder de volken in het nationale leven toeging, evenzoo was het in het particuliere leven van den enkele. Ook hier schier bij allen w/in zonde, maar bij wie Christus aangreep, straks weer opstanding en het ingaan

in hooger geestelijk leven. Tegenover den val in het Paradijs staat de Opstanding in Immanuel. En het pijnlijke is maar dat wel de val allen neertrok en doodelijk drukte, doch dat de opstanding slleea het deel der geroepenen ten leven is, die uit hun inzinking zich mogen opheffen door het geloof.

Dat nu Christus door Simeon gehuldigd werd als de z'al en opstanding beiden, ziet op het eindresultaat. Uit den val in het Paradijs is opstanding mogelijk, omdat die val nog geen afgesloten eindbeslissing bracht. Van dien val in Eden's hof bleef nog weder-opstanding mogelijk. Maar heel anders wordt 't, als de gevallene den vrede dien Immanuel hem komt brengen, afwijst, en zelfs tegenover den Christus volhardt in zijn afkeering. Dan toch wordt juist door Christus zijn val voleind. Wie tegen Immanuel zich verhardt, is de onredbare prooi van het verderf geworden. De val in 't Paradijs ligt voor onzer aller rekening. Wie nu op Jezus roepstem uit dien eersten val opstaat, herwint 't leven, en ziet zelfs een nog rijker leven, dan in Eden opgloorde, zich toebeschikt. Maar dan ook wie tegenover Jezus in zijn val volhardt, diens val wordt verdiept tot in de bangste zelfvernietiging. Voor dien is er geen opstanding meer, en prooi van dien val te zijn, blijft zijn eeuwig lot.

Ligt zoo nu de drievoudige grondgedachte, die Eden, Golgotha en de Voleinding saamverbindt, zoo loopt daartusschenin en daarlangs de historie van het persoonlijke zielsleven. De val van Eden herhaalt ïich in het persoonhjk leven. Soms op machtige en geweldige wijs, veelal meer in het klein van het ordinaire leven. Zie het eerst aan David. Geen geloofsheld treedt in de H. Schrift naar voren, die rijker van de mysteriën der geloofsgemeenschap met den levenden Gods heeft uitgezongen, maar ook geen heilige wordt ons in het Oude Testament geteekend, die dieper viel. Besmeur toch bij het lezen van Davids historie het heilige nooit, door ook maar eenigermate Davids diepen val te willen verbloemen. Niet diep en ernstig genoeg kunnen we gruwen van wat de Schrift aan David ten laste legt. Er is schier geen demonischer stuk denkbaar. Zoo schandelijke echtbreuk en zoo eervergeten moord van een Koning op zijn veldheer. Er valt hier niets te verontschuldigen. Het was of Satan in zijn persoon zich van Davids zinnelijk-wilden geest had meester gemaakt.

Merk er dan ook op, hoe de Schrift hier zelve dezen val van David, in alle geuren en kleuren, naar voren schuift. Thans zou men zulk een val, van welken vorst ook, verbergen en bemantelen, en de stukken die er van verhaalden, in de donkerheid van 't archief verstoppen. Maar zoo doet God in zijn Woord niet. Zoo zwart als Davids ziel zich in Bathseba's historie verdonkerde, zoo volle donker ligt ze nog op de heilige bladzijde voor ons. David viel zoo nameloos diep. Maar, en dit is nu het roerende, lees in verband daarmee nu Psalm 51 en ge voelt de geschokte en gewonde ziel van David tegen zijn val inworstelen. Hij verbloemt niets, hij bedekt niets, hij aarzelt geen oogenblik, en heeft straks vanzelf 't roerend woord gevonden om 't alles klaar en open voor zijn God te belijden. David viel dieper dan wij 't voor mogelijk hadden geacht, maar terstond na zijn val worstelt hij tegen zijn gruwelijke zonde in, en David staat onder .'t: sOntzondig mij met hysop* weer op.

Met Petrus is 't evenzoo.

Plaats Petrus naast Judas, en voor Judas is geen plaats in 't leven meer. Judas maakt in een zielswroeging die niet te doorstaan was, een eind aan zijn leven. Nu viel Petrus ook diep. Niet als Judas, maar 't was toch ook bij hem verloochening van zijn Heiland. Ook Petrus val, een val tot driemalen toe, een val na zoo ernstig gewaarschuwd te zijn, was groot. Doch ook hier komt als terstond na den val de opstanding. Zoo heeft zijn oog het oog van Jezus niet ontmoet, of er staat, dat Petrus bitterlijk weende. In die diep uit zijn ziel opgewelde tranen was zijn opstanding.

En niet anders mag het in ons eigen leven zijn; 't moet ook bij ons altoos opstanding onmiddellijk na den rml zijn, in 't klein en in 't groot.

Waar bij u de val uit opkomt, maakt geen onderscheid. Het kan uit hebzucht, uit zinnelust, uit hoogmoed, uit gemis aan liefde zijn. Maar elk ingaan tegen wat ge weet dat plicht en roeping was, is ook voor u een val. En ook bij ons hangt zulk een val gemeenlijk met ons karakter saam. Vandaar de jammerlijke repetitie, het ellendige zich telkens herhalen van eenzelfde soort zonde. Een boezemzonde noemt men dit dan, als wie bij u is 't niet zoo aanstonds merkt. Maar zelf weet ge 't zeer wel. Weer de oude zonde, die u zoo telkens verlokte, en juist in die zich gedurig vernieuwende zonde voelt ge zelf uw val.

Doch nu is hier evenals in het uitwendige leven val van velerlei soort.

Een kreupele kan vallen, die weet dat hij toch niet zelf kan opstaan. Zulk een blijft dan liggen, en wacht of er iemand komt, die hem weer opbeurt. Een jong wicht dat pas het loopen leert, kan vallen, en blijft evenzoo hulpeloos liggen. Staan en gaan is nog zijn doen niet Zoo ziet ge 't ook aan den dronkaard, die neerslaat, en zich niet oprichten kan. Ook hij blijft liggen in zijn schande.

Maar wie gezond van hjf en leden is, doet zoo niet. Ook zulk een kan wel door een aan-"stoot op den weg of door een mistred vallen Maar zoo viel hij niet, of zijn eerste pogen is om weer overeind te komen. Wie in dien zin valt, richt zich zonder een oogenblik te aarzelen weer op, en al voelt hij de napijnen nog, weer vervolgt hij zijn weg.

En zoo nu ook is het in onzen geestelijken staat voor God.

Helaas, maar al te velen zijn er, die keer op keer telkens vallen, en wel voelen dat 't zoo niet zijn moest, maar die er in berusten, die er nauwelijks even in de conscientie tegen zouden strijden, en er zich als op voorbereiden om zoo straks weer in de oude zonde mee te gaan.

Zoo nu was 't ook bij Israel in zijn afval van God, en daarom is 't dat de profeet, in den naam des Heeren, zoo heftig en niets sparend tegen Israel toornt.

Het woord van zijn toom trekt zich saam in deze ééne levensvraag: Zoo zegt de Heere: Zal men vallen en niet weder opstaan {'

Dringe die snijdende vraag dan ook bij een iegelijk onzer tot in het merg van ons zielsleven door.

Is er bij u telkens terugkeerénde val in 't kleine, breek er dan aanstonds in uw gebed tot uw God mee. Voel dat 't een val voor u is, en sta op uit uw boezemzonde en overwin den Booze in uw hart.

Of is er, erger nog, een schier doodelijkc zonde waaraan ge verslaafd zijt geraakt, rust dan niet, eer ge met heel uw zielsbestaan in Psalm SI zijt ingeleefd. Voel hoe gansch melaatsch ge zijt, en sta op, en neem uw toevlucht tot Hem die alleen u ontzondigen kan.

Doe de doodende zonde van u, roep uw God om ontferming aan, en leef.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Zal men ballen, en niet weder opstaan.”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's